Buitenland

Prof. Paul Roth legt antisemitische uitingen in Rusland bloot

„Wij, Russen en
Duitsers, zijn Ariërs!”

Door drs. B. Belder
BONN – „Duitsers en Russen zijn broeders. Wij zijn allemaal Ariërs!” Luttele jaren geleden viel professor Paul Roth een ongewenste spontane omarming in het centrum van Moskou ten deel. In het laatste nummer van Ost-West Informationsdienst (Bonn) geeft hij tekst en uitleg onder de titel “Rusland: antisemitisme, vandaag en gisteren”.

De actieve emeritus uit München begint met een eigen belevenis: „In 1944 raakte ik in gevangenschap in de Sowjet-Unie. Omdat ik van kindsaf aan de Russische taal beheers, gold ik als bijzonder gevaarlijk. Twee bewakers brachten mij per spoor naar een strafkamp in Azië. Onderweg ging een sergeant-majoor van het Rode Leger tegenover mij zitten. Toen hij hoorde dat ik goed Russisch sprak, richtte de man zich tot me: „Het is goed dat Hitler de joden uitroeit. Jammer genoeg heeft hij ze niet allemaal omgebracht”.

Vijftig later wandelt de eminente Ruslandkenner in de buurt van het Rode Plein. Hij stuit daarbij op de zogenoemde “rood-bruinen”, extreme inheemse nationalisten. Lieden die hun verderfelijke gedachtegoed in gedrukte vorm ongestoord in het openbaar kunnen venten. „Ik scharrel wat rond tussen die publicaties en koop uiteindelijk de brochure van de Russische nazileider, A. Barkasjov, “Het ABC van de Russische nationalist” (Moskou, 1994).

De jongeman die mij het ABC verkoopt, informeert waar ik vandaan kom. Ik antwoord: „Uit Duitsland”. Voordat ik me verweren kan, omarmt hij mij en roept stralend uit: „Duitsers en Russen zijn broeders. Wij zijn toch allemaal Ariërs!”

Palestijnse gifspuiter
Actuele aanvulling van Roth: ook in de afgelopen jaren herhaalden antisemitische periodieken in Rusland de volstrekt loze bewering dat er in het vaderland een zionistische strijdorganisatie, “Beitar” genaamd, opereert. Haar doel? Zij voert een regelrechte oorlog „tegen de Russische patriotten”.

Dit ophitsende verzinsel deed voor het eerst de ronde in oktober 1993. Toentertijd dwong president Jeltsin diens fervente parlementaire opponenten met wapengeweld tot de aftocht uit het Witte Huis. Prompt circuleerde het leugenachtige verhaal dat een speciale eenheid van de NAVO en een strijdgroep van de mysterieuze “Beitar” daarbij waren ingezet.

Alle officiële ontkenningen van het Russische ministerie van binnenlandse zaken over het bestaan van “Beitar” ten spijt, „wordt dit bedenksel jaar in jaar uit geventileerd” (Roth).

Wat onderneemt de centrale overheid tegen deze kwaadaardige anti-joodse hetze? Niets, luidt de aanklacht van haar critici. Zij laat kwalijke groeperingen als Pamjat of de fascistische partij van Barkasjov, Russische Nationale Eenheid, ongemoeid.

„Ook de rechtbanken zijn blijkbaar aan één oog blind”, commentarieert onze zegsman. „Het onbreekt hen waarschijnlijk aan jurische richtlijnen van bovenaf. Zelfs het uitgeven van Hitlers “Mein Kampf” blijft onbestraft”. Op deze wijze sorteert het einde van het officiële antisemitisme onder Gorbatsjov en Jeltsin natuurlijk geen effect.

Onder 's lands politieke partijen manifesteert met name die van Barkasjov zich als een fascistisch-antisemitische organisatie, benadrukt Roth. Haar Führer besteekt het zelfs om „Christus tot Ariër” te verklaren. Zie zijn “ABC van de Russische nationalist”, pagina 68.

