Buitenland

Milieuramp bij reservaat Doñana heeft verstrekkende gevolgen

Smet op Spanjes natuurlijke gratie

Door Marie van Beijnum
SEVILLA/STOCKHOLM – Het kan niet anders of de dambreuk in de Andalusische ijzerertsmijn bij Sevilla heeft verstrekkende gevolgen.

Duizenden vogels op het hele continent zijn in gevaar nu hun rustplaats in een graf veranderde. Zeker tweeduizend boeren zien zich in hun bestaan bedreigd omdat 5000 tot 7000 hectare akkerland is verwoest. Ook de Spaanse vissers voelen zich belaagd. Over een lengte van twintig kilometer is al meer dan 6,5 ton dode vis uit het water gehaald. En mogelijk bestaat er ook een gezondheidsrisico. Te hoge concentraties van zware metalen in het drinkwater kunnen leiden tot huid- en blaaskanker bij mensen.

De ramp in het zuiden van Spanje ontstond op 25 april doordat de wand van het bezinkreservoir van de mijn Los Frailes bij Aznalcollár instortte. Een stortvloed van 5 miljoen kubieke meter zure modder en giftig water stroomde in de rivier de Guadiamar. Wat eens als een fraai gebied oogde, ziet er thans uit als een desolate en troosteloze massa, vertelt Eva Hernández van de Spaanse afdeling van de milieuorganisatie Greenpeace International met een stem waarin geen hoop meer klinkt.

De rivier trad op dodelijke wijze aan beide zijden 200 meter buiten de oevers en bereikte een deel van het beroemde Doñana-natuurgebied, amper 20 km ten zuiden van Aznalcollár. Het Doñana-park is een vogelparadijs van 51.000 hectare omvang. Het is het ecologische vlaggenschip van Spanje. Jaarlijks biedt het onderdak aan trekvogels op hun route van Afrika naar Europa en omgekeerd. Liefst driehonderd zeldzame diersoorten worden er in de Doñana aangetroffen.

Doekje voor het bloeden
In allerijl werd er een dijk opgeworpen om het precieuze reservaat te behoeden, maar het kwaad was al geschied. Het vergiftigde water sijpelt gewoon onder de dijk door naar de Doñana. Direct na de ramp vloog minister van milieuzaken Isabel Tocino naar de plaats des onheils om inspectie te nemen. Ook de milieuorganisatie Greenpeace stond meteen in de startblokken en toog aan de slag om de grote schoonmaak te beginnen. Vrijwilligers belden massaal omdat hun handen jeukten: Spanjes nationale trots was in gevaar en met man en macht moest de natuurlijke gratie worden behouden.

Gewapend met plastic zakken is men nog steeds bezig de viskadavers op te ruimen. Milieudeskundigen met witte kappen voor hun mond nemen overal proefmonsters om te zien hoezeer en hoever de vergiftiging van het water zich uitstrekt. De uitslag van de monsters wordt medio deze week bekendgemaakt. „Ze moeten het bewijs leveren dat de ramp veel erger is dan dat de autoriteiten ons proberen wijs te maken”, verklaart Eva Hernández.

Ze wijst erop dat de gevolgen van de doorbraak op lange termijn niet zijn te overzien. „Duizenden vissers worden in hun bestaan bedreigd. De akkers van de boeren kunnen voor tientallen jaren niet worden bewerkt. Van de 5000 tot 7000 aangetaste hectaren zijn zeker 2000 Spaanse boerengezinnen afhankelijk. Van deze boeren is bekend dat ze het al niet breed hebben. Ze wonen in het armste gebied van Spanje en de veroorzaakte schadepost is voor hen alleen al geraamd op 170 miljoen gulden”.

