Buitenland

Moord op Corsica's prefect luidt fase van politiek geweld in

Blijvend tot elkaar veroordeeld

Door Marie van Beijnum
APELDOORN – Met de moord op de Franse prefect Claude Erignac treedt Corsica een nieuwe fase in. Het banditisme wordt ingewisseld voor het harde politieke geweld. De Franse overheid wordt lafheid verweten; het lokale bestuur zou zich ongestraft te buiten gaan aan afpersing en chantage. Beiden zijn tot elkaar veroordeeld en zullen naar een oplossing moeten zoeken.

Hoewel het sociaal-juridische klimaat op het eiland als maffioos wordt omschreven en een onophoudelijke reeks bomaanslagen de toeristische sector altijd heeft geschaad, waren tot dusver geen mensen het doelwit van de nationalisten. Daar kwam vrijdag verandering in toen de prefect op brute wijze werd omgebracht.

Na anderhalf jaar van relatieve rust, gooien Corsicaanse nationalisten de knuppel weer in het hoenderhok. Slachtoffer was ditmaal de hoogste vertegenwoordiger van het gehate Franse gezag op Corsica, de prefect. Ten minste 1500 rouwbetuigingen werden er neergeschreven in het condoléanceregister van Erignac. „Dat God ons de kracht moge schenken om dit lijden te boven te komen”, luidde er een. De Corsicaanse bevolking is unaniem in de afwijzing van geweld, uitgezonderd nationalistische groeperingen en splinterfracties, waaraan dit soort daden doorgaans wordt toegeschreven.

Moulin
Iedereen op Corsica kende Erignac, de prefect. Hij kwam op de markt, in de winkel en placht af en toe op de fiets rond te rijden. Sportief en geliefd. Direct na de aanslag kwamen de Franse politici in actie. President Chirac, premier Jospin en een drietal ministers togen naar het eiland om de herdenkingsplechtigheid demonstratief bij te wonen. Zij waren vergezeld van de nodige veiligheidstroepen en recherche. Want de moord op de prefect –de eerste sinds de nazi's in de Tweede Wereldoorlog de verzetsheld en prefect Jean Moulin liquideerden– moet tot op de bodem worden uitgezocht. Van de daders is niet veel bekend. Vermoedelijk waren het twee huurlingen die in opdracht van nationalisten handelden.

De krant Le Figaro bevestigde eind januari de ontvangst van een brief waarin militante nationalisten dreigden de „koloniale staat” te ondermijnen. Ze maakten melding van het feit dat de radicale groep Sampieru zichzelf ophief en nog een allerlaatste daad zou verrichten. Op Corsica circuleren verschillende afscheidingsgroepen. Zo zijn er het militante Corsicaanse Nationale Bevrijdingsfront FLNC, het FLNC-Canal Historique en de Resistanza. De grotere nationalistische groepen veroordeelden de moord op de prefect. De verdenking gaat vooral uit naar de radicale splintergroepen en georganiseerde misdaadbendes, die vaak met nationalistische groepen in verband worden gebracht.

Verder moet de moord in het licht worden bezien van de aanstaande regionale verkiezingen in maart. Sommige groepen op Corsica verkeren in opperste frustratie omdat zij volgens voorspellingen bij de verkiezingen voor de regionale assemblee geen zetels zullen behouden of behalen. „Waarschijnlijk zal de nationalistische vertegenwoordiging in het institutionele veld verdwijnen”, schreef U Ribombu, de spreekbuis van de partij Corsica Nazione, de politieke arm van FLNC-Canal Historique.

Zelfstandigheid
Frankrijk heeft Corsica een grote mate van zelfstandigheid gegeven door middel van een regionale raad. De door Parijs benoemde prefect heeft sterke invloed in deze raad. Juist dat leggen de nationalisten uit als „machtsambities van een koloniale mogendheid”.

De afgelopen jaren kwam de regering in Parijs ruimschoots tegemoet aan andere Corsicaanse aspiraties. In 1996 werd er een rampenplan opgesteld om de stagnerende eilandeconomie vlot te trekken. Tot de maatregelen behoorden onder meer belastingvoordelen om investeringen en export te bevorderen. Verder verklaarden de autoriteiten dat de Corsicaanse taal deel was van het nationale culturele erfgoed.

