Buitenland

Beschamende behandeling na WOII alsnog gecorrigeerd

Royale uitkering voor Noorse joden

Van onze correspondent
OSLO – De regering van Noorwegen komt binnenkort met een wetsvoorstel dat voorziet in een royale financiële schadeloosstelling voor het leed dat het joodse deel van de bevolking heeft ondervonden tijdens de nazibezetting in de jaren 1940-1945 en de nasleep daarvan.

Het huidige kabinet, onder leiding van de christen-democratische Kjell Magne Bondevik, komt daarmee tegemoet aan de wens om 55 jaar na het einde van de holocaust grondig schoon schip te maken ten aanzien van een kwestie die lange tijd de goede relatie tussen de overheid en de joden heeft belast.

In totaal kan de kleine Noorse joodse gemeenschap 450 miljoen kronen (ruim 130 miljoen gulden) tegemoet zien. Iets meer dan de helft van het bedrag wordt toegekend als collectieve schadeloosstelling, de rest wordt verdeeld over individuele slachtoffers en/of hun nabestaanden.

Basis voor dit initiatief is een vorig jaar verschenen rapport van een speciale commissie. Die commissie was aan het werk gezet toen steeds meer het besef doordrong dat de afwikkeling van de gevolgen van de holocaust in Noorwegen na de bevrijding duidelijk te wensen had overgelaten. Het land telde aan het begin van de bezetting door de Duitsers 2100 joden, verdeeld over duizend gezinnen of huishoudens. Ruim 700 van hen werden gedeporteerd naar concentratiekampen, de overigen vluchtten naar het neutrale buurland Zweden. Van de gedeporteerden overleefden slechts enkele tientallen. In totaal zijn 10.000 Noren als gevolg van de Tweede Wereldoorlog omgekomen. Naar schatting tussen de 40.000 en 50.000 Noren zijn in de bezettingsjaren politiek gevangene geweest. Van de joden werden de bezittingen echter volgens de ook van elders in Europa bekende praktijken zonder uitzondering geconfisqueerd. In het geval van Noorwegen gebeurde dat door de regering van de nazi-collaborateur Quisling.

In mei 1945 stond de weer in ere herstelde legale overheid –die tijdens de bezetting net als de Nederlandse in ballingschap in Londen verbleef– voor de opgave de eigendommen weer terug te geven. Hier ligt de bron van de problemen die tot op de dag van vandaag niet zijn opgelost. De claims werden door nauwgezette ambtenaren op een strikt juridische manier afgewikkeld. Wie terugkerend uit den vreemde niet kon aantonen dat hij recht had op iets, kreeg om die reden nul op het rekest.

IJzige behandeling
Pas vele tientallen jaren later zag de overheid in dat de juridische haarkloverij veel oud zeer had veroorzaakt en dat een ruimhartiger gebaar niet misplaatst zou zijn. In Zweden en Zwitserland was tegelijkertijd de discussie rond het nazi-goud ontstaan en ook dat was op dit bewustwordingsproces van invloed. In Noorwegen kwamen plotseling verhalen los over de vaak verbazingwekkend ijzige behandeling die de teruggekeerde vluchtelingen en het handjevol overlevenden uit de concentratiekampen ten deel is gevallen op de burelen van de bevrijde overheidsdienaren.

De commissie die de opdracht kreeg in kaart te brengen wat er met de eigendommen van de joden is gebeurd, trapte volgens vele critici echter in dezelfde val als de bureaucraten van toen: kil rekenwerk in een zaak die uitsluitend een morele benadering verdient. Een minderheid van de commissie gaf te kennen daar zelf ook de voorkeur aan te geven en kwam met eigen conclusies. In geld vertaald resulteren deze conclusies nu in een bedrag dat ruim vier keer zo hoog is als dat wat de meerderheid van de commissie voorstelt. Het huidige Noorse kabinet maakte tot grote opluchting van de joodse gemeenschap deze royale aanbevelingen tot de zijne. „Het onrecht dat tegen de joden is begaan kan nooit meer worden goedgemaakt. Maar we hebben wel de verplichting de morele rekening ook in klinkende munt te vereffenen”, stelde Bondevik in zijn aankondiging van het wetsontwerp.

Het collectieve deel van het bedrag moet volgens dat voorstel deels worden beheerd door een fonds dat wordt bestuurd door de joods-religieuze geloofsgemeenschap en de opbrengst dient ten goede te komen aan de bevordering van de joodse cultuur in Noorwegen. Een ander deel is bestemd voor hetzelfde doel in internationaal verband en voor de oprichting van een documentatiecentrum over de holocaust. Voor individuele slachtoffers en nabestaanden is per persoon maximaal 60.000 gulden beschikbaar.