Buitenland30 januari 2001

„Barak en Sharon ontlopen
elkaar niet veel”

Door mr. R. A. C. Donk
JERUZALEM – Ehud Barak of Ariel Sharon – doorgaan of stoppen met het vredesproces. Deze vraag lijkt het hoofdthema in de Israëlische premiersverkiezingen die voor aanstaande dinsdag staan gepland. Volgens Odet Ben Hur ontlopen de standpunten van beide kandidaten elkaar echter niet zo veel. „Als je accepteert dat er geen militaire oplossing voor het conflict met de Palestijnen is, dan zijn er uiteindelijk bijna geen verschillen.”

„Sharon betekent oorlog; we moeten hem tegenhouden”, schreeuwt een levensgroot spandoek in het centrum van Jeruzalem. Een groepje betogers trotseert de stromende regen die de straten van de Israëlische hoofdstad blank heeft gezet. Die neerslag is overigens broodnodig: het waterpeil in het Meer van Tiberias is nog nooit zo laag geweest en de drinkwatervoorziening in het land is ernstig in gevaar.

„Als Sharon aan de macht komt, staan binnen de kortste keren de Arabische legers hier voor de deur”, is de pessimistische overtuiging van Avi Hartmann, een van de demonstranten. „Die man heeft zich door zijn militaire verleden zó onmogelijk gemaakt bij de buurlanden en de Palestijnen, dat een verkiezingsoverwinning een regelrechte ramp zal betekenen. Barak is ook niet alles, maar als de keus slechts tussen deze twee gaat, is hij veruit de beste optie.”

Of het protest van de activisten veel zal helpen, is zeer de vraag. De opiniepeilingen geven Sharon nog steeds een forse voorsprong op zijn politieke rivaal. De zittende premier is er bovendien niet in geslaagd vóór de stembusgang een raamwerkakkoord met de Palestijnen te sluiten – iets wat hem misschien nog een kans had gegeven op de Likud-leider in te lopen.

Zwart-wit
Odet Ben Hur, directeur van de afdeling voor Internationaal-Beleidsplanning op het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, denkt dat het met de negatieve verwachtingen van de linkse betogers niet zo'n vaart zal lopen. „Oppervlakkig gezien gaan deze verkiezingen over het wel of niet voortzetten van het vredesproces. Ik denk dat die benadering echter veel te zwart-wit is. Er is geen twijfel dat beide kandidaten vrede willen. Het gaat er alleen om hóé je die bereikt. Dát is de eigenlijke inzet van de stembusstrijd.”

„Barak en Sharon zijn allebei generaals – mensen met een lange carrière in het leger”, legt Ben Hur uit. „Ik geloof niet dat Sharon op militair gebied iets nieuws zal introduceren om de Palestijnse kwestie aan te pakken. Barak heeft alle aanvaardbare opties al uitgeprobeerd. Het uitgangspunt zal hetzelfde zijn: verdedigen; niet uitlokken of zelf iets beginnen. Als je accepteert dat er geen militaire oplossing voor het conflict met de Palestijnen is, dan zijn er uiteindelijk bijna geen verschillen. Misschien iets meer schieten, een paar extra tanks inzetten, maar zeker geen nieuwe principes. Geen van beiden suggereert dat wij Ramallah en Jericho gaan heroveren of alles Palestijnen zullen vermoorden om voorgoed van het probleem af te zijn.”

Radicalen aan beide kanten denken daar heel anders over. Extreem rechts is tegen elk akkoord dat het opgeven van grondgebied inhoudt. Zij maken aanspraak op de plaatsen die vér voor de komst van de moslims aan het Joodse volk toebehoorden. Gewapend ingrijpen sluiten zij niet uit. 'Vredesduiven' aan de uiterste linkerzijde van het politieke spectrum vinden daarentegen dat de concessies van premier Barak nog lang niet ver genoeg gaan. Zij zijn zelfs bereid de Tempelberg op te geven als dat een einde aan het conflict zou maken.

Middenweg
„Beide partijen zullen elkaar in een soort middenweg moeten vinden”, commentarieert Odet Ben Hur. „We hebben met Realpolitik te maken – dat is het belangrijkste thema in deze verkiezingen. We zitten hier nu eenmaal met een bestaande situatie die we met gezond verstand tegemoet moeten treden. Uiteindelijk zal elke premier langs hetzelfde paadje moeten lopen, in de hoop dat de Palestijnen het zullen accepteren.”

Vooralsnog verzetten de Palestijnen zich tegen principiële Israëlische uitgangspunten zoals veilige grenzen, soevereiniteit over de Tempelberg en de weigering Palestijnse vluchtelingen in Israël toe te laten. Hoewel Ehud Barak tijdens de vredesbesprekingen van afgelopen juni in het Amerikaanse Camp David de meest vérgaande concessies aan Yasser Arafat deed, wees de Palestijnse leider een deal van de hand die waarschijnlijk de beste was die hem ooit is aangeboden.

