Buitenland9 februari 2001

Pand in Oude Stad symboliseert aanspraken op heel Jeruzalem

Visie Sharon staat als een huis

JERUZALEM – Dag en nacht bewaakt door politieagenten staat het lege huis van Ariel Sharon in het hart van de moslimwijk van Jeruzalems Oude Stad – als symbool van de aspiraties van de tot premier gekozen politicus om de hele stad onder Israëlisch bestuur te houden.


Het imposante stenen huis, voorzien van een Israëlische vlag, is een uitdrukking van Sharons vaste overtuiging dat Joden overal in de Oude Stad mogen wonen, ook in de wijk die de Palestijnen als hun gebied beschouwen.

Sinds Sharon het huis in 1987 kocht, heeft hij er vrijwel nooit de nacht doorgebracht. „Hij komt hier niet eens”, zegt Farid Mansour (43), die even verderop een restaurant heeft. „Hij heeft in het verleden niets dan problemen veroorzaakt en hij zal altijd een stoker blijven.”

De directe aanleiding voor de nieuwe opstand in de Palestijnse gebieden was een bezoek dat Sharon op 28 september bracht aan de Tempelberg, de locatie van de Al-Aqsamoskee en het belangrijkste van de omstreden heiligdommen in de Oude Stad.

Joodse seminariestudenten die in de moslimwijk wonen en studeren, vieren Sharons verkiezing als een geschenk van God. Ze klappen en zingen, hijsen een tachtig jaar oude, uit Polen meegekomen gebedsrol in de lucht en dansen er zwaaiend met de Israëlische vlag omheen.

In de oorlog van 1948 kwam Oost-Jeruzalem, met inbegrip van de Oude Stad, onder zeggenschap van Jordanië. Joden mochten in die tijd niet bidden bij de Klaagmuur, een restant van de Joodse tempel die vroeger op de Tempelberg zou hebben gestaan. Na het stadsdeel in de oorlog van 1967 op Jordanië te hebben veroverd, lijfde Israël het in.

Ander soort
Als hij de processie van seminariestudenten langs zijn restaurant ziet trekken merkt Murad Dajani op dat de tijden zijn veranderd. „Mijn vader heeft me verteld dat de Joden en moslims hier vóór 1948 samen leefden en aten, dat ze elkaar beschermden als er gevaar was. Maar nu zien we hier een ander soort Joden komen, zij voeden zich met de haat tegen moslims.”

Volgens een medewerker van Sharon bezaten Joden vóór 1948 veel huizen in de moslimwijk. Hij zei dat Sharon zijn huis had gekocht om een Joods bruggenhoofd te hebben op de weg naar de Klaagmuur. De afgelopen dertig jaar hebben veel meer Joden huizen in de moslimwijk opgekocht.

In contrast met de vrolijkheid van de seminariestudenten valt er een druilerige regen in de moslimwijk. De Palestijnse winkeliers hebben zeiltjes gespannen om hun waren droog te houden. Uitkijkend over de Hagaistraat verzucht Dajani: „We hebben allemaal vrede nodig.”