Buitenland

Schots brein achter buitenlandse berechting optimistischer dan ooit

„Zestig procent kans op Lockerbie-proces”

Door E. van Vlastuin
EDINBURGH –„De kans dat het Lockerbie-proces daadwerkelijk wordt gehouden, schat ik op 60 procent”. Prof. Robert Black blaast over een van de antieke banden met Schotse rechterlijke uitspraken, en veroorzaakt een stofwolk. „Ik ben nu in elk geval optimistischer dan ik ooit was sinds ik in 1993 voorstelde de twee Libische verdachten in een neutraal land te berechten”.

De hoogleraar in Schots recht aan de Universiteit van Edinburgh excuseert zich voor de rommel op zijn werkkamer. Net terug uit het buitenland en veel werk met 'Lockerbie'. De tafel is bezaaid met boeken, dossiers, ongeopende poststukken en een veelgebruikte asbak. Aan de kapstok hangen toga en grijze pruik. „Traditioneel, maar erg oncomfortabel”.

In oktober 1993 werd prof. Black door de Libische regering gevraagd informatie te verschaffen over het Schots strafrecht. De regering had een bijeenkomst belegd over de eventuele uitlevering en berechting van de twee Libische verdachten van de bomaanslag in het PanAm-vliegtuig boven het Schotse Lockerbie, waarbij 270 mensen om het leven kwamen. „De Libische regering wilde onafhankelijke informatie. Ik ben op dat verzoek ingegaan”.

Tijdens die ontmoeting was er alleen nog maar sprake van een berechting in Schotland zelf. „Een van de groepen op die bijeenkomst was het International Legal Defence Team, waarin advocaten uit allerlei landen zitten die de twee verdachten verdedigen. Deze groep adviseerde de regering toen de verdachten niet uit te leveren voor een rechtszaak in Schotland. Het probleem zat in de neutraliteit. Wij werken hier in strafzaken met een jury van vijftien mensen, die van de straat worden geplukt. Lockerbie had in dit land natuurlijk al ontzettend veel publiciteit gegeven. Men dacht dat ze door die aandacht zouden zijn beïnvloed”, zegt prof. Robert Black.

Den Haag
Na die officiële bijeenkomst was Blacks taak eigenlijk voorbij. „Maar toch ging ik met een ongemakkelijk gevoel naar huis. Was er nu geen manier om deze problemen op te lossen? Toen heb ik mijn voorstel gedaan. De zaak zou kunnen worden gehouden in een neutraal land, onder Schots recht, maar door een internationale groep van vijf rechters met een Schotse voorzitter. Ik suggereerde toen gelijk Den Haag, omdat daar ook het Internationaal Gerechtshof zit en ook het Joegoslavië-tribunaal is gezeteld. Maar het had ook elke andere willekeurige stad kunnen zijn”.

Prof. Black stuurde in januari 1994 zijn voorstel rond en het werd onmiddellijk geaccepteerd. De Schotse hoogleraar toont met een grimas de Arabische brief van dr. Ibrahim Legwell, de hoofdadvocaat van de verdachten. Aan de keerzijde van het papier staat de Engelse vertaling. „Nog dit voorjaar zei Legwell mij dat het belangrijk was dat het een internationaal panel van rechters was, waarin verscheidene culturen zouden zijn vertegenwoordigd. Volgens mij had hij in zijn achterhoofd dat er ook een Arabische rechter zitting zou nemen. Ook de Libische regering stemde in met mijn voorstel”.

Het probleem zat nu nog bij de Britse en de Amerikaanse regering. Omdat de meerderheid van de slachtoffers van de luchtramp in Amerika woonde, was de regering in Washington steeds bij de kwestie betrokken. „Beide regeringen zeiden echter dat het onmogelijk en onwenselijk was en Lord Hardie, de openbare aanklager in Schotland, gebruikte zelfs het woord „nonsens”. In januari van dit jaar schreef Hardie nog een artikel waarin hij zijn afwijzende standpunt herhaalde. Die posities veranderden eigenlijk weinig tot een kleine twee weken geleden”.

