Buitenland 23 oktober 2000

Verleden komt weer boven na aanslag op synagoge in Düsseldorf

Duitse Joden verlangen
naar normaliteit

Van onze buitenlandredactie
DÜSSELDORF – Na de aanslag in Düsseldorf ontvangen de Joodse gemeenten veel bemoedigende woorden. Maar niemand kan hen geven waar ze naar verlangen: normaliteit.

Alleen een brandplek herinnert nog aan de molotovcocktail die 3 oktober naar de synagoge in Düsseldorf werd gegooid. De bossen bloemen die voorbijgangers uit meeleven bij het Joodse gebedshuis neerlegden zijn opgeruimd. Alles is zo op het eerste gezicht weer normaal.

Maar de schijn bedriegt. Sinds die aanslag heeft Esra Cohn, de voorzitter van de Joodse gemeente in Düsseldorf honderden gesprekken gevoerd. Met politici, met journalisten, maar vooral met de leden van zijn gemeente. Hij stelt gerust, hij troost, spreekt met bezorgde ouders. „De gemeente heeft goed gereageerd”, zegt de voorzitter tegenover het weekblad Die Woche. Goed, dat wil zeggen: geschrokken. Maar niet panisch. „Toch zal het nog wel even duren voordat iedereen weer ontspannen is.”

Dat kost helemaal veel tijd in het bejaardenhuis van de gemeente. Het zijn steeds dezelfde vragen waarop Peter Hahn, de directeur van het bejaardencentrum, antwoord moet geven. „Begint het opnieuw?” en „Moeten wij Duitsland weer verlaten?” Vragen van mensen, voor wie het leven in Duitsland na 1945 geen vanzelfsprekendheid was. „De overlevenden hebben op gepakte koffers geleefd”, zegt Michel Friedman, de vice-voorzitter van de Centrale Raad van de Joden in Duitsland. „Mijn koffer staat in de kast. De kleinkinderen hebben geen koffer.”

(Normaliteitô ****** Einde van blok 3 (Hahn weet dat hij de angst van de oude mensen niet wegneemt als hij keer op keer verklaart dat Duitsland vandaag een ander land is. Zo is daar de 85-jarige Erika Schöngut. In 1938 vluchtte ze weg uit Duitsland. Acht jaar geleden keerde ze terug en vond het land tolerant. „Maar na de aanslag komt het hele verleden weer boven.” Salomon Korn, de voorzitter van de Joodse Gemeente in Frankfurt, spreekt in de Frankfurter Allgemeine van „de generatie die het allemaal heeft ervaren, die een trauma met zich meedraagt.”

„Wij willen ons normale leven weer voeren”, zegt Cohn. Normaliteit, dat is vooral de integratie van de nieuwe gemeenteleden uit de vroegere Sovjet-Unie. Het aantal Joden in Duitsland is de afgelopen vijftien jaar verdrievoudigd. Niet minder dan 83 Joodse gemeentes zijn er nu, met in totaal ongeveer 80.000 leden. Dat is 0,1 procent van de bevolking. De integratie van de nieuwkomers is voor de gemeenten het grootste probleem, maar is tegelijkertijd de grootste kans. „De gemeente is tot nieuw leven gekomen”, zegt Cohn. Ook dat is een belangrijke reden voor hem om te zeggen: „Wij zitten niet op gepakte koffers, wij blijven.”

Normaliteit, daartoe behoort in de gemeente van Düsseldorf de modernisering van het bejaardenhuis. De afgelopen jaren is het meer en meer veranderd van een verblijfplaats met een druk cultureel leven in een verpleegtehuis. Normaliteit betekent hier echter ook dat onder de oude bewoners zich overlevenden van de concentratiekampen bevinden. Of mensen die voor de nazi's naar het buitenland konden vluchten en na de oorlog terugkeerden. Veel bewoners hebben hier geen familie meer. En normaliteit is tevens dat deze mensen zich opnieuw niet veilig voelen Maar dit is toch juist de abnormaliteit?. Het huis wordt door de politie bewaakt, net als alle Joodse inrichtingen in Duitsland.
Opleving

„Men went aan de politie”, zegt Cohn. En ook aan de eigen veiligheidsdienst die voor aanvang van iedere gebedsdienst de omgeving van de synagoge afzoekt. En aan de camera's. En aan het feit dat de kleuterschool door een hoge muur is afgeschermd. Zelfs aan het feit dat vertegenwoordigers van het Joodse leven, zoals Paul Spiegel en Michel Friedman, persoonlijke bescherming nodig hebben. Ook dat is onderdeel van de bedreigde normaliteit. „Absolute veiligheid kunnen wij niet krijgen”, zegt Cohn.

