Boekrecensie

Titel: Stedebouw en burgerlijke vrijheid. De contrasterende carrières van zes Europese hoofdsteden
Auteur: Michiel Wagenaar

Uitgeverij: Thoth
Bussum, 1998
ISBN 90 6868 195 8
Pagina's: 279
Prijs: ƒ 59,50

Recensie door W. G. Hulsman - 29 september 1999

Zes Europese
hoofdsteden

Parijs, de hoofdstad van Europa. Bij veel Europeanen zouden de haren recht overeind gaan staan. Dat nooit. Ze komen er graag, maar daar houdt het ook mee op. Halverwege de vorige eeuw lag dat anders. Parijs was dé modelstad. Als het even kon, kopieerden de andere hoofdsteden de ideeën van de Franse stedenbouwkundigen. Vive Paris!

Wie aan de hand van ”Stedebouw en burgerlijke vrijheid. De contrasterende carrières van zes Europese hoofdsteden” een wandeling maakt door steden als Brussel, Rome of Boedapest, kan dat met eigen ogen zien. Niet dat het boek een wandelgids is, maar Michiel Wagenaar (1948) beschrijft in dat boek in dertien hoofdstukken de ontwikkeling van die steden in de vorige eeuw en de invloed van Parijs daarop. Zeer toepasselijk zette hij boven een van zijn hoofdstukken: ”Gespiegelde steden”.

Zo rond 1870 had Parijs een monumentaal stadsbeeld, dat iets groots uitstraalde. Verder beschikte de Franse hoofdstad over een perfect rioolnet, goede drinkwatervoorziening en veel stadsverlichting. Bezoekers aan de stad kwamen bovendien weinig bedelaars en zwervers tegen. De andere Europese steden likkebaarden, maar ondertussen zagen zij niets van de ellendige situatie in de dichtbevolkte voorsteden en in de achterbuurten met hun grote armoede.

Vooral in Rome, Brussel en Boedapest kregen de Fransen navolging: een groot prestigieus stadshart voor de elite, eromheen de wijken die niet gezien mochten worden door buitenlandse bezoekers. Overigens beschrijft Wagenaar in zijn goed geïllustreerde boek de invloed van Parijs op meer dan zes steden. Zo bespreekt hij de plattegrond van de Zuid-Amerikaanse stad Buenos Aires, maar ook die van Berlijn, Moskou en van de hoofdplaatsen in de diverse kolonies, zoals New Delhi en Bandoeng.

In het tweede deel van het waardevolle boek beschrijft de wetenschapper de invloed van de stad van de Napoleons op Londen. Sommige Britten vonden hun hoofdstad maar niks. Terwijl Londen in die tijd de hoofdstad van een wereldwijd imperium was en het hart van de Industriële Revolutie. Die Britten wilden ook de grootse monumenten, de pracht en praal zoals ze die in Parijs hadden gezien. Het gras bij de buren is altijd groener, zou een nuchtere Hollander zeggen.

Toch was het in Amsterdam niet veel anders. Ook daar keek men vaak naar het Zuiden, maar van echte navolging was net als in Londen geen sprake. Volgens Wagenaar komt dat niet door de andere cultuur of woonvoorkeur, maar door de geheel afwijkende staatsinrichting in Nederland en Engeland: er was geen politieke wil, er was geen geld en de procedures verliepen veel moeilijker.

Haussmann
Wie slaagde er nu eigenlijk in om al die begerige ogen op Parijs gericht te krijgen? Het was de in 1853 benoemde prefect van de Seine, Georges Eugène Haussmann. Hij was bij zijn aanstelling net 44 jaar oud en stond voor de enorme opdracht de stad te verfraaien, en dat terwijl hij bouwkundig een leek was.

Haussmann was echter een krachtig bestuurder, die het ambtenarenkorps reorganiseerde, een onderzoeksdienst opstartte en een krachtig team van ingenieurs en architecten benoemde. Achteraf gezien een succesformule, althans volgens het oordeel van de liefhebbers van Parijs. Er blijven nu eenmaal mensen die meer van het minder pompeuze en minder strakke Londen en Amsterdam houden.