Buitenland 16 juni 2000

Syrische stabiliteit staat onder druk

Door mr. R. A. C. Donk
DAMASCUS – De dood van president Assad heeft een enorm machtsvacuüm in Syrië gecreëerd. Latente etnische en religieuze spanningen dreigen daardoor opnieuw de kop op te steken. Zoon Bashar staat op de nominatie om zijn overleden vader op te volgen, maar het is de vraag of hij met zijn relatief geringe bestuurlijke ervaring en ruggensteun de ontstane politieke leegte kan opvullen. Bovendien heeft de eerste concurrent zich al gemeld.

Wijlen Hafez al-Assad heeft tijdens zijn regeerperiode bepaald geen furore gemaakt als het gaat om respect voor mensenrechten en politieke vrijheden. Na zijn aantreden dertig jaar geleden vormde hij Syrië met harde hand om tot een politiestaat. De gevreesde veiligheidsdienst –de Mukhabarat– drukt elke vorm van verzet met akelige efficiëntie de kop in, met als dieptepunt het bloedbad in Hama. In februari 1982 slachtte het leger zeker tienduizend burgers van die stad af na een fundamentalistische opstand.

Eén ding moet het overleden staatshoofd echter worden nagegeven: zoals zoveel autoritaire heersers bracht hij stabiliteit in zijn land – zij het op uiterst dubieuze wijze. Werd Syrië tot 1970 gekenmerkt door staatsgrepen, kortstondige regeringen en binnenlandse onrust, de komst van Assad luidde een periode van orde in. Met ijzeren vuist, maar ook op slinkse manieren, hield hij het rijk geschakeerde religieuze en etnische krachtenveld in bedwang.

Met de dood van de ”Leeuw van Damascus” dreigt die stabiliteit ernstig onder druk te komen. Waarnemers hebben de vrees geuit dat de soennitische moslims, die bijna driekwart van de bevolking uitmaken, het overlijden van de president zullen aangrijpen om de Alawieten, de sjiitische sekte waartoe Hafez al-Assad behoorde, de macht uit handen te nemen. En hoewel het staatshoofd het islamistische deel van de Syriërs zeer gevoelige (militaire) slagen heeft toegebracht, zijn ook de haatgevoelens van de fundamentalisten bepaald niet verdwenen.

Christenen
Vooral de aanzienlijke christelijke minderheid wacht in spanning af welke gevolgen het overlijden van Assad voor hun positie zal hebben. Ondanks het repressieve bewind maakten de christenen de afgelopen decennia een opmerkelijke bloeiperiode door. Zij hebben het in Syrië beter dan in menige andere Arabische staat in het Midden-Oosten. Het land vormt een toevluchtsoord voor diverse christelijke stromingen die uit omringende landen zijn verdreven: nestorianen en Chaldeeën uit Irak, Syrisch-orthodoxen en Armeniërs uit Turkije en een aantal Palestijnse christenen uit Israël.

Vooral in enkele noordelijke plaatsen zijn de christenen opvallend aanwezig: Aleppo, het centrum van de christelijke kerk in Syrië. Maar ook Qamishli, aan de grens met Turkije, dat maar liefst voor driekwart christelijk is. In vrijwel elke winkel en auto wordt de godsdienstige achtergrond openlijk tentoongespreid.

Veel christenen maken zich echter zorgen dat hun relatief rustige bestaan gevaar loopt nu de ”Leeuw van Damascus” niet meer is. Met angst en beven kijken zij naar het oprukkende moslimfundamentalisme overal in de regio. Met name de rijkere christenen in Syrië hebben zich in de afgelopen jaren al van een dubbel paspoort voorzien, voor het geval de toestand in hun vaderland uit de hand loopt.

Twijfelachtig
Die vrees lijkt bepaald niet ongerechtvaardigd. Bashar al-Assad is weliswaar direct na het overlijden van zijn vader als presidentskandidaat naar voren geschoven en zijn verkiezing lijkt nog slechts een formaliteit. Het is echter de vraag of zijn positie op de langere termijn houdbaar is.

Gezien zijn leeftijd en bestuurlijke onervarenheid is het twijfelachtig of Bashar dezelfde autoriteit als zijn vader zal hebben. De politieke elite in Syrië bestaat grotendeels uit keiharde oudgedienden, afkomstig uit het leger of de veiligheidsdienst. De strijdkrachten hebben voorlopig hun steun voor Assad junior uitgesproken, maar het is niet uitgesloten dat ze die mening snel zullen herzien als blijkt dat zoonlief niet in de voetsporen van de overleden president treedt. Bovendien gaan er geruchten dat minstens vier hoge officieren staan te trappelen om het roer in Damascus over te nemen.

