Buitenland 9 oktober 2000

Op zoek naar sporen van de DDR

Van onze buitenlandredactie
BERLIJN – Tien jaar geleden ging de DDR op in de Bondsrepubliek. Hier en daar zijn op de wereld nog wat sporen te vinden van de arbeidersstaat.

Als het Zuid-Afrikaanse kabinet vergadert kunnen de ministers elkaar in het Duits met „Gudn Daach, Genosse” (goedendag, kameraad) begroeten als ze dat willen. Jeff Radebe bijvoorbeeld, overtuigd communist en minister voor Staatsondernemingen, spreekt vloeiend Saksisch en heeft internationaal recht aan de Karl Marx-universiteit in Leipzig gestudeerd. Tegenover hem zit minister voor Woningbouw Dolly Mthembi-Mahanyele. Zij leest in haar vrije tijd Brecht in het Duits. Zij volgde haar opleiding journalistiek aan de School van de Solidariteit in Berlijn. Naast haar zit minister voor Bosbouw Ronnie Kasrils, communist en voormalig hoofd van de geheime dienst van het ANC. Net als de onderminister van Buitenlandse Zaken Aziz Pahad en stafchef Siphiwe Nyanda heeft hij een guerrillaopleiding op het kazerneterrein van het Oost-Duitse leger in het Brandenburgse Teterow genoten.

„Wij hebben veel aan de DDR te danken”, zegt Ronnie Kasrils tegenover het weekblad Die Woche. Hij geeft nog altijd hoog op van „de discipline en humor” van de Oost-Duitse legerofficieren. „Zonder de bijdrage van de DDR-kameraden aan onze strijd”, meent de minister, „waren we niet waar we vandaag zijn.” Ook in andere Afrikaanse landen hebben ministers wortels in de DDR: in Zambia vier, in Mozambique en Angola elk twee.

De DDR liet niet alleen regeringsfunctionarissen van vlees en bloed na. De nalatenschap is voor een deel ook materieel: in Managua worden behoeftige Nicaraguanen vandaag de dag nog altijd in het door kameraden gebouwde Karl Marxhospitaal verpleegd. In het Noord-Koreaanse Ham Hung produceren textielmachines uit de DDR nog altijd Mao-hemden waarin zelfs Kim Jong Il nog rondloopt. En in Indonesië proberen kanonneerboten uit de DDR het onrustige eilandenrijk bijeen te houden.

Solidariteit
De DDR behoorde toch maar tot de tien grootste industrielanden ter wereld: cement- en suikerfabrieken, graanmolens en havenkranen werden naar talloze landen geëxporteerd en draaien tien jaar na het verdwijnen van de DDR nog altijd. Bijzonder trots waren de ”Genossen” op hun ”internationale solidariteit”, op zijn West-Duits: ontwikkelingshulp. Zo drukken de Nicaraguaanse sandinisten hun pamfletten nog altijd op een machine uit Plauen. En in Libië en Rusland turen wetenschappers met telescopen in de ruimte die ten tijde van de DDR in Jena zijn gefabriceerd.

Met geen ander land onderhield de DDR zulke nauwe relaties als met Mozambique: op een gegeven moment waren er 1200 Oost-Duitsers in Zuidoost-Afrika werkzaam, meer dan 20.000 Mozambikanen werkten als gastarbeider in de DDR. De contacten waren zo goed dat de Mozambikaanse minister van Buitenlandse Zaken zijn ambtscollega Joschka Fischer bij diens bezoek begin dit jaar begroette met: „Willkommen, Oskar!” (Oskar Fischer was van 1975 tot 1990 minister van Buitenlandse Zaken van de DDR.)

De belangstelling van de DDR voor het arme Mozambique werd absoluut niet uitsluitend bepaald door socialistische solidariteit. De DDR had het vooral begrepen op de enorme steenkolenvoorraden en het enorme landbouwpotentieel van de subtropische staat. Niet Mozambique, maar de DDR moest worden gered. De staat kampte met een chronisch gebrek aan deviezen. De arbeidersstaat had er daarom geen moeite mee de steenkolen die hij voor een vriendenprijs had gekregen tegen harde dollars op de wereldmarkt van de hand te doen.

