Nabestaanden stappen naar rechterZweden staakt onderzoek naar ramp EstoniaVan onze correspondent STOCKHOLM Het Zweedse openbaar ministerie staakt het onderzoek naar de veerbootramp met de Estonia. Maar familie en vrienden van de in september 1994 omgekomen mensen spannen een civiele procedure aan tegen bedrijven en bureaus die betrokken waren bij de bouw van en de veiligheidsmaatregelen voor de Zweedse veerboot. Zij zijn teleurgesteld in het besluit van het openbaar ministerie in Zweden niemand te vervolgen voor de grootste naoorlogse scheepsramp in Europa. De officier van justitie die het onderzoek leidde, Tomas Lindstrand, zei gisteren dat er te weinig bewijs is om een bedrijf of persoon aan te klagen. Hij ziet de zin er niet meer van in naar de achtergronden en oorzaken van de catastrofe te speuren. Ik zeg niet dat er geen fouten zijn begaan, maar alleen dat ik niets kan vinden dat als strafbare onachtzaamheid kan worden beschouwd, aldus Lindstrand. De Zweedse aanklager geeft met dit standpunt te kennen dat althans van de overheid geen juridische stappen meer kunnen worden verwacht tegen de bij het rampschip betrokken partijen. Maar volgens de advocaat van de nabestaanden, die zich hebben verenigd in de Internationale Steun Groep (ISG), durft de Zweedse justitie een strafproces niet aan omdat er diverse landen bij zijn betrokken. De zaak ligt politiek te gevoelig, zei hij. Het schip verging in 1994 voor de kust van Finland. 852 mensen kwamen daarbij om het leven. Onafhankelijk onderzoek wees uit dat ontwerpfouten en traag reageren van het personeel schuldig zijn geweest aan de ondergang van de Estonia. Het weer was ongunstig en door niet goed afgesloten boegdeuren stroomde water naar binnen dat de grote veerboot deed zinken. Smartengeld ISG eist smartengeld van Estlines uit Zweden, de maatschappij die de boot beheerde, de Duitse scheepsbouwer Meyer Werf in Papenburg en het Franse classificatiebureau Veritas dat voor de Zweedse autoriteiten de zeewaardigheid van de Estonia controleerde. Van deze partijen zou volgens Lindstrand uiteindelijk alleen de Estlandse gezagvoerder Arvo Andresson in een gegeven geval aansprakelijk kunnen worden gesteld, maar deze behoort tot degenen die omkwamen in de nacht van 27 op 28 september 1994. Omtrent de oorzaken van de ramp zijn in de loop van de tijd zeer uiteenlopende vermoedens geuit. Onder deed het gerucht de ronde dat de Russische maffia belang had bij het zinken van het schip. De belangengroepen van slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers hebben daarom vanaf het begin gepleit voor berging van het wrak of in ieder geval diepgaand onderzoek met behulp van duikoperaties. Om die reden is een regeringsbesluit om het wrak in te kapselen in beton, mede om het schip te beveiligen tegen souvenirjagers, ongeveer twee jaar geleden tot nader order opgeschort. Niet duidelijk is of de regering de werkzaamheden aan de inkapseling zal laten hervatten. Rapportage Lindstrand meent dat de eind vorig jaar met grote vertraging verschenen rapportage van de internationale averijcommissie als juist moet worden gezien. Hierin wordt gesteld dat de oorzaak van de ramp een slechte constructie van de boegdeur, de hoge golfslag en de hoge snelheid moet zijn geweest. Tevens uitte de commissie enige kritiek op de bemanning, maar niet zodanig scherp dat deze de ramp met effectievere inzet zou kunnen hebben voorkomen. Voorzitter Lennart Berglund van de Zweedse belangenvereniging van nabestaanden zei gisteren in een reactie niet verbaasd te zijn over het besluit van het openbaar ministerie. Dit had ik wel verwacht. Maar dat men niets kan vinden komt omdat de overheid geen onderzoek wil doen in het wrak zelf. |