De eerste concurrent heeft zich intussen al gemeld. De broer van Hafez al-Assad, Rifaat, eiste vanuit Spanje, waar hij in ballingschap is, het presidentschap op en beloofde met alle middelen te proberen een gooi naar de macht in zijn vaderland te doen. Rifaat ondernam al eerder diverse pogingen om zich de hoogste post in Syrië toe te eigenen, maar kreeg steeds de kous op de kop.

Hoewel Bashar al-Assad heeft laten weten dat hij met name het buitenlands beleid van zijn vader zal voortzetten, heeft de beoogde president ook voorzichtig blijk gegeven van de wens politieke en economische hervormingen in Syrië door te voeren. Een eerste aanzet daartoe gaf hij onlangs door het gebruik van internet en mobiele telefonie –in beperkte mate en onder uiterst strenge controle– in te voeren.

Hard nodig
Veranderingen zijn hard nodig in Syrië. Het land staat economisch aan de rand van de afgrond. Door de sterke bevolkingsgroei overspoelen jaarlijks zo'n 200.000 nieuwe werkzoekenden de arbeidsmarkt, terwijl er hooguit 50.000 banen bijkomen. De oliereserves –waaruit Damascus nu nog 60 procent van de exportinkomsten haalt– dreigen in snel tempo uitgeput te raken, waardoor Syrië mogelijk al in 2010 olie moet gaan importeren. De binnenlandse consumptie neemt daarentegen toe, zodat het tekort op de betalingsbalans verder zal oplopen. Bovendien slokken de strijdkrachten nog altijd een groot deel van het nationale budget op.

De Syrische machthebbers zijn zich uiteraard bewust van deze economische perikelen. In het verleden zijn diverse plannen opgesteld om de neerwaartse spiraal om te buigen. Het is echter in de meeste gevallen bij goede voornemens gebleven. „Geen enkele serieuze hervorming zal totstandkomen –althans niet onder het huidige regime– vóór het belangrijkste probleem van buitenlands beleid en veiligheid is opgelost, dat wil zeggen: een overeenkomst met Israël”, aldus Volker Perthes, onderzoeker aan de Duitse Stiftung Wissenschaft und Politik.

„De noodzaak om het politieke systeem te hervormen staat in principe ook niet langer ter discussie”, vervolgt de wetenschapper. „Maar dergelijke veranderingen, als ze tenminste niet gepaard gaan met een vervanging van de zittende regering en brede democratisering, zouden eveneens een herziening van het programma van de regerende Baath-partij inhouden of de invoering van een wet die politieke competitie mogelijk maakt. Zolang het vredesproces niet is afgerond, zal dat naar alle waarschijnlijkheid niet gebeuren. Het regime zal zijn politieke greep niet laten verslappen zolang de situatie van externe confrontatie voortduurt. Bovendien hebben de machthebbers zelf belang bij het voorbestaan van de huidige sociaal-economische structuur.”

Interne ontspanning
De Israëlische politicoloog en voormalige staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Shlomo Avineri sluit zich bij die redenering aan, maar stelt tegelijkertijd dat interne hervormingen soms juist afhangen van een koerswijziging in het buitenlands beleid. Als voorbeeld noemt hij Egypte en Jordanië, waar erkenning van de Joodse staat volgens hem tot binnenlandse liberalisering en meer openheid naar het Westen leidde.

„In Syrië heeft die ontwikkeling niet plaatsgehad. Het systeem opereert nog precies zo als in de jaren tachtig. Er was geen perestrojka die de interne starheid kon overwinnen. Weliswaar is het aan Assad te danken dat het land na decennia van onrust en militaire coups nu relatief stabiel is, maar die orde heeft ook tot gevolg dat de Syrische maatschappij nog steeds gesloten is”, legt Avineri uit.

„Voor zo'n regime is het heel moeilijk concessies te doen en zich in het complexe proces van geven en nemen te storten”, gaat de Joodse hoogleraar verder. „Opening naar buiten moet met interne ontspanning gepaard gaan. Binnen- en buitenlandse politiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hoewel het utopisch is dat Syrië een koers van democratisering zal gaan varen, zal het regime zonder vérstrekkende hervormingen van het systeem niet in staat zijn de taak van onderhandelen en compromissen doen ter hand te nemen.”