Buitenland27 juli 2000

„Het leven gaat wel door, maar anders”

Van onze buitenlandredactie
HANNOVER – „Duitsland is geschokt. Duitsland is sprakeloos. Ons rest het respect voor en het verdriet om de slachtoffers.” Veel meer weet de zichtbaar aangedane Duitse bondskanselier, Gerhard Schröder, niet te zeggen tijdens de oecumenische herdenkingsdienst die gisteren op de Expo in Hannover werd gehouden voor de slachtoffers van de Concorde-ramp bij Parijs. „Het Duitse volk is verdoofd ontwaakt uit de vakantiedroom”, zegt een van de deelnemers na afloop.

De rooms-katholieke bisschop Josef Homeyer laat de 500 aanwezigen in het Christus-paviljoen op het terrein van de wereldtentoonstelling weten zelf geen troost te kunnen bieden. „Woorden schieten tekort. Voorlopig zullen we alleen het stille schreien van de doden horen.” Eerlijk bekent hij geen antwoord te hebben op de vraag: Waar was God in Parijs?

Ook de evangelische bisschop Horst Hirschler worstelt met deze problematiek. „Het ene moment verheugden de vakantiegangers zich op de komende tijd, het andere ogenblik stonden ze oog in oog met de dood. Wat een ontzaglijke wending.” De bisschop zei te verwachten dat er wel een afdoend antwoord zou komen op de vraag naar de technische oorzaken van het ongeluk, maar nooit op de vraag naar het ”waarom”.

Tieren en zwijgen
Desondanks weet Hirschler dat dit ”waarom” zich zal blijven opdringen aan de nabestaanden. „Daarom moeten we de vraag blijven stellen, moeten we vechten met onszelf, twijfelen, tieren en verstomd zwijgen, als we tenminste mens willen blijven.” Uiteindelijk wil de bisschop daar niet in blijven steken. „Het enige werkelijk medelijden vinden we bij Christus. Hij vroeg aan het kruis aan Zijn Vader: „Waarom hebt Gij Mij verlaten?” Daarom is bij Christus troost te vinden. Niemand kan dieper vallen dan in Gods handen.”

„Heel Duitsland is in rouw,” zegt minister van Justitie Herta Däubler-Gmelin na afloop van de dienst. Op het terrein van de Expo blijkt daar overigens niet zo veel van. De bezoekers van de herdenkingssamenkomst gaan na afloop al snel op in de groepen toeristen die de wereldtentoonstelling in Hannover bezoeken. „Weinig mensen hebben gekeken naar de dienst, die we op een immens televisiescherm hier op de tentoonstelling hebben uitgezonden. De meesten liepen er achteloos aan voorbij”, zo laat een medewerker van het bedrijf Telekom weten.

Verdoofd
„Het leven gaat wel door, maar anders. De 25e juli 2000 vergeet ik nooit meer”, zegt Ludwig Rademacher woordvoerder van het stadsbestuur in Hamburg. Dinsdagavond 18.00 uur ging bij hem de telefoon en kreeg hij de mededeling dat er mensen uit de stad waren betrokken bij een vliegtuigongeval in de buurt van Parijs. Enkele uren later bleek het om zeven inwoners van Hamburg te gaan. Na Mönchengladbach, dat dertien burgers bij de Concorde-ramp verloor, is de Noord-Duitse havenstad daarmee de tweede in de rij van getroffen plaatsen. Gisteren hingen daarom de vlaggen van overheidsgebouwen in Hamburg halfstok.

„Toen ik de hoorn op de haak legde, was ik verdoofd. En tegelijk besefte ik dat er gehandeld moest worden. De burgemeester was op vakantie in Denemarken. De loco-burgemeester bereikte ik na veel bellen. Samen zijn we aan de slag gegaan. De eerste uren waren martelend. We wisten nog geen namen. Dat maakt je ontzettend zenuwachtig. Zouden er bekenden bij zitten?”

Later die avond kwam Rademacher erachter dat er inderdaad kennissen omgekomen waren, de 76-jarige Erich Müller en zijn 67-jarige vrouw, Gisela. „Müller kende ik als voormalig uitgever van het dagblad ”Hamburger Morgenpost” en als medebestuurslid van de organisatie voor hulp aan kinderen in achterstandswijken. Een man met een hart van goud. Ik was kapot toen ik dat hoorde.”

Niet thuis
Gisterochtend kreeg het stadsbestuur de officiële lijst van omgekomen vliegreizigers. Politiemensen en hulpverleners moesten op zoek naar de nabestaanden. Acht teams gingen de treurige boodschap bij familieleden brengen. Rademacher: „De meeste families waren al op de hoogte. Toch was het voor onze mensen een verschrikkelijk moeilijke taak.” Het meest onbevredigend vond hij echter dat twee kinderen van een slachtoffer op geen enkele manier waren te bereiken. „Uiteindelijk hebben we rond de middag besloten een brief met de mededeling door de brievenbus te doen. Ik hoopte dat de mensen dat schrijven niet onvoorbereid zouden openen. Zelf voelden we ons verraders. We hadden onze taak niet kunnen volbrengen. Gelukkig kregen we laat in de middag de bewuste familieleden aan de telefoon. Ze wisten al van het ongeluk voordat ze thuiskwamen en de brief in handen kregen. Dat was een pak van ons hart.”

Naast het informeren van nabestaanden was Rademacher ook betrokken bij het vergaren van materiaal voor identificatie van slachtoffers. „Gegevens moesten bij artsen, tandartsen en ziekenhuizen worden opgevraagd. Daarnaast was het zaak dat de politie in de woningen van omgekomenen vingerafdrukken en andere sporen veilig stelde, zodat het identificatieteam daar eventueel gebruik van kon maken.”

In een roes
Anderhalve dag na het ongeval zegt Rademacher nog steeds als in een roes te leven. „De werkelijkheid dringt nauwelijks tot me door. Alleen als ik wagens vol toeristen zie rijden, dan denk ik wel: Hoe kunnen jullie gewoon vakantie houden? Ik snap ook niet dat de cruise waar de omgekomen mensen naartoe op weg waren, gewoon doorgaat. Ik zou onmiddellijk van de boot stappen. Al kreeg ik niets terug van het reisgeld. Natuurlijk ik weet wel: het leven gaat door. Maar een ongeval als dit zet je toch wel even stil.”