Een deel van de Frans-Corsicaanse dialoog kon de toets van de kritiek doorstaan. Een ander deel was schimmig en had meer weg van pappen en nathouden. Mensen die een misdaad hadden gepleegd, kwamen zelden of nooit voor de rechtbank. Frankrijks marges tussen de vingers waren breed en het hoopte daarmee dat het terrorisme vanzelf zou doodbloeden.

Bevangen door deze blindheid maakte Frankrijk een geweldige misrekening. Want Corsica's koppige separatisten weigerden de uitgestoken hand aan te nemen, tenzij die geld in het laatje bracht. Corsica's nationalisten hadden de Franse autoriteiten in een wurggreep, wat gepaard ging met grootschalige afpersing, fraude en chantage. Corsica teerde voornamelijk op Europese subsidies, Franse belastingcenten, bijstands- en andere uitkeringen. De televisiezender France 2 rekende gisteren snel voor dat het eiland in de Middellandse Zee met een bedrag van 23.000 frank per hoofd van de bevolking per jaar het gebied met de grootste staatssteun in Frankrijk is.

Jarenlang vocht het weerspannige eiland tegen de Franse „kolonisatie”, wat in 1976 resulteerde in de oprichting van het FLNC. Deze bevrijdingsbeweging heeft intussen meer dan vijfduizend aanslagen op haar rekening staan. Vakantieparken en andere symbolen van de 'bezetter' gingen in vlammen op. De laatste bommenregen had precies een jaar geleden plaats, toen binnen anderhalf uur 61 aanslagen werden gepleegd, alsof het de nationalisten erom te doen was een bekerfinale te winnen.

Ook de Corsicaanse nationalisten lieten zich verblinden door hun eigen rookgordijn. Na lange strijd werd hun guerrilla een doel in zichzelf. De romantische onafhankelijkheidsoorlog liep op een fiasco uit. Het nationalisme had zijn eigen kinderen verslonden. De Corsicaanse oppositie raakte ernstig verdeeld in groepen als FLNC, ANC, MPA en UPC en last but not least Sampieru.

Aanpak
Vele malen reisden Franse ministers naar Ajaccio om de heethoofden te bedaren. Voormalig minister van binnenlandse zaken Charles Pasqua, zelf een Corsicaan, begon onderhandelingen met de Conculta Naziunalista, de politieke arm van het FLNC. Zonder noemenswaardige resultaten, want de nationalisten lieten de wapens niet met rust. De massale actie van de nationalisten van vorig jaar was een slag in het gezicht van Parijs. Dat was inmiddels al begonnen om een eind te maken aan de terreur en de rechteloosheid die Corsica gijzelden. De toenmalige premier, Alain Juppé, zei de guerrilla opnieuw de wacht aan. Zijn harde aanpak leidde tot de arrestatie van twee belangrijke leiders van de FLNC-Canal Historique, en dat moet nu zijn opvolger, de socialist Jospin, bezuren.

Het geweld is nooit weggeweest van Corsica. Maar de moord op de prefect luidt een nieuwe fase in op het eiland. Politieke criminaliteit vervangt het banditisme. Geen wonder dat er in Frankrijk stemmen opgaan om de banden met Corsica te verbreken. Corsica moet kiezen, de rechtsstaat erkennen of zijn eigen weg gaan, zo verwoordde oud-premier Raymond Barre zijn standpunt. Eerder klonk de roep om een referendum te houden over de status van het dwarse eiland, de geboortegrond van Napoleon.

Het is niet aannemelijk dat Parijs iets wil weten van een speciale erkenning voor Corsica. De Franse president Jacques Chirac benadrukte gisteren dat Frankrijk één en ondeelbaar is en blijft. Ook het handjevol nationalisten wenst geen stuurloos en op drift geraakt eiland in de Middellandse Zee dat zichzelf moet bedruipen. Het wil Frankrijk en de Europese Unie achter de hand houden als geldschieters. De moord op Erignac stelt beide partijen, die blijvend tot elkaar lijken veroordeeld, voor een dilemma om ten minste een compromis te zoeken. Slachtoffer is de Corsicaanse bevolking, die na twintig jaar nationalisme geen enkele illusie meer koestert.