Boekrecensie

Titel: Wegwijzer in de sterrenkunde
Auteur: Carole Stott

Uitgeverij: Cantecleer
Baarn, 2000
ISBN 90 213 2978 6
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 49,90

Titel: Deep Space. Blik op de grenzen van het heelal
Auteur: Dirk H. Lorenzen

Uitgeverij: Tirion
Baarn, 2000
ISBN 90 4390 165 2
Pagina's: 160
Prijs: ƒ 59,50

Recensie door W. G. Hulsman - 14 februari 2001

De aarde als
een stofkorreltje

Een fotoboek met haarscherpe opnamen van uithoeken van het heelal is boeiend, maar zelf het heelal afspeuren op zoek naar planeten, manen en sterrenstelsel is vele malen spannender. Een goede handleiding voor zo'n speurtocht is het recent verschenen boek ”Wegwijs in de sterrenkunde” van Carole Stott.

De ondertitel ”Zelf het heelal verkennen met praktische hulpmiddelen en technieken” dekt de inhoud van het boek volledig. De fraai vormgegeven uitgave is namelijk een praktische gids, die stap voor stap uitlegt hoe het heelal in elkaar zit en op welke manier het hemelrond het best kan worden waargenomen. Grote pre is dat bij dit boek over de sterrenkunde de miljoenen en miljarden jaren nu eens niet over de pagina's rollen. Slechts een enkele keer worden dergelijke getallen in relatie met de ouderdom van het heelal genoemd.

Na een korte inleiding over het heelal en de plaats van de aarde daarin gaat Stott in op de basisuitrusting die nodig is bij het sterren kijken: (meestal) warme kleding, iets om op te zitten, een verrekijker (of een telescoop), een sterrenkaart, een notitieboekje en voor de beginneling een kompas. Regelmatig geeft de schrijfster praktische tips aan de amateur-kijker. Zo adviseert zij de lezer eens „perifeer waar te nemen”: kijk niet rechtstreeks naar een zwak schijnende ster, maar naar iets ernaast. „Je zult de ster dan toch zien, omdat het beeld op de lichtgevoelige rand van het netvlies valt.”

De auteur legt uit hoe de sterrenschijf die in het boek is bijgesloten, gehanteerd moet worden. De beschrijving op pagina 23 van de drie stappen die de gebruiker daarbij moet nemen, klopt echter niet. Uitvoerig gaat de voormalig beroepsastronome in op de duurdere hulpmiddelen: verrekijkers, grote en kleine telescopen en sterrenkunde met de computer. De lezer die daarna de bladzijde omslaat, loopt tegen een storende fout aan: de tekst op de bladzijden 18 en 19 is verwisseld met die op 34 en 35.

Sterrenkaart
Stott maakt in het volgende hoofdstuk de stap naar het zonnestelsel. Al met een verrekijker zijn veel details te ontwaren. Vooral op de maan. In het hoofdstuk over het zonnestelsel behandelt de auteur eerst de planeten. Na een informatieve beschrijving van elke planeet volgen waarneemtips en andere wetenswaardigheden. Verder is een sterrenkaart opgenomen waarop tot en met 2010 te zien is waar de planeet zich elke maand aan de hemel bevindt. Het lezen van deze kaart gaat soms moeilijk, omdat de kleuren die voor de verschillende jaren gebruikt worden erg dicht bij elkaar liggen.

In de tweede helft van het boek gaat de schrijfster in op het waarnemen van sterren, stergroepen, nevels en sterrenstelsels. Ze legt uit wat er zoal aan de 'verre' hemel te zien is. De tekst is ook hier rijk geïllustreerd. Aan de hand van sterrenkaarten en foto's wandelt de lezer langs de bekendste sterrenbeelden, zoals de Grote Beer, Orion. De ex-beroepsastronome neemt ook de sterrenbeelden die alleen vanaf het zuidelijk halfrond van de aarde zichtbaar zijn mee. Dat is interessant voor de noorderlingen, maar maakt het boek er niet eenvoudiger op, al blijft het een aanrader.

