Buitenland

Cultuur draagt wezenlijk bij aan financiële malaise Verre Oosten

De normen- en waardencrisis in Azië

Door A. Jansen
APELDOORN – Landen als Indonesië en Thailand hebben hun economische groei te danken aan hun bijzondere normen en waarden, zo is ons altijd voorgehouden. Nu dat succes wat tegen blijkt te vallen, blijft het stil aan de andere kant. Hebben die waarden soms ook bijgedragen aan de huidige financiële crisis? Oftewel: wat er mis kan gaan in een hechte familie.

De reddingsoperatie die het Internationaal Monetair Fonds (IMF) momenteel uitvoert in Thailand, Indonesië en Zuid-Korea ondervindt daar nogal wat weerstand. Begrijpelijk, gezien de aderlating die het van hoog tot laag vraagt. Sluiting van bedrijven veroorzaakt massaontslagen op een moment dat de prijzen van producten omhoogschieten, (mede) vanwege het opheffen van overheidssubsidies.

Maar afgezien van de (sociaal-)economische gevolgen, lijken de hervormingen ook op politiek-cultureel terrein ingrijpend. Dat verzinnen wij westerlingen niet, de Aziaten zelf suggereren het al jaren. Tenminste, toen het nog goed met hen ging.

Tijdens de geweldige economische groei vanaf de jaren '80 waren de leiders in het Verre Oosten er als de kippen bij hun succes toch vooral vanuit de cultuur te verklaren. Specifieke Aziatische waarden en normen zouden ten grondslag liggen aan het hoge productieniveau en de fraaie exportcijfers die hun economieën hadden behaald.

De fanatiekste opscheppers waren (even afgezien van Japan) steevast Maleisië en Singapore. Voor westerse waarnemers was dát al reden voor enig wantrouwen, want die twee kunnen de slogan “Azië is anders” goed gebruiken voor binnenlandse en regionale 'consumptie'. Zo heeft Maleisië een etnisch gevarieerde bevolking, dus de enige manier om de boel wat bij elkaar te houden is hameren op algemene Aziatische waarden. Singapore is klein, welvarend en bevat voornamelijk Chinezen: drie redenen voor omringende landen het te wantrouwen. Door zich op te werpen als rasechte Aziaten hopen de Singaporezen zich in een nevel van “ons-kent-onsgevoelens” ietwat onzichtbaar te maken.

Ik en jij
Om welke waarden en normen ging (en gaat) het eigenlijk bij Lee Kuan Yew, de voormalige premier van Singapore, en de Maleisische premier dr. Mahathir Mohamad, twee mannen die zich tot spreekbuis van 'cultureel Azië' hebben gemaakt?

Een kleine greep uit hun repertoire. Zo is in het Verre Oosten het individu altijd ondergeschikt aan de groep, de gemeenschap. Frank Ching, commentator van de Far Eastern Economic Review, viel hen daarin deze week bij en omschreef het zo: „Als “Ik” in het Engels wordt geschreven, gebeurt dat met een hoofdletter, terwijl je “jij” gerust met kleine letter mag neerzetten. In het Chinees gebeurt dat precies andersom: Jij met hoofdletter, ik blijft klein geschreven”. Iets dergelijks gebeurt met het woord “zelf”, dat een kleinere letter verdient –vinden de Chinezen– dan alle andere woorden”.

Verder wordt er in Azië meer nadruk gelegd op plichten dan op rechten, en is men uiterst gevoelig voor hiërarchie. Die twee kenmerken verklaren voor een deel de hoge arbeidsmoraal onder de Aziaten. Dat gevoel voor hiërarchie zit er diep ingebakken, tot in de families toe. Zo kent het Chinees niet een woord voor “broer”, maar wel voor “meerdere”. Wie jonger, ouder of het oudst is, het wordt zorgvuldig aangeduid.

Hechte familieverbanden zijn ten slotte een ander kenmerk van de Aziatische samenlevingen. Talloos zijn de termen in het Chinees die aangeven hoe veraf of dichtbij een familielid zich tot jou of iemand anders verhoudt.

Onmiskenbaar zijn dit stuk voor stuk zaken die veel kunnen bijdragen aan het creëren van welvaart. Alleen al die hechte familieverbanden zijn een prima voorwaarde voor het opzetten van kleine bedrijfjes: je familie is immers eerder bereid (enig) risico te dragen, brengt startkapitaal bijeen, en is genegen ook op andere wijze in je zaak te investeren. Zo'n hecht verband schept tevens een efficiënt netwerk, waarop men ook in tijden van tegenspoed of na pensionering kan terugvallen. Kortom, het biedt sociale zekerheid.

