Boekrecensie

Titel: Jos Klijnen
Auteur: J. van Geest en K. Schipper

Uitgeverij: 010
Rotterdam, 1999
ISBN 90 6450 357 5
Pagina's: 148
Prijs: ƒ 75

Titel: Jos Klijnen 1887-1973
Auteur: A. Vos

Uitgeverij: Stichting Bonas
Rotterdam, 1998
ISBN 90 8024 01-5-X
Pagina's: 68
Prijs: ƒ 20,50

Recensie door L. Vogelaar - 20 oktober 1999

Bouwmeester zonder
compromissen

Jos Klijnen is vooral bekend geworden onder zijn collega-architecten. Bij het grote publiek is de ontwerper van het Kralingse Plasgebied in het vergeetboek geraakt. Een aantal speerpunten van Klijnens werk is echter actueler dan ooit. „De tijd is daarom rijp om de ideeënrijkdom van zijn oeuvre publiek te maken”, meende het Nederlands Architectuurinstituut. Een tentoonstelling werd in Heerlen en daarna in Rotterdam ingericht en de drukpers bracht twee boeken voort.

Ir. M. P. J. H. Klijnen wordt op 7 januari 1887 geboren en studeert van 1905 tot 1910 bouwkunde. Drie jaar werkt hij op het bureau van Jos Cuypers, waar hij een groot aandeel heeft in het ontwerpen van de Amsterdamse Effectenbeurs. Ondertussen studeert Klijnen verder aan de Technische Hogeschool in Delft, waar hij bouwkundig ingenieur wordt.

Van 1914-1917 is hij architect bij het Stadstimmerhuis in Rotterdam. In die tijd ontwerpt hij de Mathenesserbrug (1915). Daarna heeft hij een eigen bureau, eerst in Rotterdam en vanaf 1920 in Den Haag. In de hofstad bouwt hij onder meer een rooms-katholieke jongensschool en dito meisjesschool aan de Koningin Sophiestraat (1928). Voor Heerlen ontwerpt hij apotheek Claessens (1918).

Organische stad
Klijnens historische betekenis ligt echter vooral in zijn pionierswerk in de stedenbouwkunde. Met zijn ”Kralingse Bos- en Parkplan”, dat hij in 1920/1921 voor het stadsbestuur van Rotterdam ontwerpt, introduceert hij in Nederland de „organische stad.” Een veenplas aan de rand van de stad wordt omgevormd tot Nederlands eerste grootstedelijke recreatiegebied, als onderdeel van een groene gordel van parken rond het stadscentrum.

De organische stad was vanaf de jaren tien in Duitsland ontwikkeld door Fritz Schumacher. Men streefde naar planmatige stadsuitbreiding door een vervlechting van stad en landschap. Daarbij gebruikte men groene wiggen, groengordels en een geleidelijk afnemende bebouwingshoogte.

Ook met de verkeersstromen werd 'gespeeld'. Klijnen ontleende de brede autoweg rond de Kralingse Plas aan de Amerikaanse ”parkways.” De organische stad bleek een alternatief voor de functionalistische stedenbouw, die uitging van een rigoureuze scheiding van functies.

Tegenstellingen
In de 53 jaar dat Klijnen actief was, deden zich ingrijpende maatschappelijke veranderingen voor. Binnen de architectuur wisselden de stijlen en stromingen elkaar af en dat leidde in de jaren dertig tot scherpe polarisatie tussen modernisten en traditionalisten.

Klijnen wordt bestempeld als iemand die gedurende zijn hele carrière in staat was dergelijke tegenstellingen te overbruggen. Hij mengde moderne en traditionele elementen vrolijk door elkaar. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er, onder druk van de wederopbouw, wat meer consensus in de architectenwereld.

Ondertussen maakte de stedenbouw zich steeds meer los van de architectuur. Klijnen was stedenbouwkundige geworden, maar ook de architectuur behield de liefde van zijn hart. Opnieuw legde hij een verbinding, want hij beschouwde ze als een onlosmakelijke eenheid. Hij stond de integratie van architectuur, stedenbouw en landschap voor en dat is momenteel weer een actueel thema in het ”kritisch regionalisme”, evenals Klijnens pleidooi voor duurzaamheid en continuïteit. Hij paste zijn ontwerpen zorgvuldig in de omgeving in.

Compromisloos
Al overbrugde Klijnen tegenstellingen, zelf kwam hij aan bouwen vaak niet toe. Door beroemde tijdgenoten als J. J. P. Oud, M. Stam en M. J. Granpé Molière werd hij gewaardeerd, maar die waardering strekte zich niet altijd uit tot buiten zijn vakbroeders. Klijnen wordt aangeduid als „kunstenaar”, als „individualist met een experimentele geest”, maar ook als een man „die door zijn compromisloosheid weinig aan bouwen toekwam.” Hij deed vaak mee aan prijsvragen, maar zijn ontwerpen haalden het lang niet altijd, zoals bij het nieuwe stadhuis van Enschede (1929), het provinciehuis van Zuid-Holland in Den Haag (1952) en het Concert- en congresgebouw van 's-Hertogenbosch (1955).

Toen Waalwijk in 1932 een nieuw stadhuis nodig had, gunde de gemeenteraad het werk aan A. J. Krophöller, naar verluidt omdat hij rooms-katholiek was. Klijnen had twee ontwerpen ingediend, veel lichter en dynamischer dan Krophöllers zware baksteenarchitectuur.

Klijnens invloed heeft zich vooral in Limburg doen gelden. Daar verzorgde hij vanaf 1928 stedenbouwkundige plannen voor gemeenten, terwijl hij in 1945 stedenbouwkundig adviseur van de provincie werd. Het werd zijn taak de snel opkomende industrie in de Mijnstreek in samenhang te brengen met de oude stads- en dorpskernen. Hij ontlastte Geleen van het toenemende verkeer door een nieuwe ringweg aan te leggen, waarbij op zijn advies het Geleendal onaangetast bleef.