Boekrecensie

Titel: De architectuur van het ziekenhuis. Transformaties in de naoorlogse ziekenhuisbouw in Nederland
Auteurs: Noor Mens en Annet Tijhuis

Uitgeverij: NAi Uitgevers
Rotterdam, 1999
ISBN 90 5662 099 1
Pagina's: 352
Prijs: ƒ 85,00

Recensie door W. G. Hulsman - 20 oktober 1999

Ziekenhuisarchitectuur biedt
patiënten kleur, lucht en rust

De grote draaideuren van het Academisch Ziekenhuis Utrecht pompen dag in dag uit zieke en gezonde mensen het gebouw in en uit. Wie voor het eerst de grote hal binnenkomt, denkt even verdwaald te zijn. Het interieur lijkt meer op dat van een winkelcentrum dan op dat van een huis van verzorging en pijn. Utrecht is een typisch voorbeeld van de ziekenhuisarchitectuur van de afgelopen tien jaar: veel aandacht voor de openbare ruimte en een zo functioneel mogelijke indeling.

Een goed boek over de ziekenhuisarchitectuur in Nederland was tot voor kort niet verkrijgbaar. Met de uitgave ”De architectuur van het ziekenhuis” voorziet het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in die lacune. Het NAi heeft opnieuw voor een uitgave van hoge kwaliteit gezorgd, zowel qua inhoud als qua vorm.

Ziekenhuizen zijn bijzondere gebouwen: veel mensen moeten er regelmatig heen, maar niemand komt er graag. Toch intrigeren de gebouwen iedere bezoeker die wat verder kijkt. Zo verging het ook Noor Mens en Annet Tijhuis, auteurs van de uitgave. Zij kwamen onder de indruk van „de wereld van het grote getal”, zoals ze het zelf omschrijven. In ziekenhuizen gaan immers miljoenen guldens om, liggen honderden patiënten, werken nog meer personeelsleden en komt elke dag een grote stroom bezoekers. Bouw voor al die mensen met hun speciale wensen en gewoonten maar eens een functioneel gebouw. Geen eenvoudige opgave. Het is een zoektocht van eeuwen geworden, die nog steeds niet beëindigd is.

Nicea
De Grieken en Romeinen kenden hun eigen kleinschalige vorm van ziekenzorg. Op het Concilie van Nicea in het jaar 325 besluiten de christenen dat in elke stad een plaats voor zieken en armen moet zijn. Zo komt de ziekenzorg voor eeuwen bij de geestelijkheid te liggen: bij kerkgebouwen en kloosters komen opvangplaatsen voor de kranken.

In de Middeleeuwen beslist de kerk echter dat geestelijken geen medische handelingen meer mogen verrichten. In de daaropvolgende periode ontstaan dan ook steeds meer stadsziekenhuizen.

Vanaf de zeventiende eeuw krijgt de staat –financieel– een steeds grotere vinger in de pap en die invloed is sindsdien alleen maar groter geworden. Ziekenhuizen zouden nu zelfs niet meer zonder de overheidssteun kunnen.

De afgelopen twee eeuwen is een trend naar steeds grotere ”genezingsmachines” te zien. Dat uit zich eerst in verschillende losstaande gebouwen die met elkaar één kliniek vormen, later volgen de grote ziekenhuisblokken, die ook steeds hoger worden. Mens en Tijhuis beschrijven deze ontwikkelingen tot in detail. Het positieve is dat ze niet alleen aandacht besteden aan de bouwvormen, maar ook de link leggen met de ontwikkelingen in de gezondheidszorg en de sociale wetgeving.

Rond de Tweede Wereldoorlog zijn er twee belangrijke veranderingen die voor de ziekenhuisarchitectuur van betekenis zijn: de medische technologie neemt een vlucht en de gezondheidszorg komt in het pakket van sociale voorzieningen. Vooral door het laatste komen steeds meer mensen in het ziekenhuis voor behandeling: gezondheidszorg wordt een verworven recht.

In de loop van de jaren zeventig benadrukken de ziekenhuisarchitecten steeds minder de rol van afzonderlijke afdelingen. Ziekenhuizen moeten in de eerste plaats flexibel en functioneel zijn ingericht, vinden de ontwerpers uit die periode.

Mammoet
In de jaren tachtig blijkt dat de budgetten voor de gezondheidszorg wel erg veel geld dreigen te gaan opslokken. De rem gaat erop en de gezondheidszorg moet efficiënter werken. Fusie op fusie volgt. Megaziekenhuizen en mammoethospitalen, zoals de academisch ziekenhuizen van Utrecht, Amsterdam, Leiden en Rotterdam, zijn het resultaat.

De enorme omvang maakt het ontwerpen steeds complexer. Tegelijkertijd groeit er –gelukkig– een besef dat de patiënt meer centraal moet staan in de architectuur: de interne openbare ruimte van de ziekenhuizen krijgt meer aandacht. Door veel kleur, lucht en rustgevende motieven moet de patiënt zich ondanks zijn zorgen prettig voelen. Geen strakke, steriele gebouwen uit de jaren vijftig, geen overdreven gezelligheid uit de jaren zeventig en tachtig meer.

Tevens moet iedereen nog zijn weg kunnen vinden in het doolhof van gangen en afdelingen. Neem het academisch ziekenhuis in Utrecht. Op het terrein van een van de laatste mammoetziekenhuizen staan naast de medische faculteit ook de polikliniek, het militair hospitaal, het Wilhelmina Kinderziekenhuis en een calamiteitenhospitaal.

Eén noot ontbreekt in het boek over al die schitterende gebouwen: (de oorzaak van) de ellende die de hospitalen noodzakelijk maakt, dreigt bijna vergeten te worden.

Foto's
Het tweede deel van het gedegen boek bevat meer foto's dan tekst. Van vijftig ziekenhuizen is een korte beschrijving opgenomen, ondersteund met plattegronden, schitterende foto's van de in- en exterieurs en scherpe luchtfoto's. De vijftig beschrijvingen geven een doorsnee van wat de ziekenhuisarchitecten in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog hebben gepresteerd. En wie niet genoeg heeft aan ”De architectuur van het ziekenhuis” krijgt literatuurhints om verder te lezen.