Buitenland

„Alleen interventie NAVO stopt etnische zuiveringen in Kosovo”

Welk slachtoffer praat met z'n wurger?

Door drs. B. Belder
FLENSBURG – Hoe kun je het slachtoffer van een wurgpoging dwingen in gesprek te gaan met zijn belager? Die beeldende vergelijking maakt dr. Stefan Troebst, kenner van de Balkan en expert voor het Kosovo-vraagstuk, met de wens/eis van de internationale gemeenschap aan de Albanezen (slachtoffers) en Serviërs (belagers) om „de dialoog” te hervatten.

Het vroegere lid van langdurige missies van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar het voormalige Joegoslavië en de vroegere Sowjet-Unie ziet eigenlijk maar één reële optie voor de acute crisis op het Merelveld (Kosovo polje): „Militaire interventie is op het ogenblik in feite het enige middel om de voltrekking van de etnische zuiveringen te stoppen. Alle andere schieten tekort”.

In het bijzonder stoot Troebst zich aan het dikwijls klakkeloos herhaalde internationale vermaan dat Albanezen en Serviërs om de tafel dienen te gaan zitten. „Dat lijkt mij tamelijk grotesk. Je roept dan tegen iemand die net bezig is een ander te wurgen: Ophouden! Ga liever met elkaar aan tafel zitten”. Ik vraag mij echter in allen gemoede af: Waarom ter wereld moeten de Albanezen uit Kosovo met Milosevic gaan onderhandelen?

De enige plausibele reden kan de beëindiging van het huidige bloedbad zijn. Voor de Albanese partij is het sowieso onaantrekkelijk om uitgerekend met Milosevic om tafel te gaan zitten. Dat zou anders liggen met een democratisch gekozen regering in Belgrado... Van een samenspraak tussen Milosevic en de Albanezen verwacht ik geen doorbraak in de impasse rond Kosovo”.

Pessimisme overheerst? „Nee, dat ook weer niet. Kijk, de opstelling van de internationale statengemeenschap is totaal onberekenbaar, onlogisch. De beleidsmakers hebben de keuze uit vier tot zes scenario's. Uit ervaring weten wij dat zij altijd de neiging hebben het aangenaamste scenario als het waarschijnlijkste te beschouwen. Daar stemmen zij hun politieke beleid dan op af”.

In de Kosovo-crisis is die keuzevrijheid evenwel een gepasseerd station, oordeelt onze zegsman. „De aangenamere scenario's zijn inmiddels door de werkelijkheid achterhaald. Wat zich vandaag voor onze ogen afspeelt in Kosovo, is welhaast het ergste scenario. Satellieten en elektronische media stellen ons immers in staat de ontwikkelingen in Kosovo van nabij te volgen. Dat kunnen politici niet wegpraten”.

Reactie militairen
Troebst sluit niet uit dat de NAVO tot actief ingrijpen overgaat in Kosovo. De geloofwaardigheid van het bondgenootschap is immers in het geding. Wellicht hét motief om bepaalde ernstige bedenkingen bij zo'n grote militaire operatie toch ter zijde te schuiven. „In de NAVO-optiek heet het dan: Volledige etnische zuiveringen in Kosovo zijn voor ons ontoelaatbaar. Het enige middel dat ons daartegen ter beschikking staat, is militaire actie”.

De Duitse analist voegt daar meteen een zeer kritische noot aan toe: „Het klinkt ietwat wonderlijk dat de NAVO nú pas met de voorbereiding van zo'n interventie begint. Normaal gesproken liggen die plannen kant-en-klaar gereed in je bureaulade”.

Eenzelfde kanttekening plaatst hij ook bij de reactie van de militaire kant. „We zien opnieuw dat de militairen zo hun bedenkingen hebben. Zie de Duitse inspecteur-generaal Naumann. Ze zeggen onder andere: Wij willen een helder mandaat hebben, inclusief een beschrijving van het politieke einddoel van onze actie. Gegeven de toestand in Kosovo acht ik die opstelling nogal wereldvreemd”.

