Buitenland

Continent heeft les getrokken uit crisis van de jaren tachtig

Latijns-Amerika wordt volwassen

Door Marie van Beijnum
GRONINGEN – Latijns-Amerika wordt wijzer. De landen van het continent reageren adequaat op de Aziatische crisis. Men stelt de groeiprognoses bij. Heel verstandig, vindt dr. A. A. Hofman, die vandaag aan de Rijksuniversiteit Groningen bij prof. dr. A. Maddison promoveerde tot doctor in de economische wetenschappen.

„Latijns-Amerika neemt de crisis die zich nu aandient serieus. Hoewel het gebeuren in Azië waarschijnlijk geen dramatische gevolgen zal hebben voor Latijns-Amerika, treffen de respectievelijke regeringen de nodige voorzorgsmaatregelen. Chili is bijvoorbeeld erg afhankelijk van de export naar Azië. Daar vreest men een afname van de export en indirect een verminderde economische groei. Je ziet meteen dat die landen een minder expansief overheidsbeleid gaan voeren. In Chili nemen de overheidsinvesteringen af en wordt er heel bedachtzaam gereageerd op wat er in Azië gebeurt”, signaleert dr. A. A. Hofman, die zijn dissertatie schreef onder de titel (vertaald) “Latijns-Amerikaanse economische ontwikkeling. Een causale analyse in historisch perspectief”.

Over heel de Latijns-Amerikaanse linie worden de overheidsinvesteringen aangepast, aldus Hofman, sinds 1986 onderzoeker in dienst van Eclac in Chili. (Eclac is de economische commissie voor Latijns-Amerika van de Verenigde Naties.) „Latijns-Amerika geeft er blijk van dat het iets heeft geleerd van de jaren tachtig. Het reageert rustig en weloverwogen op de crisis in Azië”.

Inkomensongelijkheid
Die volwassen houding meet Latijns-Amerika zich vooral aan nadat het in de jaren tachtig in een gigantische schuldenspiraal terechtkwam. Langzaam kroop het continent in de jaren negentig uit het dal en brak er een periode van herstel aan. Er werd naarstig gezocht naar een strategie om het hoofd boven water te krijgen, iets wat beetje bij beetje lijkt te lukken. Maar op het continent heerst nog veel armoede en een ongelooflijk grote inkomensongelijkheid, betoogt Hofman. Daarin zal volgens hem voorlopig weinig verandering optreden.

Hofmans proefschrift bestrijkt de hele 20e eeuw. Opvallend genoeg heerste er eind vorige eeuw een groot optimisme in dat werelddeel. Er kwamen veel Spanjaarden en Italianen binnen, omdat alles zo veelbelovend leek. Een eeuw later, in een tijd waarin termen als globalisering, kapitaalstromen en marktmechanisme hoogst trendy zijn, is dat niet veel anders. De huidige globalisering is vergelijkbaar met de situatie aan het einde van de vorige eeuw, die ook werd gekenmerkt door intensieve stromen van handel, kapitaal, migratie en communicatie. „Het is te hopen dat dit proces in de 21e eeuw niet op dezelfde manier wordt onderbroken als in de 20e”, luidt een van Hofmans stellingen.

Het optimisme waarmee Latijns-Amerika de eeuw inging, werd onderbroken door de Eerste Wereldoorlog, de economische recessie van de jaren dertig en de daaropvolgende Tweede Wereldoorlog. Een van de karakteristieken van Latijns-Amerika vormen de institutionele structuren die hebben te maken met de koloniale structuren die de Spanjaarden er achterlieten. Deze structuur was centralistisch en niet gericht op economische groei, legt Hofman uit. De staten lieten lange tijd niet toe dat er een industrie werd ontwikkeld, iets wat in Noord-Amerika met z'n Engelse achtergrond juist wel gebeurde.

Jaren dertig
De recessie van de jaren dertig was cruciaal voor Latijns-Amerika. Gedurende die crisis werd het namelijk gedwongen om besluiten te nemen. Men kon niet langer exporteren, de markten bestonden niet meer. Het continent was genoodzaakt een eigen markt te creëren. Spoedig bleek dat het snel en goed reageerde op de crisis.

