Boekrecensie

Titel: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw
Redactie: dr. J. W. Schot en prof. dr. ir. H. J. Lintsen
Uitgeverij: Walburg Pers
Zutphen
ISBN 90 5730 037 0
Prijs: per deel ƒ 78,50

Recensie door Helma Rebel-Struijk - 10 november 1998

„Per Nederlander een piek” voor beschrijving van techniekgeschiedenis

Dikke vingers op kleine toetsenborden

„Diezelfde mensen die vroeger een sluisdeur draaiden –ze hebben hele grote handen van het werken– die zitten nu met zulke klauwen, met van die dikke vingers op die kleine toetsenbordjes te typen”. Deze rake schets van de ontwikkeling van het sluiswachtersvak in de afgelopen eeuw is te vinden in “Techniek in Nederland in de twintigste eeuw”. Morgen wordt het eerste deel van een serie van zeven gepresenteerd.

De Nederlandse techniekgeschiedenis van de negentiende eeuw stond nog niet volledig op papier, of de plannen voor de beschrijving van de twintigste eeuw lagen al op tafel. Niet dat dat een logisch vervolg was, zegt prof. dr. ir. H. W. Lintsen, hoogleraar techniekgeschiedenis aan de technische universiteiten van Delft en Eindhoven en voorzitter van de zeventienkoppige redactie. „In omvang, complexiteit en schaal is de techniekontwikkeling van de twintigste eeuw niet te vergelijken met die van de voorgaande eeuw”.

Terugblikken in de twintigste eeuw –de schrijvers bedoelen dan de periode tussen 1890 en 1970– vergt veel tijd. Alleen al omdat de afgelopen eeuw de best gedocumenteerde eeuw uit de geschiedenis is. Er is een verbijsterende hoeveelheid beeld- en geluidsmateriaal en gebruiks- en wegwerpvoorwerpen bewaard. Zo'n vijftig onderzoekers en auteurs worstelen zich door die berg informatie heen. Volgens Lintsen kan tegen het eind van het project –het laatste deel verschijnt pas voorjaar 2002– het aantal onderzoekers oplopen tot tachtig à honderd.

Terugblikken vergt ook een enorme investering. Kostte het in kaart brengen van de negentiende-eeuwse techniekgeschiedenis „alles bij elkaar” zo'n 4,5 miljoen gulden, voor het beschrijven van de twintigste eeuw is een bedrag van 16 miljoen gulden nodig. „Per Nederlander een piek”, relativeert Lintsen.

Dagelijks leven
Het aardige van de serie is, dat de schrijvers niet alleen een opsomming geven van nieuwe technieken, maar juist ingaan op de interactie tussen techniek en maatschappij. Want met name in de twintigste eeuw drong techniek in steeds grotere mate in het dagelijks leven door. Een ooggetuige somt op welke uitvindingen hij heeft meegemaakt: de stofzuiger, de vaste wastafel, de centrale verwarming, de elektrische trein, het vliegtuig, het neonlicht, de grammofoon, de radio, de televisie, kleurenfotografie, het gebruik van insecticiden, vitaminen, hormonen en antibiotica, de film, de atoombom en de kerncentrale.

Met de opkomst van nieuwe technieken werden voorheen typische mannenberoepen meer en meer uitgevoerd door vrouwen. Een van de thema's in het eerste deel van de serie is de kantoorgeschiedenis, laat dit fraai zien. Rond de eeuwwisseling vormden vrouwen nog een betrekkelijk nieuwe verschijning op kantoor. Er bestond nog veel weerstand tegen kantoorwerk voor vrouwen, zoals bij de handelsbediendenvereniging Mercurius, die lange tijd de deelname door vrouwen aan het examen Praktijk Diploma Boekhouden wist tegen te houden. Pas met het ontstaan van nieuwe werkzaamheden als telefoneren, typen en stenograferen, verwierven vrouwen zich een vaste plaats in het kantoor. Tussen 1899 en 1920 groeide het vrouwelijk aandeel in het totale aantal kantoorbedienden van 2 naar 24 procent.

Mislukte mechanisatie
Niet alle vernieuwingen waren gelijk verbeteringen. Dr. J. W. Schot, programmaleider: „De mislukte mechanisatie van de Postcheque- en Girodienst (PCGD), begin jaren '20, is wat dat betreft een fraai voorbeeld”. Vóór de reorganisatie verwerkten en controleerden de medewerkers alle transacties –in 1922 waren dat er 14 miljoen– handmatig. Vanwege tijdgebrek bleef een deel van de controles echter achterwege.

Mechanisatie moest verbetering brengen. Maar na overgang op het nieuwe systeem ontstonden pas echt grote problemen. Toen de situatie zo slecht was dat de rekeninghouders zélf de PCGD moesten informeren over hun saldo, werd de girodienst tijdelijk gesloten. De ponskaartapparatuur ging de deur uit, en het grootste deel van de administratie werd weer handmatig uitgevoerd.

De geschiedenis van de waterstaat vult de andere helft van het eerste deel van “Techniek in Nederland in de twintigste eeuw”, dat in 400 pagina's en 151 illustraties het boeiende verhaal schetst van een maatschappij die steeds weer voor keuzes stond, en vervolgens veranderde door die keuzes.