Of deze culturele kenmerken doorslaggevend waren voor het economisch succes van de afgelopen jaren, zoals Aziatische leiders ons wilden doen geloven, is onder economen altijd al omstreden geweest. De meesten van hen beschréven liever wat ze zagen, in plaats van te speculeren over diepere oorzaken. Zo lanceerde de econoom Paul Krugman zijn befaamd geworden “zweettheorie”: het succes van Azië verklaren? Ze zwéten (werken) gewoon harder – punt uit.

Nu vanwege de financiële crisis de klad er inzit, weten we in ieder geval dit zeker: die culturele factoren hebben ook donkere schaduwzijden die in het verleden te veel onderbelicht zijn gebleven.

Monddood
Natuurlijk wist iedereen al dat hechte familieverbanden ook knellend kunnen werken zodra een familiebedrijf groter wordt. Bijvoorbeeld omdat grootvader erop staat dat de bedrijfsvoering exclusief in handen van familieleden blijft. Dat gezagsgetrouwheid naast een hoge arbeidsmoraal ook aandeelhouders monddood maakt –ze zouden het niet dúrven om beleid van de directie aan de kaak te stellen– wisten we ook wel. Maar dat het tot zulk wanbeleid kan leiden als de afgelopen maanden is gebleken, verbaast iedereen. De “Azië is anders-theorie” heeft ons kennelijk in zijn greep gehad. De feitelijke groei in die landen leek ook het bewijs te leveren dat de theorie klopt. We hebben alleen te veel naar de mooie kanten gekeken.

Nu de Aziaten in een crisis zit, horen we hen niet meer zo opgeven over die Aziatische waarden en normen – enkele uitzonderingen daar gelaten. Uitzondering is de al genoemde premier van Maleisië, Mahatmir Mohamad. Hij kon het de afgelopen maanden niet laten de oorzaak voor de crisis bij een ander volk te zoeken: de joden. Jawel, hij zei het openlijk: er is sprake van een internationaal joods complot, omdat „joden niet blij zijn met de successen die wij moslims hebben geboekt”.

Maar voor het overige is het wat stil rond die Aziatische waarden. Hoog tijd voor het Westen eens flink uit te pakken over de nadelen van die culturele factor – we hebben ze te lang over het hoofd gezien. En ook het IMF zal bij het stellen van hervormingseisen daar niet omheen kunnen (waarbij de vraag dan wel is: kun je zulke diepverankerde zaken zomaar veranderen).

Wat inmiddels wel duidelijk is, is dat het kritiekloos volgen van superieuren in het economisch verkeer ieder zicht op handel en wandel van directeuren en managers heeft ontnomen. De nadruk op hechte familieverbanden was verder een prima bedding om broertjes, zusjes, ooms en tantes allerlei voordeeltjes toe te schuiven (nepotisme). Wat een man als president Soeharto doet is niets anders dan de vaderrol in het Aziatische familieverband op staatsniveau voortzetten, uitbuiten en misbruiken.

In Indonesië, maar ook elders, werden banken door het staatshoofd behandeld als “kleinkinderen op schoot”, die op elk moment onbeperkt leningen verstrekten voor projecten van vriendjes en familie van 'vadertje staat'.

Criminelen
Op hetzelfde moment werd de vrije pers gebreideld, om berichten over corruptie in de kiem te smoren en buitenlandse investeerders niet af te schrikken. Voorstanders van vrije nieuwsgaring werden daartoe vaak als “gevaarlijke communisten” (dat woord wekt sowieso afschuw onder westerlingen) of als criminelen zwart gemaakt.

In Japan zijn de rollen zelfs helemaal omgedraaid: daar zijn het echte criminele groepen –de sokaiya– die directies van bedrijven afpersen door te dreigen met het bekendmaken van corrupte praktijken op aandeelhoudersvergaderingen.

Moet Azië zijn “waarden en normen” daarom maar van de weeromstuit in de verkoop doen, en de westerse cultuur omhelzen? Als dat al mogelijk zou zijn, het is ook niet verstandig. Beter is om serieus de zwakke kanten van de eigen cultuur, die uitwassen als bovengenoemd mogelijk hebben gemaakt, serieus onder ogen te zien. Naast blijvende waardering voor de sterke 'onderdelen' –hechte familieverbanden, grote spaarzaamheid, hoge arbeidsmoraal– zouden die schaduwzijden op het niveau van politiek en economie moeten worden bijgesteld door introductie van westerse elementen. Een mix van Azië en het Westen is op die terreinen waarschijnlijk de beste combinatie. Echte parlementaire controle, meer invloed van aandeelhouders in bedrijven en een vrijere pers zijn enkele voorbeelden van broodnodige correctie. Invoering ervan zou al heel wat misbruik kunnen voorkomen en wantrouwen in eigen land en in het buitenland wegnemen.

De moeilijkheid ligt echter in de vraag of een eeuwenoude cultuur zich op onderdelen laat demonteren.