Buitenland

Kaasschaaf blijft favoriet bij ontbreken visie op Europese defensie

Bezuinigen met de ogen dicht

Door mr. S. de Jong
GRONINGEN – Ieder Europees land dat de defensiebegroting onder druk zet, moet goed beseffen dat nationale belangen in breder verband zijn ingebed. Snijden in de uitgaven houdt meer in dan slechts een paar investeringen uitstellen. Beleidsmakers zouden verder moeten kijken dan de kaasschaaf. Nu bestaat in de meeste landen ook wel genegenheid daartoe, alleen weten de politici niet in welke richting ze moeten kijken.

Ook in ons land is het zicht op de toekomst schemerig. Het Centrum voor Europese veiligheidsstudies van de Universiteit Groningen organiseerde gisteren een debat over de “Toekomst van het Nederlandse defensiebeleid”. Directe aanleiding is de aangekondigde verschijning, begin januari 1999, van de defensienota. Het coalitieakkoord voorziet voor de komende periode in bezuinigingen van 375 miljoen gulden per jaar. Op de defensiebegroting van 13,8 miljard is dat een forse aanslag, wat opnieuw tot bezinning op de uitgangspunten van de Nederlandse strijdkrachten noodzaakt.

„Het absorptievermogen van de defensieorganisatie wordt danig op de proef gesteld”, zo luidde ex-chef-defensiestaf Arie van der Vlis de bekende alarmklok. „Er zijn heldere richtlijnen nodig, zeker nu de gedachte heerst dat collectieve verdediging op de schop gaat. De middelen die de Nederlandse krijgsmacht zo langzamerhand heeft, zijn kwalitatief uitstekend geschikt voor taakstellingen binnen de NAVO. Maar we maken er in Nederland een potje van. Bij iedere prioriteitennota gaan we direct bezuinigen”.

Brede waaier
Om daarin ditmaal verbetering te brengen, benadrukte directer Peter Volten van het centrum de noodzaak van een breed publiek debat vooraf. „De uiteindelijke keuzes berusten uiteraard bij de politiek, maar we kunnen nu al proberen tot antwoorden op moeilijke vragen te komen”. Volgens prof. Volten is het belangrijk de discussie vooral niet tot Nederland beperkt te houden. Want de door hem gesignaleerde „hernationalisatie van het defensiebeleid ondermijnt de kracht van de NAVO en verspilt belastinggelden”. De sleutel in de discussie zou daarom in „internationalisatie van de veiligheid” liggen.

Van een gezamenlijk Europees veiligheidsbeleid is echter volstrekt geen sprake. Op dit terrein heersen zo veel gezichtspunten als er organisaties zijn, maakte Willem van Eekelen duidelijk. „Ik geloof niet in welke organisatie ook die een andere vraagt iets te doen. Zal de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) –waarin Rusland zit– ooit de NAVO iets vragen? Vraagstukken van militaire aard zijn relatief eenvoudig, maar het probleem draagt een politiek karakter, namelijk hoe we het in Europa eens moeten worden”, aldus de VVD-senator.

Natuurlijk is er de NAVO. Maar dit bondgenootschap is een organisatie in verandering, die bovendien bestaat bij de gratie van Amerikaanse betrokkenheid. Daarnaast wijst Van Eekelen erop dat de nieuwe leden –Polen, Tsjechië en Hongarije– lid van de 'oude' NAVO willen worden. En dat is een alliantie die op verdediging van het grondgebied van de lidstaten is gericht. In weerwil van deze opvatting verandert de NAVO van collectieve verdedigingsorganisatie in organisatie die zich met een brede waaier defensietaken bezighoudt.

Op dit vlak liggen meer vragen dan antwoorden. „Om tot een Europees stelsel van gezamenlijke veiligheid te komen, is een nieuw concept nodig. Maar ik verwacht niet dat de NAVO in staat is met betekenisvol aangepaste documenten te komen” luidt de pessimistische inschatting van Clingendael-onderzoeker Rob de Wijk. „Het strategisch concept van 1991 is niet langer toereikend. Daarin worden geen harde keuzes gemaakt. Nog steeds geldt de militaire capaciteit van de Sowjet-Unie, die kort daarna ineenstortte, als belangrijkste factor. Toch moeten we eindelijk eens af van het te verwachten Grote Conflict. Hoe je het wendt of keert, artikel 5 –collectieve verdediging– is niet bikkelhard”.

„Na 'Joegoslavië' is verder het optreden buiten bondgenootschappelijk grondgebied urgent geworden”, vervolgt De Wijk. „Beperkte bedreigingen zullen een voortdurende test voor eenheid binnen de NAVO zijn. Voor de komende richtlijnen voor het Nederlandse leger heeft dit enorme gevolgen”. Om in toenemende mate acties buiten het eigen grondgebied te kunnen uitvoeren zou omvorming van delen ervan tot een soort expeditiemacht nodig zijn.

Marginalisering
Prof. Maarten Brands, werkzaam bij het Duitslandinstituut van de Universiteit van Amsterdam, trok na een aantal deskundigen te hebben beluisterd, een harde conclusie. „Als één ding duidelijk is, dan is het dat wij volstrekt geen antwoord hebben op de vraag welke defensie wij nodig hebben, en tegen welke bedreigingen wij die moeten gebruiken. Geen wonder dat de steun van het publiek voor defensie verkruimelt. Tussen de zachtheid van de Nederlandse samenleving en de hardheid van militaire acties bestaat een bijna onoverbrugbare kloof”. Afgezien dan van vredesmissies, die volgens Brands nog op bijval kunnen blijven rekenen vanwege „ons gevoel voortdurend nuttig te moeten zijn voor de hele wereld”.

„In Nederland heerst gebrek aan gevoel voor urgentie als het op veiligheidszaken aankomt. Veiligheid is voor ons lucht. Het is er gewoon. Het defensiebeleid wordt gedreven door snoeien in de begroting. Je kunt beter spreken van defensiesnoeibeleid”, bekritiseerde Brands de prioriteit die in dit land defensiezaken genieten. Maar deels ook heeft het leger de marginalisering aan zichzelf te wijten. „Door de behoefte aan bescherming tegen de publieke opinie vervreemdt het leger van de samenleving. Bij iedere poging misstanden aan de kaak te stellen krijgt de boodschapper van het slechte nieuws de schuld. Er bestaat weinig reden te hopen dat de les van 'Srebrenica' is geleerd”.

Ook de Leidse hoogleraar internationale relaties Bart Tromp waarschuwde nog eens waartoe het gebrek aan visie kan leiden: „De basis voor een krijgsmacht kan niet gelegen zijn in de enkele opvatting 'als er eens iets gebeurt, dan hebben we er een'. Ik vrees in dat geval een geleidelijke erosie van onze defensie-inspanningen. En die zal ongetwijfeld doorgaan”.