Verstoord evenwicht
Het karakter van de ramp in Zuid-Spanje wijkt af van de ramp in 1989 met de olietanker Exxon Valdez voor de kust van Alaska of van de olietanker in 1991 voor de haven van Genua in Italië. Daar kon de landsgrens min of meer worden afgeschermd voor de olievervuiling vanuit zee. In Spanje ligt het veel moeilijker, licht de Greenpeace-medewerkster toe. De uiterst giftige stof (zink, ijzer, koper, kwikzilver, cadmium, lood) is onstuitbaar in zijn verraderlijke opmars. Het komt in de kringloop van de natuur terecht, zodat het hele delicate ecologische evenwicht in een groot deel van Spanje uit zijn balans wordt geslagen. Eva Hernández: „Nietsvermoedende vogels dalen nu op het land neer om (dode) wormen op te eten. Dat heeft onvermijdelijk ook de dood van die vogels tot gevolg. En dat zijn heel veel soorten vogels, zoals de prachtige flamingo's”. Een en ander leidt tot de hilarische omstandigheid dat vrijwilligers in het park met geweren in de lucht schieten. Ditmaal niet om het gevogelte neer te halen tijdens een aanval van een snobistische jachtwoede, maar om het gevleugelte te belemmeren dat het een gevaarlijke landing maakt.

Deskundigen reageren sceptisch op de aankondiging van de Canadees-Zweedse mijneigenaar Boliden Ltd. Boliden stelde voor bereid te zijn de schoonmaakkosten voor rekening zijn te nemen, goed voor een slordige 390 miljoen gulden. „We moeten de gevolgen van de ramp beperken”, erkende Anders Bulow, de directeur van Boliden Ltd., tijdens een persconferentie terwijl hij een teug uit een glas schoon water nam. „En wij moeten eerst nog eens afwachten of Boliden dit voornemen waarmaakt”, aldus Eva Hernández. Het prijskaartje dat aan de schoonmaak hangt, kan volgens haar nog niet worden bepaald. Het kan wel 25 jaar duren voordat de boel weer redelijk normaal is, verwacht zij. Een heftige regenval werkt in ieder geval bevorderlijk voor de zuivering om het gif de bodem uit te jagen.

Ook de houding van de regering wekt bevreemding. Nadat mevrouw Tocino de Doñana had bezocht, verklaarde zij daags later in New York dat de ramp was beteugeld en het park gered. Zij schoof de verantwoordelijkheid af op de socialistische deelstaatregering van Andalusië.

Laks
In Andalusië zelf zouden drie jaar geleden stemmen hebben opgeklonken die wezen op de gevaarlijke toestanden bij Los Frailes. „En daar is niets mee gedaan”, stelt Eva Hernández. Ook Boliden wijst alle schuld van de hand. Het bedrijf zou aan alle nodige voorzorgsmaatregelen hebben voldaan en de ramp bij Aznalcollár was te wijten aan onvoorspelbare factoren, „misschien wel een aardverschuiving op de bodem van het stuwmeer”.

Het Duitse magazine Der Spiegel wees er gisteren op dat Boliden in Spanje nog nooit had gehoord van een calamiteitenplan. Sinds Boliden in 1987 eigenaar van de Los Frailes-mijn was geworden, zijn er steeds waarschuwingen geweest dat het op een gegeven ogenblik flink mis kon gaan bij de dam. Twee jaar geleden stelden ecologen vast dat de dam poreus was en lekte. Ook de Europese Commissie werd daarvan op de hoogte gesteld. Boliden heeft het stuwmeer nooit gemoderniseerd, terwijl het bedrijf wel de capaciteit vergrootte.

Boliden beschikt ook nog over een mijn in het thuisland, Zweden. Daar gaat de onderneming zorgvuldiger om met de natuur. Göran Pershagen, wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan het Karolinska-instituut in Stockholm, kan dat desgevraagd beamen. Hij was tien jaar geleden betrokken bij een onderzoek naar de luchtverontreiniging van Boliden bij Rönnskär. Het arseengehalte van de uitstoot van de ijzerertssmelterijen bleek daar alarmerend. „We constateerden een toename van longkanker bij mijnwerkers en omwonenden in een omtrek van 40 kilometer. Sedert we hier ruchtbaarheid aan gaven, bracht Boliden de arseenhoudende uitstoot met 99 procent terug. Ik zeg nogmaals: Met 99 procent. Daar zijn wij zeer tevreden over”.