Buitenland12 februari 2000

Naast ultra-rechts verdient ook links-radicalisme stevig verweer

Verontwaardiging over
Haider hypocriet

Door W. B. Kranendonk
De geschiedenis herhaalt zich. Na Hitler stuurt Oostenrijk nu FPÖ-leider Jörg Haider op Europa af. Daar moet een krachtig verzet tegen worden gemobiliseerd. De Europese Unie kan niet anders dan Wenen volstrekt isoleren zolang het fascistisch tuig de Oostenrijkse politiek bepaalt. Samengevat is dat de teneur van de reacties op de nieuwe regering die eind vorige week in de alpenrepubliek het heft in handen nam. Veel ophef op het continent en daarbuiten. Tegelijk is die verontwaardiging wel erg selectief.

„Ten opzichte van Wenen past in dit stadium ten minste afstandelijkheid waar mogelijk en alleen samenwerking waar nodig”, schreef oud Europees commissaris en voormalig minister van buitenlandse Zaken Van den Broek donderdag in NRC Handelsblad. Ook al kan er op dit moment niet worden gesproken van flagrante schending van mensenrechten in Oostenrijk, toch meent hij dat de EU geroepen is in een vroegtijdig stadium aan de bel te trekken nu een van de lidstaten dreigt een loopje te nemen met de democratische verworvenheden. Dat risico sluit Van den Broek, en met hem het gros van de Europeanen, niet uit nu de geest van Haider waait door de Oostenrijkse regeringsburelen. Daarom pleit hij voor het isoleren van Wenen.

De oproep tot het negeren van Wenen heeft inmiddels behoorlijk effect gesorteerd. EU-voorzitter Portugal besloot begin deze week het geplande bezoek van zijn president aan Oostenrijk af te zeggen. De Franse president Chirac zegde Oostenrijk duidelijk de wacht aan. Finland bevroor de diplomatieke betrekkingen. België weigerde zijn handtekening te zetten onder een order voor zes ambulances en zette de culturele contacten op een laag pitje. En niet het minst: de Verenigde Staten riepen hun ambassadeur terug. Voorbeelden die duidelijk maken dat de Oostenrijkers zich wel wat op de hals hebben gehaald door Haiders partij in de regering op te nemen.

Gevaarlijk politicus
Dat er met zorg wordt gereageerd op het toetreden van Haiders partij tot de regering is zeer begrijpelijk. Jörg Haider is onmiskenbaar een gevaarlijk politicus, die in belangrijke mate gestempeld is door zijn vorming binnen een broeierig rechts-radicaal milieu. Zijn ouders waren overtuigde nazi's. Jorg nam hun ideeën met gulzigheid over en spuide deze voor het eerst op reünies van veteranen die tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden gevochten aan de zijde van Adolf Hitler. Het was hem een genoegen de gebutste helmen van deze oud-strijders op te kalefateren met lovende taal.

In oktober 1990 pluimstrijkte hij voormalige leden van de Waffen-SS met de opmerking: „Onze soldaten waren geen criminelen; hoogstens waren ze slachtoffers.” De concentratiekampen van de nazi's omschreef hij in februari 1995 als „strafkampen”, daarmee de suggestie wekkend dat de kampbewoners straf hadden verdiend vanwege misdaden. Later in hetzelfde jaar liet hij zich tijdens een tv-interview ontvallen dat de Waffen-SS een deel van het Duitse leger was en „daarom alle eer en respect verdiende die een leger in het maatschappelijk leven normaal gesproken krijgt.”

Dat dergelijke taal de tenen van ieder fatsoenlijk burger doet krommen en elke overlevende van de nazi-terreur doet koken, ligt meer dan voor de hand. De holocaust moet ons vuurbang maken voor de geringste rechtvaardiging van dit drama en voor de kleinste vingerwijzing in de richting van een herhaling.

Haiders uitspraken, zijn onbeheerste karakter, zijn onberekenbaarheid, zijn populistische stijl zijn –naast voornoemde uitspraken– elementen die weinig goeds voorspellen. Irritant is ook zijn halfhartige manier van excuses maken. De gespeelde verbazing over de ophef naar aanleiding van zijn uitspraken; zijn steevaste verweer het niet zo bedoeld te hebben als het is opgepikt, roepen het beeld op van een politicus die zich steeds overal onderuit probeert te wringen. In ieder geval vestigt hij daarmee niet de reputatie van een man die staat voor zijn woorden.

Ondanks de weinig frisse ideeën van Haiders FPÖ en de risico's die het optreden van haar leider inhoudt voor de democratie, zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de scherpe reactie van de EU, Amerika en andere staten. Niet omdat de partijleiders van de nieuwe Oostenrijkse coalitie een preambule hebben ondertekend waarin ze afstand nemen van de gruwelen en het gedachtegoed van het fascisme en beloven de democratische waarden te eerbiedigen. Woorden zijn niet voldoende, het gaat om de daden. Maar daar zit juist de angel. „Elke regering moet worden beoordeeld op haar daden. Het regeringsprogramma van ÖVP en FPÖ is daarvoor maatstaf”, schreef de D66 leider bijna twee weken geleden. Dat is een gangbare redenering, die premier Kok vorige week tijdens de persconferentie ook volgde, al gaf hij tegelijkertijd uiting aan zijn verontrusting over de ontwikkelingen in Oostenrijk.

Kennisneming van de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet in Wenen leert dat daar vanuit democratisch oogpunt geen onvertogen woord in staat. Het is niet het onbarmhartige concept dat men op grond van Haiders verkiezingsuitspraken zou verwachten. De nieuwe regeringsploeg belooft voortzetting van de democratie, voorzichtigheid en kritische verwerking van het nazi-verleden. Het wachten is dus inderdaad op de daden van de vers aangetreden regering.

