Buitenland

Vertrek van Algerijnse president lijkt vooral werk van legertop

„Militairen zetten sinds '62 de toon”

Door mr. R. A. C. Donk
ALGIERS – Geen enkel Algerijns staatshoofd verliet ooit vrijwillig voortijdig het politieke toneel. Boudiaf werd vermoord en Boumediène stierf een natuurlijke dood. Ben Bella, Benjedid en Ali Kafi kregen hun 'ontslag' van de legerleiding. Des te opmerkelijker is de aankondiging van Liamine Zéroual dat de Algerijnen een jaar eerder naar de stembus mogen om een nieuwe president te kiezen.

„Het is tijd om recht te doen aan het in de democratie zo belangrijke principe van machtswisseling”, zo verduidelijkte Zéroual zijn beslissing om eind juni volgend jaar op te stappen. Stafchef Lamari deed nog een extra duit in het propagandazakje. Hij merkte op dat de geplande vervroegde uittreding een bewijs voor de „vaderlandslievendheid van het staatshoofd” vormt.

Hoewel niemand deze argumenten serieus neemt, blijven de werkelijke beweegredenen van de Algerijnse president vooralsnog in nevelen gehuld. Wel heeft de aankondiging een golf van speculaties en kritiek op gang gebracht. Het mandaat van Zéroual loopt officieel pas in 2000 af. Waarom zou het staatshoofd zijn ambtstermijn niet gewoon volmaken?

Geruchtmakende affaires
Volgens de Zwitserse krant “Neue Zürcher Zeitung” heeft de opmerkelijke stap van Zéroual alles te maken met een serie geruchtmakende affaires die de afgelopen dagen in Algerije openbaar zijn gekomen.

Afgelopen zondag trad minister van justitie Mohamed Adami af. Advocaten hadden hem van seksuele relaties met gevangenen beschuldigd. Volgens de krant “el Watan” dwong de bewindsman een gevangenisdirecteur om vrouwelijke criminelen op wie hij een oogje had, voortijdig vrij te laten. Bovendien zou Adami verantwoordelijk zijn voor de dood van 32 gedetineerden die stikten tijdens een transport waartoe hij opdracht had gegeven.

Twee dagen later stapte minister van staat Mohamed Betchine op. Hij werd ervan beticht de –inmiddels in ballingschap levende– Algerijnse wetenschapper Ali Bensaâd op valse gronden ter dood te hebben laten veroordelen. Bensaâd kreeg op 7 juli bij verstek de doodstraf wegens meervoudige moord en lidmaatschap van een terroristische organisatie.

Twee Algerijnse kranten publiceerden daarop een open brief van Bensaâd waarin hij de aantijgingen weerlegt. Op het tijdstip van de ten laste gelegde aanslagen was de geleerde in het buitenland, zodat hij ze feitelijk niet kon hebben gepleegd. Wel had hij het in 1995 gewaagd om Betchine tijdens een openbare verkiezingsbijeenkomst openlijk te bekritiseren. De minister begon daarop een felle hetze tegen de professor, die uiteindelijk tot zijn veroordeling leidde.

De protesten in binnen- en buitenland –vooral naar aanleiding van onthullende publicaties in de Algerijnse media– waren zo fel, dat de minister van justitie zich genoodzaakt zag het hooggerechtshof in te schakelen. Het hof heeft inmiddels de gewraakte uitspraak vernietigd en de zaak naar een andere rechtbank verwezen.

Sympathie gekost
Zowel Adami als Betchine gold als naaste medewerker en vertrouweling van Zéroual. Als zodanig is hun wangedrag zeker niet aan het staatshoofd voorbijgegaan. Politieke waarnemers suggereren dan ook dat het klaarblijkelijke onvermogen –en waarschijnlijk ook de onwil– om orde op zaken in het kabinet te stellen de president de sympathie van de legerleiding heeft gekost.

In een land waar de militaire top alle touwtjes in handen heeft, is de steun van de generaals een absolute voorwaarde voor het politieke voortbestaan van de president. Krampachtig probeert het leger de schijn van democratie en rechtsstaat op te houden. Berichten over corruptie en machtsmisbruik van bewindslieden passen uiteraard niet in deze façade en evenmin een staatshoofd dat niet bij machte blijkt –of niet van plan is– de politieke Augiasstal uit te vegen. „In deze situatie was Zéroual bijna gedwongen de handdoek in de ring te werpen”, aldus een commentator in de “Neue Zürcher Zeitung”.

Algerijnse kranten hebben intussen de tol voor hun onthullingen moeten betalen. De drukkerijen –die in handen van de staat zijn– legden vier van de belangrijkste bladen afgelopen zaterdag een drukverbod op. Volgens hen heeft het viertal nog schulden wegens papierkosten openstaan. De kranten zeggen in een gezamenlijke verklaring echter dat de regering met het drukverbod reageert op de publicaties over corruptie en machtsmisbruik aan de top van het land. Vier andere toonaangevende dagbladen hebben uit solidariteit besloten tot nader order ook niet te verschijnen. Overigens handhaven zij wel hun Internet-edities.

Weinig vertrouwen
In Algerije zelf is gelaten op de aankondiging van president Zéroual gereageerd. De bevolking, murw gebeukt door jaren van bloedige terreur door moslimfundamentalisten, heeft bedroevend weinig vertrouwen meer in de Algerijnse politiek. Bij de vorig jaar gehouden parlementsverkiezingen –door velen als een politieke klucht beschouwd– bracht nog geen tweederde van de burgers zijn stem uit. In de hoofdstad Algiers was de opkomst zelfs maar 43 procent.

„Een machtswisseling op presidentieel niveau lost toch niets op”, legt Hamid Naït Youcef uit. Volgens de Algerijnse commentator voor het Franstalige dagblad “La Tribune” ligt het voornaamste probleem bij de overheersende rol die de militairen in de politiek spelen. „De politieke crisis die na de aankondiging van Liamine Zéroual is losgebarsten, is niet in 1998, maar minstens vijftig jaar eerder begonnen. De oorzaak ligt in het primaat van het leger boven de politiek, zoals dat in de grondwet is verwoord. Dat is een kluif waarop de opeenvolgende regeringen tot nu toe steeds hun tanden hebben stukgebeten”.

Scheiding der machten
Voor een staat die net haar onafhankelijkheid heeft bevochten, is het tot op zekere hoogte acceptabel dat het leger eerst orde op zaken stelt voordat een burgerregering aan de slag kan, aldus Youcef. „Maar in deze tijd is een dergelijke machtsverhouding niet langer acceptabel. Zeker niet voor een regime dat zich op democratisering laat voorstaan en in de vaart der volken mee wil drijven. Desondanks heeft militaire muziek sinds 1962 in Algerije de toon gezet”.

Een belangrijke voorwaarde voor een gezond politiek bestel in het Noord-Afrikaanse land is volgens de commentator een strikte scheiding der machten. Volgens de aloude leer van Montesquieu moeten wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht onafhankelijk van elkaar opereren, maar intussen wel door wederzijdse controle de machtsbalans in evenwicht houden. „Pas dan kunnen we het achterhaalde –bijna feodale– systeem van regeren op basis van vriendjespolitiek en despotisme de rug toekeren”.