Een en ander leidde tot de beruchte importsubstitutie: het ontwikkelen van een eigen industrie door middel van het afschermen van het eigen land. Daardoor bleef het inkomen per hoofd van de bevolking van 1950 tot 1980 redelijk stabiel. Een negatief neveneffect was dat het gepaard ging met relatieve inefficiëntie.

In de tweede helft van de jaren zeventig, na de oliecrisis, importeerden de landen op grote schaal kapitaal tegen een lage rente. Toen in de jaren tachtig de tweede oliecrisis uitbrak en de rente geweldig steeg, leidde dat tot het ontstaan van de schuldencrisis. De inefficiënte economieën stortten finaal in elkaar en de crisis van de jaren tachtig was veruit ingrijpender dan die van de jaren dertig. Deze jaren staan dan ook bekend als het “verloren decennium”.

Terugblikkend stelt Hofman vast dat de economie van Latijns-Amerika er na de Tweede Wereldoorlog niet in is geslaagd de efficiëntie te vergroten. Verkeerd economisch beleid, ongekwalificeerde arbeid en technologische ondoelmatigheid waren hier debet aan.

Nieuwe strategie
Voor de drempel van de 21e eeuw gekomen, lopen de meeste politieke leiders van Latijns-Ameria warm voor een nieuwe strategie, die neoliberale eigenschappen vertoont. Ze vinden dat macro-economische stabiliteit een voorwaarde is voor economische groei. Eerst dient er rust aan het monetaire front te komen en pas daarna kunnen sociale verbeteringen worden doorgevoerd. Verder accepteren ze dat een meer op buiten het continent gerichte economie juist is om de groei te stimuleren, dat de overheidsbemoeienis best minder mag worden en dat scholing, gezondheidszorg en goede voeding onontbeerlijk zijn.

Maar alles heeft zijn tijd nodig en dat geldt ook voor Latijns-Amerika. Op het sociale vlak zijn namelijk nog niet veel verbeteringen te constateren. De landen van de Conosur (Argentinië, Chili en Uruguay) doen het bijvoorbeeld economisch verrassend goed, maar er treedt hier nauwelijks een verbetering op in de inkomstenverdeling. „De rest van Latijns-Amerika verschilt nauwelijks van de Conosur-landen. Na de jaren vijftig heeft er, kortom, geen verbetering van inkomstenverdeling plaatsgehad. In de jaren tachtig is dat eerder verslechterd. Het plaatje van de inkomstenverdeling oogt dus niet bijzonder goed”.

Van alle Latijns-Amerikaanse landen zien de cijfers voor Chili en Argentinië er het gunstigst uit. De Argentijnse economie wist zich onder president Menem na 1994 redelijk te stabiliseren. In Brazilië is president Cardoso daar heel hard mee bezig. „Als het plan-real ergens succes heeft gehad, dan was dat op het punt van de stabilisatie. Sinds 1994 is de inflatie sterk gedaald”.

Dependencia
Pikant detail is dat president Fernando Henrique Cardoso ooit de dependencia-theorie (waarin de afhankelijkheid van Latijns-Amerika van de ontwikkelde landen wordt benadrukt) mede bedacht aan het Eclac, waar Hofman aan is verbonden. „Als staatshoofd van Brazilië voert hij thans toch wel een ander beleid. Hij wordt niet graag herinnerd aan zijn 'verleden', overtuigd als hij is van de noodzaak de economie in rustiger vaarwater te brengen”, aldus Hofman.

De bundeling van markten zoals die in Latijns-Amerika gestalte krijgt, vindt Hofman zinvol. „Mexico kan dankzij het lidmaatschap van de Nafta de grote klappen nog enigszins opvangen. Het tweede grote blok, de Mercosur, heeft een positieve uitstraling naar de onderlinge handel en de technologische samenwerking”.

Hofman voert aan dat het continent nog te weinig aandacht besteedt aan de deregulering van de arbeidsmarkt. Terwijl kwaliteit en flexibiliteit van de arbeidsmarkt volgens de wetenschapper van groot belang zijn.