Buitenland9 oktober 2000

Barak heeft zijn uiterste best gedaan confrontatie te voorkomen

Voor veel Israëliërs is de maat vol

Van onze correspondent
JERUZALEM – De persconferentie die de Israëlische premier Ehud Barak zaterdagavond gaf vormde een belangrijk keerpunt. De afgelopen vijftien maand heeft hij zich tot het uiterste ingespannen met de hulp van de Amerikanen een vredesakkoord met de Palestijnen te bereiken. Ook na het mislukken van de Camp David topconferentie in juli dit jaar en nadat hij de parlementaire meerderheid verloor, bleef hij vastbesloten een doorbraak in het vredesproces te bereiken. Nu echter is Barak bereid de confrontatie met de Palestijnen aan te gaan en een noodkabinet op te richten om de enorme crisis die is ontstaan het hoofd te bieden.

Het was al lang bekend dat er bij de Palestijnen frustratie heerste, omdat het te lang duurde voordat de Palestijnen de resultaten van het vredesproces zagen. Al maandenlang zeiden inlichtingendiensten dat deze opgekropte boze gevoelens tot een uitbarsting konden leiden. Commentatoren in Israël en de Palestijnse gebieden zeiden dat het geweld kon uitbreken na het mislukken van Camp David of na een eenzijdige uitroeping van een Palestijnse staat. Achteraf bleek dat het bezoek van oppositieleider Ariel Sharon aan de meest heilige plek voor het jodendom –de Tempelberg– de aanleiding is geweest.

Barak heeft echter zijn uiterste best gedaan het moment van confrontatie met de Palestijnen en de Arabische buurlanden te voorkomen. Er is niet eerder een premier geweest in de geschiedenis van Israël die zulke belangrijke concessies wilde doen als hij. Hij kwam zijn verkiezingsbelofte na door te zorgen voor een volledige terugtrekking uit Libanon. De Verenigde Naties bevestigden dat de terugtrekking volledig was. Barak liet een belangrijke militaire post bij Har Dof opblazen omdat deze zich in Libanees gebied bevond en hij beval een einde te maken aan de vluchten van de luchtmacht boven dat land.

Ontwijdde
Tijdens de topconferentie in juli bood Barak de Palestijnse leider Yasser Arafat erkenning aan van de eerste Palestijnse staat in de geschiedenis, die opgericht zou worden in ongeveer negentig procent van de Westelijke Jordaanoever. Ook zouden de Palestijnen zelfbestuur krijgen in Arabische wijken in Oost-Jeruzalem en op de Tempelberg. Maar Arafat dacht blijkbaar dat geweld Israël af zou dwingen tot nog meer concessies. Daarom deed hij geen pogingen het geweld te beëindigen. Integendeel, de Palestijnen worden dagelijks op de televisie aangemoedigd met de strijd mee te doen door een combinatie van nationalistische liederen en beelden van lijken van kinderen, Palestijnen met geweren en de Rotskoepel, die moet worden bevrijd.

Schietende en met stenen gooiende Palestijnen vielen de afgelopen dagen tal van Israëlische militaire posten en Joodse nederzettingen aan. Ze vinden dat deze moeten verdwijnen. Het is hun goed recht om dat te vinden, maar volgens de Oslo akkoorden mogen militaire posten en nederzettingen voorlopig blijven bestaan. De militairen die zichzelf en de Joodse burgers verdedigen, hebben de opdracht zich niet te laten verdrijven of afslachten. Dat bij die verdediging ook onschuldigen omkomen is niet goed te praten, maar in een dergelijke chaos moeilijk te vermijden.

Ook tijdens de huidige golf van onlusten heeft Barak getracht de gemoederen te bedaren. De politie hield zich afgelopen vrijdag verwijderd van de Tempelberg toen de moslims er hun gebeden opzeiden. Maar moslimjongeren wierpen na de gebeden toch stenen naar de Joden die bij de Westelijke Muur stonden te bidden en ze vielen de politie met brandbommen en stenen aan. Zaterdag in de vroege ochtend ontruimden dertien soldaten het Graf van Jozef in Nablus. Dit is een Joodse enclave in Palestijns gebied, die moeilijk te verdedigen was en daarom een veiligheidsrisico vormde. Barak nam het besluit op aanbeveling van het leger en de veiligheidsdienst.

Veilig
Israël was met de Palestijnse politie overeengekomen dat de dertien grenspolitiemannen zich veilig terug konden trekken en dat de Palestijnse politie zorg zou dragen voor de veiligheid van deze Joodse heilige plaats. Maar toen het konvooi Nablus verliet vielen Palestijnen deze aan, en een van de politiemannen raakte gewond. Vervolgens liet de Palestijnse politie toe dat de Tanzim (een Palestijnse militie) de plaats ontwijdde en in brand stak. Commandanten van de Palestijnse politie zeiden dat Israël nooit toegestaan zou worden terug te keren naar deze Joodse heilige plaats. Op dezelfde dag ontvoerde de Hezbollah aan de noordgrens met Libanon drie Israëlische soldaten.

Zwakheid
Zaterdagmiddag was in Israël de maat vol, ook bij de meest tolerante en geduldige politici. De boodschap van de ministers in Baraks partij, Eén Israël, was duidelijk: wij strekken onze handen uit in vrede, maar als Arafat confrontatie wil, dan kan hij dat krijgen. De minister van Regionale Samenwerking, Shimon Peres, stelde naar aanleiding van de verwoesting van het Graf van Jozef dat de Palestijnen het beheer over de heilige plaatsen niet is toevertrouwd. Zijn partijgenoot Avraham Burg zei dat het vredesproces ten einde is gekomen. En Dan Meridor, de voorzitter van het Knesset Comité voor Buitenlandse Zaken en Defensie en behorend tot de coalitie partij Centrum, zei: „We zijn in oorlog.” Barak zelf zei zaterdagavond: „Het beeld is nu dat het lijkt of er geen partner is voor vrede. Dat is de pijnlijke waarheid, maar het is de waarheid die we openlijk onder ogen moeten zien.”

„Israël wordt aangevallen”, schreef het blad The Jerusalem Post in een hoofdcommentaar. „Eerst was deze realiteit te bizar voor vele Israëliërs om te worden begrepen, omdat deze kwam op een moment waarop het land bijna alle onmogelijke stappen heeft gedaan ter wille van de Palestijnen. Nu echter is er geen twijfel meer dat Israëls welwillendheid door de Arabische wereld wordt opgevat als zwakheid.”