Buitenland20 juli 2001

Beeld wordt telkens door halfjaarlijkse eurobarometer bevestigd

Burger niet erg enthousiast voor EU

Door drs. A. A. C. de Rooij
BRUSSEL – De politieke elite slaagt er niet in Europa aan de man te brengen. Dat is geen constatering van vandaag of gisteren. Telkens wordt het opnieuw bevestigd. Ook de gegevens van de jongste zogeheten eurobarometer tonen het weer aan: de burgers lopen bepaald niet over van enthousiasme voor het project van de eenwording.

Elk halfjaar vindt er in opdracht van de Europese Commissie een onderzoek plaats naar de opvattingen onder de bevolking in de vijftien lidstaten. Deze week publiceerde de in Brussel gevestigde instantie vast een deel van de resultaten van de in april en mei gehouden peiling. In september krijgen we het complete beeld voorgeschoteld.

Eurobarometer nummer 55. Verrassend zijn de cijfers niet. Zoals gebruikelijk illustreren ze dat het publiek zich niet nauw betrokken voelt bij de EU. Een analyse aan de hand van de recente bevindingen.

Lidmaatschap
Slechts 48 procent van de geënquêteerden merkt het lidmaatschap van de Unie aan als „een goede zaak”, een van de drie mogelijkheden waaruit zij konden kiezen. In de buurt van dat niveau schommelt de uitkomst bij deze vraag meestal. In 1980 rolde er ongeveer eenzelfde percentage uit de bus. Daarna nam de populariteit van de EU toe, tot rond de 70 procent aan het begin van het vorige decennium. Nu zijn we dus terug bij waar we twintig jaar geleden ook waren. Een iets kleinere groep (45 procent) meent dat het eigen land per saldo profiteert van de participatie in de gemeenschap.

De steun voor de invoering van de euro valt steviger uit. Van de ondervraagden geeft 59 procent aan voorstander te zijn van de eenheidsmunt. De voornemens voor een gezamenlijk defensie- en veiligheidsbeleid scoren met 73 procent nog beter.

Triester is het daarentegen gesteld met de opstelling tegenover de binnen enkele jaren te realiseren uitbreiding. Met twaalf kandidaten, voornamelijk uit het voormalige communistische Oostblok, worden onderhandelingen gevoerd over aansluiting. Over die plannen velt maar 43 procent een instemmend oordeel. En de Europese Commissie zelf komt er evenmin goed van af. Niet meer dan 45 procent zegt vertrouwen te hebben in dat college, dat momenteel opereert onder aanvoering van de Italiaan Prodi.

Ieren
Kijken we naar de resultaten per afzonderlijk land, dan moeten we vaststellen dat de Unie relatief een grote aanhang heeft rond de Middellandse Zee. Griekenland voorop. Daar zegt bijvoorbeeld 70 procent de uitbreiding toe te juichen en 87 procent de te ontwikkelen defensiepoot. Ook op alle andere genoemde vragen die zijn gesteld, blijkt daar een meerderheid positief te antwoorden. In Portugal en Spanje eveneens alleen maar percentages van boven de 50. Italië kent in dat opzicht één uitzondering en wel ten aanzien van de voordelen voor de eigen natie van de deelname aan de EU (49 procent).

Maar veel supporters treffen we niet aan in de zuidelijke regio alleen, we vinden die ook aan de uiterste westflank. Als er dan misschien toch iets verwondering wekt, is het de opinie van de Ieren. Begin juni wezen zij via een referendum het Verdrag van Nice van de hand. Van het geringe aantal kiezers (eenderde van het totaal) dat de moeite had genomen om naar de stembus te gaan, liet 54 procent een ”nee” horen.

De eurobarometer illustreert echter dat het met de Europese gezindheid van de eilandbewoners lang niet zo slecht is gesteld dan men zou vermoeden. Integendeel, we mogen ze wat dat betreft scharen onder de voorhoede. Maar liefst 72 procent staat achter het EU-lidmaatschap. Dat wordt nergens overtroffen. Enkel Luxemburg laat eenzelfde hoog percentage aantekenen. 83 procent ziet voordelen voor Ierland, 72 procent steunt de euro, 59 procent kan zich vinden in het uitbreidingsproces en 61 procent heeft vertrouwen in de Commissie. Alleen de gemeenschappelijke defensie- en veiligheidspolitiek doet het minder goed bij de Ieren (53 procent). Misschien zat bij het referendum voor hen daar de pijn; vrees voor verlies van de militaire neutraliteit waaraan zij van oudsher zijn gehecht.

Sceptisch
Ook de traditioneel eurosceptische lidstaten zijn meteen te ontdekken in de cijferbrij. Het Verenigd Koninkrijk voorop. Slechts 29 procent van de Britten heeft waardering voor de verbondenheid met de EU. Nog geringer (25 procent) is de fiducie in de Commissie, bij uitstek een orgaan dat het denken in de richting van een federaal Europa, met het opgeven van de nationale soevereiniteit, vertegenwoordigt. De euro krijgt steun van eveneens 25 procent en de uitbreiding van 35 procent.

De metingen in Zweden en Finland leveren evenmin een overwegend positief beeld op. Denemarken presenteert in vergelijking daarmee en vanuit een visie ten faveure van de eenwording dan nog betere resultaten.

Zorgelijk is dat binnen de twee toonaangevende lidstaten, Duitsland en Frankrijk, de bevolking op sommige punten eveneens een aarzelende houding aanneemt. Respectievelijk 45 en 49 procent zegt daar het lidmaatschap een goede zaak te achten. Onder onze oosterburen heeft niet meer dan 37 procent vertrouwen in de ploeg van Prodi. De aanhang voor de toetreding van aspirant-leden uit Centraal- en Oost-Europa blijft in beide grootmachten beperkt tot 35 procent. Zij laten op dit punt alleen Oostenrijk (33 procent) achter zich.

In Nederland is 63 procent tevreden over de deelname aan de EU en spreekt zich 42 uit vóór de uitbreiding. In België geldt dat voor 54 en 44 procent.

Prestaties
„Er zijn problemen met de communicatie tussen de burger en de Europese instellingen, maar die moeten we wel in hun juiste proporties zien”, verklaarde minister van Buitenlandse Zaken Van Aartsen afgelopen maandag in Brussel na overleg met zijn collega's. Zij wijdden nog maar eens een gedachtewisseling aan de onbevredigende situatie. Pasklare antwoorden hebben zij niet. De Nederlandse bewindsman daarover: „De mensen verwachten vooral prestaties van ons. Dus gewoon de agenda volgen en die ook afmaken.” Met andere woorden: niet praten, maar doen.