Buitenland

Servië blijft Westen op afstand houden

Milosevic wil referendum
over bemiddeling Kosovo

BELGRADO – De Joegoslavische president, Slobodan Milosevic, wil in Servië een referendum houden over de buitenlandse bemiddeling in het conflict met de Albanezen in Kosovo.

Het Servische parlement neemt maandag een besluit over het houden van een volksraadpleging, zo meldde de staatstelevisie gisteravond. De vraag aan de kiezers zou zijn: „Stemt u in met de deelname van buitenlandse vertegenwoordigers aan de oplossing van de problemen van Kosovo?”

Als het parlement akkoord gaat, dan zal het referendum op zijn vroegst in mei plaatsvinden, en mogelijk zelfs pas over drie maanden. Dat is ruim na de termijn die de Contactgroep Belgrado heeft gegeven om met Kosovo te gaan praten.

Westerse waarnemers in Belgrado twijfelen er niet aan dat een referendum het door Milosevic gewenste resultaat zal opleveren: een afwijzing. De president heeft zich steeds tegen westerse bemoeienis in Kosovo gekeerd.

Bevooroordeeld
In de staatsmedia wordt al wekenlang de trom geroerd tegen buitenlandse inmenging. Belgrado heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de kwestie Kosovo een interne aangelegenheid is.

De meeste Serviërs menen dat het Westen bevooroordeeld tegen hen is. Zij beschouwen Kosovo als heilige grond voor Servië. Bij acties van de Servische oproerpolitie in Kosovo kwamen eerder dit jaar tientallen Albanezen om.

De Albanese leider Fehmi Agani noemde Milosevic' voorstel een valstrik van de Serviërs om niet te hoeven onderhandelen. „Het is aan beide partijen, de Serviërs en de Albanezen, te beslissen of zij er een derde partij als bemiddelaar bij willen hebben”.

Mogelijk zal Ibrahim Rugova, de „president” van Kosovo, in eerste instantie instemmen met directe gesprekken met de Serviërs, aldus een Duitse diplomaat die hem gisteren sprak. Later tijdens het overleg zou dan een internationale gezant kunnen aanschuiven.

Dodental
Een etnisch-Albanese mensenrechtengroepering heeft gisteren beweerd dat het dodental als gevolg van het Servische politiegeweld van vorige maand veel hoger ligt dan de tachtig, waarvan steeds is uitgegaan. Er worden nog 22 mensen vermist, zo verklaarde de Raad voor de Verdediging van Mensenrechten en Vrijheden. De organisatie presenteerde een lijst met de namen van de vermisten, onder wie vrouwen en een kind van twee jaar oud, en sprak de vrees uit dat zij misschien bedolven liggen onder de ruïnes van het dorp Donji Prekaz, waar het Servische politiegeweld zich concentreerde. „De meesten woonden in de huizen die zijn verbrand en vernietigd”, verklaarde mensenrechtenactivist Zenun Celjaj. „Als ze nog in leven zouden zijn, hadden ze wel contact met ons opgenomen”. Celjaj zei verder dat de regio Drenica, waar het dorp zich bevindt, nog steeds door de Servische politie is afgegrendeld, zodat er geen zoektocht naar de vermisten kan worden gehouden.