Boekrecensie

Titel: Geloven in wetenschap en techniek
Auteur: dr. ir. E. Schuurman
Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn
Amsterdam, 1998
ISBN 90 6064 976 1
Pagina's: 208
Prijs: ƒ 35,90

Recensie door drs. W. van Vlastuin - 2 december 1998

Prof. Schuurman biedt bezinning op techniek

Denken vanuit het
hart van het geloof

De vertechnisering van onze cultuur gaat niet alleen studenten of techneuten aan, maar ieder die in deze samenleving staat. Voor ons allen is nodig dat wij ons grondig bezinnen en de geesten beproeven. Prof. dr. ir. E. Schuurman heeft ons daarom een goede dienst bewezen met zijn meest recente, eenvoudig geschreven publicatie “Geloven in wetenschap en techniek”.

Ik begin met een weergave van de inhoud van het boek. Het eerste hoofdstuk betreft de vraag naar de verhouding tussen geloof en wetenschap. Verschillende opvattingen wijst Schuurman af. We kunnen niet het natuurwetenschappelijke denken kritiekloos als fundament accepteren en er vervolgens een christelijk huis op bouwen. De scheiding tussen geloof en wetenschap waarbij we het geloof privatiseren, is evenmin een bijbelse weg. We zijn er niet met christelijke vooronderstellingen waarbij we verder het wetenschappelijk denken overnemen. Hij pleit ervoor geloof en wetenschap nauw op elkaar te betrekken. Het denken komt voort uit het hart. Alle wetenschap zal een plaats moeten hebben binnen het kader van gelovig grondvertrouwen. Zo verdiept wetenschap de kennis van Gods orde en brengt tot aanbidding.

Het volgende hoofdstuk laat zien dat in onze cultuur het denken wordt overschat. Er zijn grondvragen die nooit met ons verstand zijn op te lossen, zoals de vraag naar de zin van het leven. Het technische denken betekent dat we de werkelijkheid gaan zien als een groot mechanisme; we doen zo de rijkdom van Gods schepping tekort. Verkilling en vervreemding is het gevolg. Bovendien wordt heel gemakkelijk aangenomen dat natuurwetten gelden op terreinen die buiten ons bereik liggen. Met name geldt dat voor het evolutionisme, dat zelfs een levensbeschouwing is geworden. Het is treffend dat ook het wetenschappelijk creationisme als alternatief voor het evolutionisme in feite het denken overschat. Wetenschappelijke en bijbelse feiten staan op een gelijk niveau. We hoeven geen theorie te ontwerpen om de maagdelijke geboorte te verklaren; we dienen haar te geloven.

Genetische manipulatie
Hoofdstuk 3 legt de vinger bij het feit dat de van oorsprong christelijke westerse cultuur met de opgang van wetenschap en techniek een goddeloze cultuur is geworden. De schrijver geeft hier aan dat techniek op zichzelf een zegen is, maar zodra techniek allesbeheersend wordt, is ze een verslindende en onderdrukkende afgod. De gevolgen zijn tastbaar, onder meer in het milieu. Een ander voorbeeld is het gebrek aan echte communicatie bij onze geweldige communicatiemogelijkheden. Techniek krijgt een religieuze dimensie. Alle negatieve gevolgen van de techniek gaan we als mensheid met nieuwe technieken te lijf. De technische ontwikkelingen vormen een onomkeerbaar autonoom proces; technomonisme. Deze wereld heeft buiten zichzelf geen zin, want haar doel is vooruitgang.

In het vierde hoofdstuk zien we hoe we de vertechnisering concreet inademen en hoe dit denken de plaats van een levensbeschouwing krijgt. Transgenetische manipulatie van planten en dieren miskent geheimen van de schepping en roept bovendien het gevaar op van afname van de variatie aan planten. Daardoor kunnen zich bij nieuwe ziekten geweldige rampen voordoen. Toch ziet men deze techniek als een oplossing voor allerlei ziekten.

Dezelfde drang om alles te beheersen zien we ook concreet geschilderd in de voortplantingstechnieken voor de mens. Reageerbuisbevruchting is al lang geen methode meer voor onvruchtbare ouders, maar leidt tot een volledige beheersing van de voortplanting. Wat gebeurt er als verzekeringsmaatschappijen een pre-implantatiediagnose gaan verplichten?! Schuurman kiest als ethische lijn bij genetische manipulatie voor “nee, tenzij”. “Tenzij” treedt in werking wanneer bijvoorbeeld een leukemiepatiënt kan worden geholpen met genetisch gemanipuleerde beenmergcellen. Hier is geen sprake van selectie, maar van correctie. Tevens gaat de auteur in het vijfde hoofdstuk in op het 'denken' van computers. Wie zo spreekt, heeft het denken van de mens volledig vertechniseerd.

Rentmeesterschap
In het volgende hoofdstuk worden we rondgeleid langs verschillende wijsgerige visies op de techniek. We kunnen onderscheiden tussen de onkritische positivistisch pragmatische visie op de moderne techniek tot en met de meest negatieve houding van de naturalistische visie. Toch bieden al deze stromingen vanuit christelijke overtuiging geen werkelijk alternatief, omdat zij de autonomie van de mens veronderstellen. Of zij verabsoluteren nog steeds impliciet de wetenschap, of zij verabsoluteren de natuur en de vrijheid.

