Buitenland25 november 2000

Palestijnse veiligheidsdiensten vormen formidabele gevechtsmacht

Arafat houdt knuppel achter de rug

Van onze correspondent
JERUZALEM – De bedoeling was dat ze orde, vrede en veiligheid zouden brengen in de Palestijnse samenleving. Bovendien zouden ze terroristen op moeten sporen die aanslagen beraamden tegen Israël. Daarom stemde de toenmalige premier Yitzhak Rabin zes jaar geleden in met de komst van de lichtgewapende ”Palestijnse politie”. Wat is er uitgekomen van de verwachting?

Al snel na de terugtrekking van het Israëlische leger uit de dichtbevolkte Palestijnse gebieden, bleek de belangstelling van de Palestijnse veiligheidstroepen vooral uit te gaan naar het opsporen van 'collaborateurs' die met Israël hadden samengewerkt en Palestijnen die een bedreiging vormden voor de macht van de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, Yasser Arafat.

In september 1996, tijdens de zogeheten tunnelrellen, werd een boze droom werkelijkheid: Palestijnse en Israëlische troepen openden het vuur op elkaar. Nu, tijdens de Al Aqsa Intifada, die eind september uitbrak, is de houding van Palestijnse troepen tweeslachtig. Dat komt vooral door Yasser Arafats verdeel-en-heerspolitiek.

De ”Palestijnse veiligheidsdiensten” (PSS) heten ze officieel. Luitenant-kolonel (reservist) Gal Luft geeft een gedetailleerde beschrijving van deze militaire diensten van Arafat. Luft doet dat in het laatste nummer van het academisch tijdschrift Meria, dat wordt gepubliceerd door de Bar-Ilan Universiteit in Ramat Gan.

De 41.000 koppen tellende PSS bestaan uit twaalf verschillende diensten. De belangrijkste zijn de burgerpolitie, de nationale veiligheidsstrijdkrachten, de preventieve veiligheidsstrijdkrachten, de algemene inlichtingen, de bescherming burgerbevolking, de militaire politie, de militaire inlichtingendienst en de presidentiële veiligheid strijdkrachten, die beter bekendstaan als Korps 17. Elke dienst heeft twee commandanten, namelijk een in de Gazastrook en een op de Westelijke Jordaanoever. De commandanten staan rechtstreeks onder het bevel van Arafat. De PSS kennen dus geen centrale commandostructuur met een chef van de generale staf. We kunnen dan eigenlijk ook niet spreken van een Palestijns leger, maar van verschillende legertjes, die onafhankelijk van elkaar opereren.

Verder zijn er nog de Tanzim. Zij vormen de gewapende arm van de grootste factie van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO, Fatah. De Tanzim tellen ongeveer 20.000 leden, van wie sommige de wapens en training hebben ontvangen van de PSS. Arafat voorziet de Tanzim van financiële middelen. Tegelijkertijd wantrouwt Arafat de leider van de Tanzim op de Westelijke Jordaanoever, Marwan al-Barguti. Sommigen leden van de PSS doen in hun vrije tijd de uniformen uit om zich aan te sluiten bij de Tanzim.

Rigoureus
Gal Luft stelt dat het belangrijkste probleem voor het functioneren van de PSS het gebrek is aan coördinatie tussen de verschillende diensten. Onder de bazen van de legertjes bestaat een flinke dosis concurrentie, wantrouwen en spanning. Er hebben zich zelfs gewapende conflicten voorgedaan tussen de leden van de diverse strijdkrachten. Ze steken veel energie in het ondermijnen van elkaars belang en ze worden door Arafat aangemoedigd elkaar te bespioneren. Bovendien ontvangen de commandanten tegenstrijdige opdrachten van Arafat. Hij vertelt bijvoorbeeld de ene commandant dat hij de activisten van de radicale islamitische Hamas-beweging op moet pakken, en de andere krijgt te horen dat hij hen uit de gevangenis vrij moet laten. De commandant van de ene strijdmacht heeft niets te vertellen over een soldaat van een andere strijdmacht. De ene commandant heeft niets te maken met de afspraken die de andere commandant met de leiding van het Israëlische leger heeft gemaakt.

Bij de PSS gaat het nu om een vrij formidabele macht. Luft stelt dat de Palestijnen hun conclusies hebben getrokken uit de tunnelrellen van 1996, waarbij 85 Palestijnen en zestien Israëliërs werden gedood. De veiligheidsdiensten introduceerden nieuwe trainingsmethoden en ze verkregen nieuwe wapens en materieel. De Palestijnse politieofficieren ondergaan een rigoureus trainingsprogramma op de politieacademie in Jericho. De hoogste officieren volgen zelfs professionele trainingen in Egypte, Jemen, Algerije en Pakistan. Sinds 1996 hebben de PSS hun kleine eenheden vergroot tot volledige bataljons.

In de eerste helft van het jaar 2000 alleen al, werden in de Gazastrook zes oefeningen gehouden met bataljons. De bataljons leerden om te gaan met gecompliceerde gevechtsscenario's zoals het veroveren van stukken land en het overvallen van posten van het Israëlische leger en van Joodse nederzettingen. Om het aantal slachtoffers aan de Israëlische kant te vergroten, werden er velen getraind als scherpschutters. Er zijn berichten dat de wapens die sommige Palestijnse milities hebben verkregen bestaan uit raketgestuurde granaten, antitankraketten, lichte mortieren, landmijnen, handgranaten en luchtafweergeschut. Volgens de Oslo-akkoorden mogen de PSS deze wapens niet hebben. De wapens zijn verkregen door smokkel via de grens met Jordanië en Egypte en door diefstal uit Israëlische legerbases.

Zwakheid
Bij de recente botsingen tussen het Israëlische leger en de Palestijnen bleek het optreden van de Palestijnse PSS niet altijd doeltreffend. Ze hebben relatief weinig slachtoffers onder de Israëlische troepen veroorzaakt en ze hebben geen zware wapens gebruikt. Volgens Luft is hun optreden raadselachtig. Maar Israël mag daaruit volgens hem niet de conclusie trekken dat de PSS ongevaarlijk zijn. De Palestijnse commandant Jibril Rajoub zei op 27 oktober tegen de krant Ha'aretz: „Tot dusver heeft de Palestijnse Autoriteit terughoudendheid betoond in het conflict met Israël, maar de misdaden van de kolonisten, de afsluiting (van de Palestijnse gebieden), het collectief straffen en de zware hand van het Israëlische leger zullen de Palestijnse Autoriteit geen andere keuze geven dan te antwoorden.” Luft: „De klaarblijkelijke zwakheid van de Palestijnse politie vloeit waarschijnlijk voort uit de overwogen beslissing van Arafat om zijn geüniformeerde troepen te behoeden, tenminste voorlopig, voor de strijd.”