Ben Hur heeft dan ook weinig vertrouwen in Arafat. „Uiteindelijk beschouw ik hem niet als een partner voor vrede”, stelt de Joodse topfunctionaris. „Laten we eens aannemen dat hij morgen naar Barak komt en samen met hem een vredesovereenkomst uitwerkt die een einde aan het conflict maakt en een oplossing biedt voor het vluchtelingenprobleem en Jeruzalem. Beide leiders ondertekenen het document en Arafat keert terug naar Gaza. Overmorgen, als we het verdrag willen gaan uitvoeren, zegt Arafat: We hébben helemaal geen akkoord. Wat je me ook hebt gegeven, zou ik toch wel hebben gekregen. Dat zijn de dingen waarom ik al zo lang heb gesmeekt. Laten we het nu maar eens over mijn échte eisen hebben.”

„Dan gaat hij terug naar het begin, naar 1948”, vervolgt Ben Hur. „Dan vraagt hij om naleving van resolutie 194 – het delingsplan: 49 procent van Palestina zoals het in die tijd bestond. Dan wil hij héél Jeruzalem en de terugkeer van álle vluchtelingen. En vanuit zijn positie is een dergelijke houding misschien nog wel te begrijpen ook: als leider van een Palestijnse staat kan hij zich niet neerleggen bij iets dat minder is dan de totale overwinning.”

Extra stap
Ondanks het gebrek aan vertrouwen hebben de Israëliërs vrijwel geen andere keus dan met Arafat te onderhandelen. Het merendeel van de Palestijnen beschouwt hem nu eenmaal als hun leider – al dan niet vrijwillig. Bovendien vormt hij het gematigdste alternatief, vergeleken met voormannen van de uiteenlopende extremistische groeperingen binnen het Palestijnse kamp.

„We hebben trouwens niet eens de luxe om nee te zeggen tegen welk initiatief dan ook”, meent Ben Hur. „We willen enerzijds geen enkele kans missen om vrede te bereiken. Aan de andere kant hebben we ook met het imago van Israël te maken. Wij zitten niet in dezelfde positie als Arafat, die kan zeggen: Bekijk het allemaal maar. Ik kap ermee en ik ga terug naar Gaza. Als wij dat doen, dan krijgen we al onze bondgenoten over ons heen. Men verwacht simpelweg van ons dat wij steeds degenen zijn die een extra stap zetten.”

Verder dan de voorstellen van 'Camp David' wil Israël echter niet gaan – en die concessies gingen een groot deel van de bevolking al veel te ver. De Palestijnen weigeren echter de basisvoorwaarden van de tegenpartij te accepteren. Een dramatische golf van geweld die al vier maanden aanhoudt en bijna 400 mensen het leven heeft gekost is het trieste gevolg. Bovendien zijn de verhoudingen tussen Israël en de Arabische wereld –zelfs met de landen waarmee Jeruzalem een vredesverdrag heeft– op een absoluut dieptepunt beland.

Bedreigende asymmetrie
„De top van de Arabische Liga in Caïro vormde het keerpunt”, meent Ben Hur. „Die betekende in feite een terugkeer naar de situatie van vóór de conferentie van Madrid in 1991, toen het vredesproces officieel begon. De Arabische landen vonden opnieuw de grootst gemene deler die hen bindt: haat tegen Israël. Het gaat niet alleen om de Palestijnen; we hebben weer met een compleet front te maken.”

„Er is sprake van een zeer bedreigende asymmetrie”, zet de Joodse ambtenaar zijn pessimistische betoog voort. „Zovele miljoenen; zo'n enorm grondgebied. En dan nog willen ze ons landje in tweeën snijden. Daarom kan ik nauwelijks uitleggen wat het betekent om in Israël te wonen. Daarom is elke Israëlische soldaat die sneuvelt zo'n groot verlies voor ons, een verschrikkelijke prijs die we eigenlijk niet kunnen betalen.”

„We kunnen het ons niet veroorloven ook maar één gevecht te verliezen, laat staan een hele oorlog. Als er eenmaal een bataljon Arabieren voor Tel Aviv staat, kunnen we de tent wel sluiten; dat betekent het einde voor ons. Zij zullen hier altijd blijven en Israël zal ophouden te bestaan. Dat is een ingebouwde angst. Bij elke Jood, diep hier vanbinnen.”

De aanhoudende hoosbuien hebben het spandoek van de betogers inmiddels doorweekt. Het regenwater laat de protesten tegen Ariel Sharon langzaam maar zeker verbleken. Een voorbode van de verkiezingsuitslag?