Nog erger maakten de DDR-kameraden het met het zogenaamde 120.000-hectareproject, dat de DDR van veevoeder moest voorzien. Na ondertekening van het verdrag stuurde Oost-Berlijn honderden landbouwmachines naar Mozambique, die vanwege de burgeroorlog nooit zijn ingezet. Voor de machines moest de broederstaat echter wel betalen. In 1989 stond Mozambique voor 450 miljoen harde Duitse marken bij de DDR in het krijt.

En toen? Terwijl Bonn met de lasten van de DDR korte metten maakte en veel door de DDR ondertekende verdragen annuleerde, werden vorderingen van de DDR met plezier overgenomen. Ruim 2,2 miljard mark waren straatarme landen als Ethiopië, Mozambique en Nicaragua schuldig aan de DDR. De bondsregering eiste tien jaar lang aflossing plus rente. Pas nu wordt gesproken over kwijtschelding van de restschulden.

Bonn profiteerde ook van de militaire nalatenschap van de DDR. Het bekendste voorbeeld daarvan zijn de 39 oorlogsschepen van de Oost-Duitse Oostzeevloot, die bondskanselier Kohl aan zijn vriend de Indonesische dictator Suharto verkocht.

Wat er met 300.000 kalasjnikovs is gebeurd die de bondsregering begin jaren negentig voor een zacht prijsje aan Turkije van de hand deed, is niet bekend. Anders dan de helmen of pantserwagens van het Oost-Duitse leger, die Ankara goed kon gebruiken in de strijd tegen de Koerden, was ze al met westerse halfautomatische geweren uitgerust. Vermoedelijk zijn de kalasjnikovs doorverkocht naar Centraal-Azië.

Diplomaten
De DDR-diplomaten werden daarentegen volledig uit de handel genomen: 1043 Oost-Duitse diplomaten zaten van de ene op de andere dag zonder werk. Slechts een enkeling van de afgedankte ambassadeurs slaagde erin werk te vinden. De poging van enkele ambassadeurs bij de klassevijand aan de bak te komen, zou oud-minister van Buitenlandse Zaken Hans-Dietrich Genscher persoonlijk hebben verijdeld. De liberaal moet regelmatig naar de hoorn hebben gegrepen om de aanstelling van Oost-Duitse ex-diplomaten te verhinderen.

De meeste diplomatieke vertegenwoordigers van de verdwenen staat bleef niets anders over dan aan te pakken wat er aan te pakken viel. Een oud-ambassadeur braadde op een gegeven moment zelfs worstjes achter het Palast der Republik in het centrum van Berlijn. De vroegere ambassadeur in Mongolië mag zich gelukkig prijzen: hij mag af en toe economische delegaties naar Ulaanbaatar begeleiden. „De landenkennis van de DDR-diplomaten kan voor de Bondsrepubliek van groot belang zijn”, schampert ex-ambassadeur Otto Pfeiffer. Op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie ontstonden na de val van de Muur vijftien nieuwe staten, in streken die menig DDR-diplomaat als zijn broekzak kent.

Sowieso toonde het nieuwe Duitsland slechts geringe belangstelling voor de DDR-contacten. Meer dan 100.000 buitenlanders hebben van 1970 tot 1989 in de DDR gestudeerd of gewerkt: zij spreken allemaal Duits of voelen zich met de Duitse staat verbonden. Ieder contact met hen is verbroken.

Dat die buitenlandse contacten toch handig kunnen zijn, hebben handelaren ontdekt. Steeds meer Duitse bedrijven knopen aan bij handelsbetrekkingen uit de DDR-tijd. Begin dit jaar stichtten negen firma's uit Saksen-Anhalt een belangenmaatschappij om in Cuba weer voet aan de grond te krijgen.

”Ostalgie”
In Namibië is men de DDR nog altijd niet vergeten. Er is zelfs sprake van ”ostalgie”. In 1979 waren tachtig kinderen van gesneuvelde vrijheidsstrijders naar een weeshuis in Mecklenburg gebracht. Toen de DDR verdween en Namibië onafhankelijk werd, moesten de zwarte Ossi's terug naar Windhoek. Daar klaagden ze erover dat ze „alleen maïs of kikkers” te eten kregen.

Zelfs na tien jaar zijn de wezen niet gewend in Namibië. „De DDR is mijn vaderland”, zegt bijvoorbeeld de 23-jarige Maxton Philip. „Ik wil terug naar Duitsland.”