Black noemt de verandering een „U-bocht”, die werd ingeluid tijdens een ontmoeting van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid in juni in Burkina Faso. „Deze landen vonden dat Libië voldoende compromisbereid was geweest door mijn voorstel te aanvaarden. Nu de VS en Groot-Brittannië geen compromis wilden sluiten, wilden deze Afrikaanse landen niet langer meewerken aan de isolatie van Libië. Vanaf september zouden ze die niet meer respecteren. De Beweging van niet-gebonden landen, die vorige week in Durban vergaderde, dreigde hetzelfde te gaan doen. Maar die sancties waren voor de VS en Brittannië dé manier om Libië onder druk te zetten. Nu dit scenario dreigde te worden verstoord, besloot men radicaal op de schreden terug te keren en terug te gaan naar mijn voorstel”.

Black verheft zijn stem en vervolgt: „Dat is natuurlijk geen probleem, maar waarom moest dat meer dan vier jaar duren? Dat vraagt de hele wereld zich nu natuurlijk af”, zegt de hoogleraar duidelijk geïrriteerd.

Het eerste signaal dat er iets was veranderd was een brief van de VN-ambassadeurs van het Verenigd Koninkrijk en de VS aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, van vorige week maandag, 24 augustus. Black leest de passages voor waaruit blijkt dat de beide landen bereid zijn tot berechting in een neutraal land en prijst zich gelukkig dat hij uiteindelijk gelijk kreeg.

Aderlating
De Schotse hoogleraar geeft toe dat zijn voorstel niet compleet wordt overgenomen. „Mijn voorstel was een internationaal panel onder een Schotse voorzitter. Het plan is nu om alleen Schotse rechters te gebruiken. Misschien verwachtte men dat het voorstel niet zou worden geaccepteerd en deed men het daarom. Het argument om geen internationale rechters te gebruiken is in elk geval een beetje zwak. Buitenlandse rechters zouden niet voldoende op de hoogte zijn van het Schotse recht. Dat is zo en daarom stelde ik een Schotse voorzitter voor. Rechters zijn er echter niet alleen om de wet toe te passen, maar vooral ook om bewijs te toetsen. Dat kunnen internationale rechters heel goed. Daarnaast heeft een volledig team van vier Schotse rechters natuurlijk enorme praktische consequenties. Wij hebben slechts 26 rechters in ons Supreme Court. Als er dan vier voor langere tijd verdwijnen, is dat een behoorlijke aderlating”.

Het voorstel van de Britse en Amerikaanse regeringen mag dan door de Libische overheid zijn aanvaard, de advocaten van de verdachten hebben nog geen reactie gegeven. Black: „Het International Legal Defence Team vergadert vandaag en morgen. Ik heb signalen dat ze het voorstel zullen accepteren. De Libische regering hoopt natuurlijk dat de sancties kunnen worden opgeheven en dat er eindelijk een economische ontwikkeling kan plaatsvinden. Daarom is er wel wat druk op Legwell om het te aanvaarden”.

Ooggetuige
Prof. Robert Black weet als geen ander hoe groot de verschillen tussen Engels recht en Schots recht zijn. Bij de parlementaire unie van Engeland en Schotland in 1707 bleven beide landen hun eigen wetgeving houden. „Het Schotse recht is veel sterker door het Romeinse recht beïnvloed dan het Engelse. In het strafrecht hebben we bijvoorbeeld heel strakke regels voor bewijs. Voor cruciale zaken is meer dan één bron nodig. Zelfs als een ooggetuige een terrorist een bom zag plaatsen, moet je nog aanvullend bewijs hebben, zoals vingerafdrukken. In het Engelse recht is dat niet zo strikt.

Een ander punt is dat het Schotse recht niet alleen schuldig en onschuldig kan verklaren, maar ook niet-bewezen (not proven). Als een rechter niet bevredigd is door het bewijs maar de verdachte ook niet als onschuldig wil wegsturen, neemt hij de tussenweg. In de praktijk betekent dit misschien dat men in Schotland gemakkelijker wegkomt dan in Engeland. Om dit te compenseren kan het vonnis van de rechter door een enkelvoudige meerderheid van de jury worden veranderd. De aanklager hoeft in zo'n geval dus alleen maar acht burgers te overtuigen”, zegt prof. Robert Black.