Deze normaliteit is broos. Wat kan ze verduren? Dreigbrieven zijn de normaalste zaak van de wereld. „Hoepel op”, staat daarin. Of: „Joden buiten ons uit.” „Ook daaraan kun je wennen”, zegt Cohn. Maar steeds vaker, zegt Salomon Korn, zijn de brieven ondertekend. Zo veilig voelen de afzenders zich.

Toen de kinderen van Esra Corn naar school gingen, hoorden ze na gym dat de gasdouches ergens anders zijn. De jonge Düsseldorfse arts Daniel, noemt zijn achternaam niet meer, als hij met journalisten spreekt. Omdat anders iemand opbelt en „Advent, Advent, ein Jude brennt” (Advent, advent, een Jood brandt) in de hoorn roept. En soms is er zomaar een vrouw met een kinderwagen die voor de synagoge blijft staan en naar de brandvlek kijkt. „Verschrikkelijk”, zegt ze dan tegen de veiligheidsdienst. Daarna keert ze zich om naar een voorbijgangster en meent dat er toch veel te veel Joden voor de oorlog naar Duitsland zijn gekomen. En daar is het café om de hoek, waar de gasten iedere keer lachen als de veiligheidsdienst zijn ronde doet.

Anetta Kahane van het Centrum voor Democratische Cultuur in Berlijn ziet een brede opleving van de vijandschap tegen Joden. De taboegrens is sinds het debat tussen Walser en Bubis en na de discussie rond het holocaustgedenkteken stevig gedaald. Het Berlijnse Centrum voor Onderzoek naar Antisemitisme mag constateren dat slechts een kleine minderheid bereid is tot geweld, maar na de aanslag in Düsseldorf voelt niemand zich meer echt veilig. „Dat is een nieuw gegeven”, zegt Cohn. Daar is ook de politiek van geschrokken. Velen geloofden dat de Duitse Joden alleen iets van de Palestijnen te vrezen hadden. Nu weet men dat de daders uit eigen land komen.

Dat bondskanselier Gerhard Schröder en de minister-president van Noord-Rijnland-Westfalen onmiddellijk kwamen, was veelzeggend. Een week lang stond de Joodse gemeente in de belangstelling, niet alleen in Düsseldorf. Nu is er die merkwaardige leegte. „We weten niet hoe we ons moeten gedragen”, zegt Cohn. Hoe gaat het verder? Wat als er weer iets gebeurt?
Onbehagen

De grote belangstelling gaf troost, maar liet ook gevoelens van onbehagen achter. „Omdat zo veel aandacht kan leiden tot nieuwe aanslagen. Er zijn altijd naäpers”, vreest de jonge man van de veiligheidsdienst van de Düsseldorfse gemeente. En niet ten onrechte. Na Düsseldorf kwam Halle, waar het gedenkteken voor de vroegere synagoge werd beschadigd. En de Joodse begraafplaats in Potsdam. En Berlijn, waar de ruiten van een Joods gebedshuis werden ingegooid.

Er zijn bovendien gevoelens van onbehagen, omdat niet iedereen al het medeleven vertrouwt. „Sommigen willen hun geweten sussen”, zegt de 20-jarige Mascha, die in het jeugdcentrum van de gemeente werkt. Onbehagen is er ook omdat weer naar de Joden wordt gekeken alsof het exotische, vreemde wezens zijn. Hoe leven die, wat denken ze? De normaliteit is ver te zoeken. Cohn: „Voorlopig zie ik die ook niet komen.”