Slechts voortuin
Wie alle hemellichamen die Stott beschrijft wil opzoeken, kan nog even vooruit. Achter die sterren ligt echter nog een oneindig groot gebied. Achter 'onze voortuin' van de 3000 sterren die met het blote oog te zien zijn, ligt een eindeloos park met miljarden en nog eens miljarden sterren. De amateur die dáár meer van wil weten, komt niet ver met zijn telescoop en de tips van Stott, maar moet het doen met foto's van professionele sterrenwachten. Dirk H. Lorenzen helpt hem. De Duitse auteur verzamelde veel van dit boeiende beeldmateriaal en schreef het boek ”Deep Space. Blik op de grenzen van het heelal”. Recent verscheen de Nederlandse vertaling.

Volgens Lorenzen staan we aan het begin van een belangrijk decennium voor de sterrenkunde. Er worden veel ontdekkingen gedaan en de beschikbare telescopen en apparatuur worden steeds beter. De theorieën over het ontstaan van het heelal gaan helemaal over de kop, verwacht Lorenzen.

De auteur beschrijft in ”Deep Space” eerst zijn ervaringen op de hypermoderne westerse sterrenwachten in het Zuid-Amerikaanse Chili. Hoog in de bergen staan daar vele telescopen die dankzij het goede waarneemweer waardevolle opnamen van de uithoeken van het heelal maken. En nog zijn de astronomen niet tevreden. Daarom werken ze hard aan de realisatie van de VLT –de Very Large Telescope– die straks verbazingwekkend scherpe opnamen –nog beter dan die van de ruimtetelescoop Hubble– moet gaan maken. In theorie is met de VLT te zien wanneer er iemand op de maan loopt.

Dat we ondanks al die informatie nog maar heel weinig van de uithoeken van het heelal weten, blijkt uit de hoofdstukken die volgen. Door gegevens over radiostraling, infrarood licht, gamma- en röntgenstraling uit het heelal en optische waarnemingen te combineren, zoeken astronomen naar antwoorden op de vele vragen die zij nog hebben. Wat gebeurt er bij een supernova, als een ster explodeert? Wat gebeurt er in de nevels die tussen de sterren hangen? Wat gebeurt er als twee sterrenstelsels zoals onze Melkweg op elkaar botsen? Lorenzen beantwoordt die vragen voorzover mogelijk vanuit de huidige stand van de wetenschap. Hij doet dat op een prettig leesbare manier. De lezer komt onder de indruk van de krachten die er in het universum zijn. Soms is de nuchterheid waarmee Lorenzen de mogelijke consequenties daarvan (voor de aarde) beschrijft, schokkend.

Dubbeltje
Mooi is de vergelijking die Lorenzen in zijn zeer fraai geïllustreerde boek maakt tussen een kers en de zon om zo de schaal van het heelal aan te geven. Is de kers de zon, dan is de aarde een stofkorrel op 2,5 meter afstand en de planeet Jupiter een speldenknop op 12 meter afstand. De dichtstbijzijnde kers –oftewel de buurster– ligt op 650 kilometer afstand. De andere sterren in 'onze omgeving', zijn kersen in de verschillende Europese hoofdsteden.

Lorenzen maakt nog zo'n vergelijking. Is ons Melkwegstelsel met zijn miljarden sterren een dubbeltje, dan is het dichtstbijzijnde sterrenstelsel –Andromeda– een rijksdaalder op 50 centimeter afstand. En dat zijn dan nog maar twee van de naar schatting meer dan 800 miljoen sterrenstelsels in het nu bekende deel van het heelal. Indrukwekkende verhoudingen.

Hoeveel zullen de astronomen er in de komende jaren nog ontdekken? Veel, is het antwoord van Lorenzen in zijn boek. Illustratief daarvoor is het citaat van een Amerikaanse astronoom waarmee de auteur zijn –van de evolutiegedachte doorspekte– boek afsluit. De sterrenkundige vergelijkt zijn werk met de ontdekkingsreizen van Columbus en anderen. „De astronomie lijkt erg veel op de geografie in de vijftiende en zestiende eeuw. We ontdekken nieuwe werelden waarvan we niets wisten.”