De schrijver van diverse boeken en artikelen over het onopgeloste Albanese nationale vraagstuk van onze eeuw licht zijn striemende woorden plastisch toe: „Als een zwaargewonde op de operatietafel ligt, delibereren chirurgen ook niet over het materiaal van een kunstbeen of kunstarm. Ze nemen dan gewoon wat voorhanden is. Hetzelfde geldt voor onze militairen. Laten zij eerst een einde maken aan de moordpartij in Kosovo. Hoe de definitieve politieke regeling van het Kosovo-vraagstuk er op een dag uitziet, daarover hoeven we ons vandaag de dag niet het hoofd te breken”.

VN-protectoraat
Troebst pleit vooreerst voor een bescheiden benadering: „Het Kosovo-conflict kunnen we niet zomaar oplossen. Alleen tijdelijk corrigerend optreden is doenlijk. Daarna zijn de diplomaten aan de beurt. En die beschikken over een hele reeks instrumenten, respectieveljk opties. Te denken valt bijvoorbeeld aan het voorstel van de Albanese leider Ibrahim Rugova. Vanaf 1992 heeft hij consequent gehamerd op de instelling van een VN-protectoraat voor Kosovo. Niemand in het Westen luisterde naar hem.

Naar ik vrees zal voor de NAVO reeds het begrip protectoraat niet acceptabel zijn. Doorslaggevend zijn vroegere ervaringen met dit instrument in Afrika, Azië en het Midden-Oosten. Daar was een protectoraat in de regel het voorstadium van staatkundige onafhankelijkheid. Dat zou voor Kosovo natuurlijk evenzeer zinvol zijn.

Anderzijds hoeft een protectoraat niet per se in nationale soevereiniteit uit te monden. Dit middel kan evengoed leiden tot een grondige reconstructie van de staat die momenteel Federale Republiek Joegoslavië heet. Want wat we vooral niet over het hoofd mogen zien, is de extreme labiliteit van deze staat. Joegoslavië kan in wezen elke dag uiteenvallen in zijn beide staatkundige componenten, de republieken Servië en Montenegro”.

In dat geval dient zich de situatie van 1991 andermaal aan, aldus onze gesprekspartner. Ten tijde van de desintegratie van Joegoslavië onderzocht de commissie-Badinter in opdracht van de Europese Gemeenschap (sinds 1994 Europese Uhie, red.) de kwestie van de diplomatieke erkenning van de opvolgingsstaten. Een ultiem middel om de gehele regio te stabiliseren. Badinter liet zich niet in met de positie van de Albanezen in Kosovo.

Hij ging daarbij wel heel formeel juridisch te werk: Kosovo vormde geen republiek, maar een autonoom gebied bínnen de Servische republiek. De Kosovaren zien dat 'ietwat' anders. Zij verwijzen expliciet naar de officiële én gelijkwaardige vertegenwoordiging van de twee autonome gebieden van Servië (Vojvodina en Kosovo) binnen de Federatieraad van Joegoslavië. Vojovodina en Kosovo opereerden in dit staatsorgaan dus op exact hetzelfde niveau als de zes republieken (Slovenië, Kroatië, Servië, Montenegro, Macedonië, Bosnië-Herzegovina).

Toekomstmuziek
„Toentertijd veegden Badinter en zijn commissie dit Kosovaarse argument simpelweg van tafel”, constateert dr. Troebst. „Kosovo had huns inziens geen zelfbeschikkingsrecht. Maar wanneer nú ook rest-Joegoslavië uiteenvalt in Servië en Montenegro, dan zou ik het, ten minste als niet-jurist, volslagen onlogisch vinden dat Kosovo gedwongen wordt verder te gaan met die Servische restrepubliek. De Albanezen zouden helemaal uitgeleverd zijn aan Belgrado.

Naar mijn mening ligt de ideale oplossing voor alle betrokken partijen –uitgezonderd Milosevic, die dan hopelijk achter de tralies zit– in de refederalisering van rest-Joegoslavië. Inclusief de mogelijkheid van een uitbreiding van deze federatie op een of ander ver tijdstip in de volgende eeuw. Dat zou een soort ironie van de wereldgeschiedenis zijn.

De etnische fragmentatie van Zuidoost-Europa, en vooral de Balkan, blokkeert de schepping van nationale staten naar West-Europees model. Zinvoller is, kortom, één grote Balkanfederatie. Het alternatief voor een intermezzo van eeuwenlange oorlogen tussen staten en etnische zuiveringen. Als het huidige conflict in Kosovo dé aanzet geeft tot zo'n duurzame regeling, heeft dat conflict tenminste nog zin gehad”.