Buitenland16 december 2000

Dossier Midden-Oosten

Opnieuw zes jonge Palestijnen gedood

Geweld in Midden-Oosten
houdt aan ondanks overleg

Van onze buitenlandredactie
JERUZALEM/GAZA – Ondanks de onverwachte ontmoeting tussen de Palestijnse leider Arafat en de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Ben-Ami gisteren in Gaza, ging het geweld in de Palestijnse gebieden gisteren onverminderd door.

Israëlische soldaten schoten tijdens verscheidene incidenten zeker zes jonge Palestijnen dood. Het dodental van de jongste gewelddadigheden komt daarmee op zeker 325. Verreweg de meeste overledenen zijn Palestijnen.

Woordvoerders van de strijdende partijen waren gisteren terughoudend over de vermeende vorderingen en maakten dan ook geen gewag van een doorbraak. Zij kondigden aan dat de gesprekken worden voortgezet. Sommige media repten al van vredesbesprekingen in Washington. De Palestijnse minister van Informatie Rabbo noemde het evenwel ronduit voorbarig om te spreken van een hervatting van de onderhandelingen.

De Israëlische legerradio wist gisteren te melden dat de vredesonderhandelingen volgende week in Caïro zullen worden hervat.

Het voorlaatste overleg op hoog niveau had meer dan een maand geleden plaats, op 2 november, toen de Israëlische minister Shimon Peres en Arafat een bestand overeenkwamen, dat echter geen stand hield.

„Raamakkoord”
Palestijnse functionarissen hebben wel gezegd dat Israël een „raamakkoord” wil bereiken vóór de verkiezingen voor een nieuwe premier begin februari. Jeruzalem zelf heeft dat niet bevestigd. De teruggetreden premier Barak moet het in de verkiezingen mogelijk opnemen tegen de rechtse ex-premier Netanyahu.

Tijdens een protestbijeenkomst van zo'n 30.000 Palestijnen in Gaza zei een van de leiders van de jarige militante islamitische groepering Hamas dat de jongste besprekingen zinloos zijn. Hij riep op de strijd tegen Israël voluit voort te zetten. „De zionistische vijand heeft de poorten naar de hel geopend en een bezoek van Ben-Ami aan Gaza verandert daar niets aan”. Hamas bestond gisteren dertien jaar.

In Oost-Jeruzalem ging het wekelijkse vrijdaggebed bij de Al Aqsa-moskee wederom gepaard met gewelddadige incidenten. Israëlische agenten verspreidden Palestijnse gelovigen die op straat wilden bidden, en ze schoten met rubber omklede kogels op jonge Palestijnen die met stenen naar de Israëliërs gooiden. Zeker 33 Palestijnen raakten gewond.

De Franse minister van Buitenlandse Zaken Védrine liet zich gisteren door alle ongeregeldheden niet uit het veld slaan. De politieke discussie tussen Palestijnen en Israëliërs is niet dood. Er begint zelfs beweging in te komen, verzekerde hij optimistisch in Tel Aviv na een gesprek met Barak. Védrine had eerder op de dag in de Jordaanse hoofdstad Amman een onderhoud met koning Abdallah.

Financiële hulp
De Europese Unie heeft gisteren erkend dat de financiële hulp die de afgelopen jaren aan de Palestijnen is toegezegd maar ten dele is gegeven. Er zijn miljoenen aan hulpprojecten beloofd door de EU waar de Palestijnen nog altijd op wachten. De voornaamste oorzaak van het trage op gang komen van de hulp wordt gevormd door personele problemen bij de EU zelf. Dat zegt het Europees Rekenhof, dat de zaak heeft uitgezocht.

Uit een speciaal onderzoek van het Rekenhof blijkt dat sinds 1994 ruim 152 miljoen euro (335 miljoen gulden) is toegezegd aan de Palestijnse gebieden, en dat van dat bedrag tot nu toe nog maar 120 miljoen euro (264 miljoen gulden) daadwerkelijk bij de Palestijnen is terechtgekomen.

Bij projecten die specifiek verband houden met het Israëlisch-Palestijnse vredesakkoord is de zaak nog ernstiger: van de beloofde 613 miljoen gulden is maar een kleine 269 miljoen gulden uitbetaald.

De accountants van het Rekenhof zeggen dat deze trage uitbetaling van beloofde hulpgelden niet alleen maar de schuld is van het matige functioneren van de EU. Ze wijzen ook op de politieke instabiliteit in de regio en op het feit dat de Palestijnen zo veel buitenlandse hulp krijgen dat het ze moeite kost deze te kanaliseren. Maar de langzame EU-bureaucratie en het gebrek aan projectmanagementpersoneel zijn de belangrijkste obstakels, aldus het Rekenhof.