Aan nationaal-socialistische schandbladen kent het nacommunistische Rusland geen gebrek. In 1994 waren het er sowieso meer dan 150. Denk bijvoorbeeld aan Djen (De Dag), Sawtra (De Morgen) of Roesski porjadok (Russische Orde). Een bijzondere plaats onder hen neemt de krant “Russisch-Palestijnse stem Al-Qods – Heilige Plaats” in.

Deze uitgave, waarvoor de Palestijn dr. Sjabaan verantwoordelijk is, overtreft qua jodenhaat en leugenachtigheid „zelfs antisemitische publicaties uit de nazi-tijd in Duitsland”, betoogt professor Roth. De overtreffende trap... Pas in 1994 kreeg dr. Sjabaan een proces aan zijn broek. De reden? Een buitenlander mag in Rusland geen krant beginnen.

Duistere zielen
Alle hedendaagse Russische antisemitische organisaties en media baseren zich in wezen op een eeuwenoude samenzweringstheorie, poneert Roth: Joden en vrijmetselaars streven naar de vernietiging van Rusland, zijn cultuur en zijn geloof.

Vanuit die onomstotelijke idee worden Gorbatsjov, Jeltsin en talrijke andere leidende Russische politici of als “Judeeër”, of als vrijmetselaar, respectievelijk als beide, beschouwd.

Om hun werfkracht te vergroten dingen de extreme Russische nationalisten naar de steun en gunst van de Russisch-Orthodoxe Kerk. En niet zonder succes, documenteert de Zwitserse ingewijde dr. Gerd Stricker: „De radicale nationalistische groeperingen vinden altijd weer priesters die hen ondersteunen”.

Geen krachtige orthodoxe tegengeluiden? Gelukkig wel. Paul Roth citeert uit een antifascistische periodiek die in Sint Petersburg verschijnt. Het blad drukte de brief af van een pelgrim, de orthodoxe priester I. Djoeba uit Groot-Brittannië.

Djoeba schrijft onder andere: „Als orthodoxe pelgrim ben ik naar Sint Petersburg gevlogen. Mijn ziel verheugde zich in het voorgevoel de Heilige Roes (traditionele koosnaam voor het Russische vaderland, red.) bevrijd te zien van het communistische juk. Nauwelijks was mijn vliegtuig echter geland, of ik kreeg artikelen onder ogen die mij met bitterheid vervulden. Degenen die ze geschreven hebben, dragen weliswaar de naam van orthodoxe christenen, maar in werkelijkheid zijn het nazi's, duistere zielen, zieke mensen.

Als jodenhaters vervalsen zij het gelaat van Christus, onze joodse Messias, Gods Zoon. Ze zijn weinig in getal en vertegenwoordigen niet de kerk. Geen enkele orthodoxe waardigheidsbekleder onderschrijft hun meningen. Desalniettemin richten zij ernstige schade aan”.

Neemt de Russische regering niet ondubbelzinnig stelling tegen maatschappelijke uitingen van onverbloemd antisemitisme, hetzelfde gaat in feite op voor de leiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk, concludeert Roth.

Veelzeggend is stellig de uitlating, of liever uitglijder, van een zekere A. Oedabov naar aanleiding van de gewelddadige dood van de orthodoxe priester Alexander Men in 1990. Tussen haakjes: na de moord op Men ging het gerucht dat orthodox-nationalistische kringen achter deze misdaad schuilgingen, want het slachtoffer was een halfjood.

Welnu, Oedabov dekte deze schending van Gods gebod toe met een dogmatische redenering van eigen makelij: „Ik hoop dat aartspriester Alexander Men met zijn dood voor de zonde van de oecumene heeft geboet. Want zoals de heilige Sefarim van Sarov reeds heeft geleerd, bestaat er voor joden geen andere weg naar de verlossing dan het martelaarschap van onze Heer te delen”.