Democratisch
Daarbij komt dat niet uit het oog mag worden verloren dat de nieuwe regering langs democratische weg op het rode pluche is gekomen. Had Haiders partij een greep naar de macht gedaan, dan was er van een volstrekt andere situatie sprake. Dan zou de EU met meer recht stappen hebben kunnen ondernemen. Daarvan zijn ook voorbeelden. In de jaren zestig pleegde een militaire junta in Griekenland een staatsgreep. Dat nieuwe bewind trad de mensenrechten met voeten. De Europese Gemeenschap besloot daarop Athene volstrekt te isoleren, hoewel Griekenland toen nog geen volwaardig lid van de gemeenschap was. Pas toen het midden jaren zeventig de democratie herstelde, werden de betrekkingen hersteld.

Maar van ondemocratisch handelen door Haider is op dit moment geen sprake. Niemand betwist immers dat de FPÖ-leider vorig jaar op 3 oktober op correcte wijze een verkiezingssucces heeft weten te behalen. Overlopers uit het kamp van de sociaal-democraten droegen vooral bij aan deze zege.

Dat laatste is niet onbelangrijk. Want als er in de recente geschiedenis van Oostenrijk al sprake is van ondemocratisch handelen, dan treft de sociaal-democratische SPÖ en de conservatieve ÖVP vooral blaam. Beide partijen zaten sinds 1945 in de regering. Tijdens hun bewind kwam de stank uit de achterkamertjes waarin alles werd bekokstoofd. Het parlement kwam er bij de besluitvorming nauwelijks aan te pas. De twee partijen dekten dit af met een democratische grimas, die de wereld voor het echte gezicht van Oostenrijk hield. Maar in feite functioneerde de democratie in het alpenland absoluut niet.

Achterkamertjes
Daarin ligt ook een belangrijke reden voor het succes van Haider. Hij raast en tiert tegen de vriendjespolitiek, amuseert zijn achterban met voorbeelden van deze bizarre regeercultuur en belooft er een einde aan te maken aan. De redenering dat Oostenrijk met het aantreden van Haiders FPÖ afscheid dreigt te nemen van de democratie is niet valide. Als Wenen het verwijt wordt gemaakt deze regeringsvorm te hebben losgelaten, dan is dat al veel eerder gebeurd; tijdens de halve eeuw rood-zwarte samenwerking die nu –o, ironie– als voorbeeld van democratie wordt geprezen.

Italië en Turkije
Er is meer. Ook zij die deze kanttekeningen niet voor hun rekening willen nemen, zullen moeten toegeven dat er iets merkwaardigs zit in de opwinding over de gebeurtenissen in Wenen als men die vergelijkt met de toestand elders in de wereld. Toen enkele jaren geleden de neofascistische Alliantie in Italië deel uitmaakte van de regering verborg iedereen zijn eventuele moeite daarmee. Terwijl de Italiaanse geschiedenis ook haar Mussolini heeft gehad en het land tijdens de Tweede Wereldoorlog in het foute kamp zat. Toegegeven, het fascisme van Mussolini kende niet de antisemitische elementen die het nazisme van Hitler stempelden. Blijft een feit dat ook het Italiaanse fascisme verdorven was en de neofascistische Alliantie daarop teruggreep. Maar ja, Italië is een groter land en heeft in de internationale melk meer te brokkelen dan Oostenrijk. Toch is in dat licht de ophef over de Oostenrijkse ontwikkelingen hypocriet.

Deze week waren er berichten over gewelddadigheden in Zuid-Spanje tegen immigranten uit Marokko. Brandstichting en openlijke geweldpleging tegen de Afrikaanse bijwoners schuwden de Spanjaarden niet. Zij sloegen geen rechts-radicale taal uit, maar gingen direct over tot daden. De wereld zwijgt, want de kwestie wordt beschouwd als een interne aangelegenheid. Is dat niet hypocriet, als men zich wel opwindt over de groeiende invloed van Haider in Oostenrijk?

Datzelfde kan gezegd worden van Turkije. Er is een duidelijk streven om dat land lid te maken van de EU. Terwijl schendingen van mensenrechten en folteringen behoren tot het arsenaal van overheidsfunctionarissen. Waarom haalt de EU Ankara uit het isolement en duwt Europa Wenen erin? Terwijl Haider nog niemand lichamelijk gepijnigd heeft en de Turkse politie dat geregeld wel doet. Is dat niet een vorm van hypocrisie?

De bezwaren tegen uitspraken van Haider staan recht overeind. Vooral omdat ze in sommige opzichten parallellen oproepen met het nazi-bewind. Maar waarom accepteert Europa dan wel dat in diverse landen (voormalige) communisten in de regering zitten of gezeten hebben? Roepen zij niet de herinnering op aan het stalinistische bewind, dat zijn eigen vernietigingskampen heeft gekend? Nu langzamerhand de archieven van het Kremlin opengaan, worden de contouren zichtbaar van de humanitaire ramp die zich onder het communisme voltrok. Is dat geen herinnering die ons op onze hoede moet doen zijn voor communistische regeringen? Je ontkomt niet aan de indruk dat de wereld selectief verontwaardigd is als het gaat om rechts-radicalisme, dat op zichzelf verfoeilijk is. Maar het links-radicalisme is dat niet minder. Een gematigder en tegelijk duidelijke houding tegenover Oostenrijk zou getuigen van wijs staatsmanschap. Pas wanneer de daden van het nieuwe bewind niet door de democratische beugel kunnen zou een isolement overwogen kunnen worden.