Buitenland2 februari 2001

Palestijnse kiezers blijven thuis

Door mr. R. A. C. Donk
NAZARETH – „Boycot de verkiezingen”, schreeuwen affiches in Nazareth. Stemde 95 procent van de Arabische Israëliërs in 1999 nog voor Ehud Barak, anno 2001 kan hij het wel vergeten. In het gunstigste geval kan de zittende premier op een blanco stembiljet rekenen. Paradoxaal genoeg zal juist dit stemgedrag van de niet-Joodse kiezers hun aartsvijand Ariel Sharon goed uitkomen.

„Moet je geen stenen gooien naar onze soldaten?” is de standaardvraag als Mohammed al-Husseini 's morgens op zijn werk arriveert. De 21-jarige inwoner van Nazareth werkt als metselaar bij een aannemersbedrijf in de buurt van Haifa. Echt goede maatjes met zijn Joodse collega's was hij toch al nooit, maar sinds het begin van de Palestijnse opstand in september wordt hij openlijk vijandig behandeld.

„Ik heb al een paar keer een steen of een stuk hout op mijn hoofd gekregen”, vertelt Mohammed in een bijna leeg restaurantje in Nazareth. De terugloop van het toerisme heeft ook hier hard toegeslagen. „Die dingen vielen zogenaamd per ongeluk van een steiger af. Als ik langskom kiepert ook héél toevallig een pot verf omver. En dan al die opmerkingen die je krijgt. Alsof ik er wat aan kan doen dat Palestijnen bomaanslagen plegen en op Israëlische burgers schieten. Ik heb in mijn hele leven nog nooit een steen naar een soldaat gegooid. Ik probeer gewoon op een eerlijke manier mijn brood te verdienen – verder niets.”

Factor van belang
Mohammed al-Husseini is een van de ongeveer 1 miljoen Arabieren die het Israëlische staatsburgerschap hebben. Ze wonen verspreid over een groot aantal Israëlische dorpen en steden. Zij maken ongeveer 11 procent van het totale electoraat uit en vormen dus een factor van belang in de premierverkiezingen van aanstaande dinsdag.

Er is Ehud Barak dan ook veel aan gelegen om in de gunst van de Palestijnse kiezers te komen. Zonder hun steun maakt de huidige premier geen enkele kans de verkiezingen te winnen. In de peilingen loopt Barak mijlenver achter op zijn rechtse rivaal Ariel Sharon. Alleen een vredesakkoord en de stemmen van de Arabische Israëliërs kunnen hem nog redden.

Op Palestijnse steun hoeft Barak naar alle waarschijnlijkheid volgende week echter niet rekenen. Ondanks alle beloftes van de regeringsleider zijn de Arabische Israëliërs het zat als tweederangsburgers te worden behandeld. Het ziet er daarom naar uit dat zij massaal gehoor zullen geven aan de oproep de verkiezingen te boycotten en dinsdag thuis zullen blijven. „Waarom verdient mijn Joodse collega meer dan ik, terwijl hij exact hetzelfde werk doet? vraagt Mohammed zich af. „Waarom moet ik aan elke politieagent mijn identiteitskaart tonen? Waarom staren mensen mij zo aan als ik in een bus stap? Lopen alle Arabieren soms met bommen in hun zak?”

Op papier
In 1999 hadden de Palestijnse kiezers hun hoop nog op Barak gevestigd. Na het bewind van Likud-premier Netanyahu leek een betere tijd voor hen aan te breken. Inmiddels heeft de ontgoocheling hard toegeslagen. Ook Barak heeft niet aan hun verwachtingen voldaan. „Het onderwijs is nauwelijks verbeterd, de werkomstandigheden zijn nog steeds belabberd, landonteigeningen gaan gewoon door. Kortom, ik behoor alleen op papier tot de staat Israël”, aldus Mohammed.

Barak probeert desondanks uit alle macht de Arabische Israëliërs het hof te maken, in de hoop volgende week alsnog hun stemmen in de wacht te slepen. Aanvankelijk richtte de campagne zich op het uitvergroten van de rol die Sharon als generaal in de strijd tegen Palestijnen heeft gespeeld en de harde houding die hij vermoedelijk in vredesonderhandelingen zal innemen. Advertenties en tv-spotjes verwezen naar de slachtingen in de Libanese vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982, waardoor Sharon uiteindelijk werd gedwongen op te stappen als minister van Defensie.

Inmiddels is de tactiek gewijzigd. Het Barak-kamp beseft dat een anti-Sharon-campagne alleen maar tijdverspilling is, want geen haar op een Palestijns hoofd zal eraan denken op de havik te stemmen. De Likud-leider heeft er echter al genoeg aan als de Arabische burgers de verkiezingen boycotten. Vandaar dat de Barak-getrouwen de Palestijnse kiezers oproepen volgende week vooral niet thuis te blijven.

Moordenaars
Ricky Drori, campagnewoordvoerster voor de Een Israël-partij van Barak, benadrukt bovendien dat de premier het lot van de Palestijnen wel degelijk heeft verbeterd. „Er zijn het afgelopen jaar 500 nieuwe klaslokalen in Arabische steden gebouwd. De medische en sanitaire voorzieningen zijn uitgebreid. Maar ook Barak kan 52 jaar spanningen tussen Joden en Palestijnen niet in achttien maanden tijd wegwerken.”

De Palestijnse kiezers moeten hem echter niet meer. Zelfs een zorgvuldig voorbereide verkiezingsbijeenkomst in Nazareth liep vorige week compleet uit de hand. In plaats van met vlaggetjes en steunbetuigingen ontvingen de inwoners Barak met foto's van doodgeschoten familieleden en woedende protesten. Tijdens rellen in oktober hadden er voor het eerst ook grootschalige confrontaties tussen Joodse en Arabische Israëliërs plaats die aan dertien Arabieren het leven kostten.

„Wat is uiteindelijk het verschil tussen Barak en Sharon?” zegt Mohammed al-Husseini somber. „De Palestijnen hebben altijd de mond vol over de militaire wandaden van Sharon. Maar kijk eens wat er nu onder Barak gebeurt. We hebben al vier maanden geweld gehad en het duurt nog altijd voort. Bijna 400 doden. Voor mij zijn het allebei moordenaars.”

„Wie er ook aan de macht komt, ik zal nooit een volwaardige burger worden”, vervolgt de Arabier. „Ik zal nooit echt over de toekomst van mijn zoon kunnen beslissen.”