Daarna wordt een beginfundament gelegd voor een christelijke visie op de cultuur. Welke plaats heeft de Reformatie in de ontwikkeling van de huidige wetenschap gehad? Hebben wij ons als christenen met een beroep op de cultuuropdracht niet te gemakkelijk gevoegd naar het knechten van de natuur? Moeten we de sabbat in onze theologische grondslagen niet nadrukkelijker een plaats geven? Het moet duidelijk zijn dat niet de machten de geschiedenis bepalen, maar Christus, Die over alle machten van techniek en economie heeft gezegevierd. Als grondhouding voor onze omgang met de schepping moeten we deze leren zien als een tuin. Er is ruimte voor techniek en groei, maar in een bewarend kader.

Ten slotte spreekt de auteur over de hoop voor de cultuur in haar huidige crisis. Hij pleit voor een uitgebalanceerde verantwoordelijkheidsethiek. Grootschaligheid en kleinschaligheid moeten niet tegenover elkaar staan, maar elkaar aanvullen. De economische norm van rentmeesterschap betekent ook economisch omgaan met grondstoffen, het milieu, de dieren en zelfs de mens. De norm van liefde en zorg waakt tegen de wetenschappelijk-technische beheersing. In deze normatieve kaders is de techniek veilig.

Bezinning
Tot zover in heel grove hoofdlijnen de inhoud van deze fundamentele studie. Het boek heeft mij aan het denken gezet. Dit werk moet serieus worden genomen. De auteur wil in discussie gaan om deze dingen te doordenken (blz. 161). Graag neem ik deze handschoen op. Wat ik kritisch formuleer, is meer bedoeld om de dingen helder te krijgen dan om negatief te zijn over deze broodnodige bezinning.

1. Zijn de normatieve kaders waarbinnen de wetenschappelijk-technische ontwikkeling plaatsheeft specifiek christelijk? Ik kan me voorstellen dat ook niet-christenen instemmen met een uitgebalanceerde normering. Hebben wij vanuit het geheel van Gods Woord niet meer te bieden? Een doordachte scheppingstheologie handhaaft zowel Gods soevereiniteit als dat zij het noodzakelijkheidsdenken van de technische wetenschap fundamenteel doorbreekt. De bijbelse eschatologie maakt ons duidelijk dat het einde meer is dan herstel van het paradijs (blz. 54, 184). Immers, een geestelijk lichaam wordt opgewekt.

2. Wat mij ook opvalt, is dat de afgodische trekken van de techniek worden afgewezen, maar dat techniek als zodanig behoort bij de mogelijkheden van Gods schepping. Ik denk dat dat juist is. Hoe ga je daar praktisch mee om? Mogen we het fileprobleem oplossen met ondergrondse vervoersystemen (blz. 179)? Staan we zo niet te onkritisch tegenover de auto of de hoeveelheid auto's als zodanig? Past dit binnen het kader van bijbelse economie? Kunnen wij dit verantwoorden als ook landen in de derde wereld dezelfde rechten hebben? Kunnen wij al onze auto's op de weg houden als dat leidt tot meer armoede in andere delen van Gods wereld? Is het überhaupt voor een christelijke ondernemer mogelijk om zijn medewerkers te laten werken aan een lopende band?

Doornen en distelen
3. Het valt mij op dat de bezinning zich vooral richt op de gemechaniseerde wetenschapsopvatting. De modernste wetenschapstheorieën zijn echter dynamisch van aard. Vooral de kwantumfysica heeft de aanzet gegeven om de werkelijkheid te zien als een chaos die we alleen statistisch kunnen benaderen. Einstein heeft de historische woorden gesproken: „God dobbelt niet”. Hoe gaan we hiermee om?

4. Ik krijg de indruk dat Schuurman de Reformatie niet ziet als de geestelijke kracht achter de doorbraak van de techniek. Daarachter gaat de geest van de Renaissance en de Verlichting schuil, terwijl de Reformatie deze ontwikkelingen afremde. Heeft het ons toch niet meer te zeggen dat de ontwikkeling van wetenschap en techniek gestalte kreeg in het christelijke westen? Is het niet juister om het zo te stellen dat door de doorbraak van antichristelijk denken ook de positieve wetenschappelijke ontwikkeling is geperverteerd? Het bederf van het beste is het slechtste. Bovendien kunnen we op deze wijze de techniek als zodanig positiever benaderen dan wanneer we als bron alleen maar Descartes aanwijzen.

5. Kunnen we zeggen dat er hoop is voor de cultuur als ze zich beweegt in de voorgestelde normatieve kaders? Moeten wij het zuchten van de ganse schepping in Romeinen 8:22 niet een meer fundamentele plaats geven in ons denken over wetenschap en techniek? Doornen en distelen zijn niet alleen ongewenste bijoogmerken van onze arbeid, maar kunnen wel eens het wezen daarvan bepalen. Bovendien geeft de inhoud van het boek Openbaring ons aanleiding om te denken dat heel ons technische en economische systeem in kan storten. Kan de westerse cultuur niet te gronde gaan zoals het communisme? De gang naar Gods rijk gaat door de breuk heen. We leven thans in barensweeën. Een kernvraag is: is er in Gods koninkrijk cultuur, wetenschap en techniek?