Buitenland |
Paul Marchal publiceert dagboeknotities over zoektocht naar AnWe zullen onze strijd voortzettenDoor mr. R. A. C. Donk In de nacht van 22 op 23 augustus 1995 verdwenen An Marchal en Eefje Lambrecks tijdens een vakantie aan de Belgische kust. Ontvoerd, misbruikt en ten slotte vermoord door Marc Dutroux en zijn bende. Vader Paul Marchal stortte zich met familie en vrienden in een slopende zoektocht. Meer dan een jaar lang probeerde hij onvermoeibaar en met alle mogelijke middelen zijn kind terug te vinden. Op 3 september 1996 kwam het bericht dat ze niet meer hoefden te zoeken: speurders hadden twee lichamen in een verlaten mijnschacht in Jumet gevonden. Vanaf het begin van de verdwijning hield Marchal een dagboek bij waarin hij zijn gevoelens van woede, verdriet en frustratie verwoordde. Zijn aantekeningen zijn inmiddels in boekvorm verschenen onder de titel Op zoek naar An en Eefje. Een indrukwekkend verslag, maar ook een bittere aanklacht tegen het Belgische politieke en justitiële apparaat dat in zijn ogen als kleine mensjes zijn verantwoordelijkheden probeerde te ontvluchten. Weloverwogen goedkeuring Op woensdagavond 23 augustus 1995 rinkelt in huize Marchal de telefoon. Een ongeruste kennis van de familie meldt dat An en Eefje nog steeds niet terug zijn van een show van hypnotiseur Rasti Rostelli, die zij de vorige dag bezochten. Paul Marchal slaat direct groot alarm. Hij doet aangifte bij de politie in zijn woonplaats Hasselt en vertrekt daarop met zijn vrouw en de moeder van Eefje naar de kust. Het viel me moeilijk, schrijft hij over het nachtelijke bezoek aan de bungalow waar de meisjes met hun vrienden logeerden. Ik had het gevoel dat ik een indringer was die een vakantie van jongeren kwam verstoren. Maar nee, toen we binnengingen en ik de gespannen sfeer voelde, besefte ik dat de vakantie ook voor hen ten einde was. Wanhopige zoektocht Nu begint een wanhopige zoektocht voor Marchal en de zijnen. Kosten noch moeiten worden gespaard om de beide meisjes terug te vinden. Samen met familieleden en vrienden trekken ze door het uitgestrekte duingebied, in de hoop een spoor van de verdwenen kinderen te ontdekken. Later verspreiden ze affiches met foto's van An en Eefje, zowel in België als in diverse andere Europese landen. De onafgebroken actie houdt Paul op de been. Toch dreigt hij op bepaalde momenten aan vertwijfeling ten prooi te vallen. Soms overvalt het me, zegt hij, vijf en een halve maand na het verdwijnen van zijn dochter. Hij heeft inmiddels zijn werk als leraar in het buitengewoom lager onderwijs hervat. Dan is het net of het doek wordt neergelaten en tegelijkertijd wordt opgehaald. Ik voel me dan hulpeloos, alleen, verdrietig, benauwd, wanhopig. Alles wat je zo goed onder controle hebt loopt plots uit de hand. Rasti Rostelli Kort heerst er opwinding als de rijkswacht half augustus 1996 Sabine Dardenne en Laetitia Delhez bevrijdt nadat Marc Dutroux, zijn vrouw Michelle Martin en handlanger Michel Nihoul zijn gearresteerd. De vreugde is echter van korte duur als speurders enkele dagen later Julie Lejeune en Mélissa Russo dood aantreffen in een van de huizen van Dutroux waarschijnlijk uitgehongerd en vergeten na het oppakken van de Belgische pedofiel. Niet meer zoeken Spoedig daarna komt het bericht dat ook An dood is aangetroffen. Tegen de vele journalisten die buiten het huis in Hasselt wachten en met wie hij een zeer goede verstandhouding heeft opgebouwd, spreekt vader Marchal: Eindelijk zijn we verlost van de pijnlijke onzekerheid, van onze twijfel... We zullen onze strijd voortzetten, het is nog niet gedaan. We hebben het nu even moeilijk en vragen u ons met rust te laten. Bedankt. De dag daarop komt minister van justitie Stefaan de Clerck op bezoek om de familie te condoleren. 's Middags wordt het gezin Marchal ontvangen op het koninklijk paleis. We hadden een lang gesprek met de koning en de koningin, schrijft Paul. Wij konden vrijuit met hen praten. (...) Ook de koningin voelde zich zeer betrokken. Zij huilde zoals iedere moeder. Zij had haar eigen mening en uitte die ook. Wereld wakker schudden De vraag naar het waarom van hun dood en ook die van Julie en Mélissa zal altijd blijven knagen. Of had het een bedoeling? Was het om onze maatschappij, de hele wereld wakker te schudden? Misschien zullen deze wreedheden, mensonwaardige en laffe handelingen toch nog betekenis krijgen, vraagt hij zich af. Na de begrafenis van An en Eefje lijken steeds meer misstanden en schandalen binnen de Belgische justitie en politie openbaar te komen. Achtergehouden informatie, laksheid en vriendjespolitiek zijn veelgehoorde beschuldigingen. Groot is ook de verontwaardiging als het Belgische hof onderzoeksrechter Connerotte van de zaak-Dutroux afhaalt omdat hij partijdig zou zijn. Toen ik het arrest vernam, was ik zwaar geëmotioneerd, herinnert Paul Marchal zich. Blijkbaar hadden de advocaten van Dutroux het voor het zeggen in ons land. Ik ervoer het arrest als een beslissing tegen onze kinderen. Actief verwerken Ondanks zijn gedrevenheid en enorme wilskracht moet Marchal aan het eind van zijn dagboek opmerken: An krijg ik nooit meer terug. Mijn vrouw, mijn kinderen en ik blijven voor eeuwig verweesd achter. Maar ook België werd bruusk wakker uit een nachtmerrie. Zowel politiek, gerecht, gerechtelijke politie als rijkswacht stapelden blunder op blunder en bestreden liever elkaar dan de misdaad, zoals de commissie-Dutroux heeft aangetoond. De Witte Mars heeft wel hoop gewekt, maar er is veel meer nodig, constateert Paul. Ook de gerechtelijke en politionele cultuur moeten fundamenteel veranderen. Dat zal pas mogelijk worden als minister van justitie De Clerck en premier Dehaene hun talloze beloften aan ons, ouders, in daden omzetten. En daar is politieke wil voor nodig. Zolang die politieke wil er niet is, wil ik deze strijd voortzetten. Ik sta daarin niet alleen. Vele burgers hebben me gevraagd verder te vechten voor hun kinderen. Dat wil ik ook doen. Ter ere van An zal ik deze strijd strijden onder haar naam. Op zoek naar An en Eefje, door Paul Marchal; uitg. Hadewijch/De Fontein, Antwerpen/Baarn, 1997; ISBN 90 261 1313 7; 197 blz.; 24,90. |