Boekrecensie

Titel: Dutch Town Planning Overseas during VOC and WIC Rule (1600-1800)
Auteur: R. van Oers

Uitgeverij: Walburg Pers
Zutphen, 2000
ISBN 90 5730 104 0
Prijs: ƒ 69,-

Recensie door Alice de Stigter-de Jong - 3 januari 2001

Hoe Nederlanders
overzee bouwden

De zeventiende-eeuwse Nederlandse handelaren waren nijvere bouwers. Op veel strategische handelslocaties in de wereld zijn resten te vinden van wat eens een VOC-fort, Hollands bestuursgebouw of zelfs een complete nederzetting is geweest. Veel nederzettingen vertonen opvallende overeenkomsten in bouwstijl en materiaalgebruik, ook als ze een halve wereld van elkaar vandaan liggen.

„De meeste nederzettingen overzee zijn neergezet volgens een centrale planning vanuit Holland, maar wel afhankelijk van plaatselijke omstandigheden”, stelt dr. R. van Oers. De stedenbouwkundige is onlangs gepromoveerd op Nederlandse stadsplanning overzee. Uit het onderzoek blijkt dat de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de Verenigde West-Indische Compagnie (WIC) wereldwijd zesendertig serieuze pogingen hebben gedaan overzee een nederzetting te stichten.

Van Oers maakt een vergelijking tussen de nederzettingen onderling. Hij haalt verschillen en overeenkomsten boven tafel en vergelijkt nederzettingen gesticht door de VOC en de WIC. De stedenbouwkundige wil ook weten waarom een nederzetting al dan niet werd gesticht. Hiervoor maakt hij onder andere gebruik van unieke historische kaarten. In zijn proefschrift beschrijft hij de stichting van Kaapstad, Zuid-Afrika, van Colombo op Sri Lanka en van Recife, of Mauritsstad, in Brazilië.

Verwantschap
Het zijn Hollandse nederzettingen in drie geografisch verschillende regio's met verschillen in lokale cultuur. Ze zijn ook alle drie met een verschillende reden gesticht of ingenomen en met een verschillende functie in gebruik geweest. Toch vertonen ze verwantschap met elkaar.

Van Oers vindt daarvoor meer dan een reden. „De versterkte handelsnederzettingen overzee waren allereerst vooruitgeschoven posten, van waaruit een uiterst lucratieve handel werd gedreven. Zo konden sjoemelende kooplieden in dienst van de VOC binnen enkele jaren steenrijk worden. Later kregen de forten en nederzettingen vaak een administratieve functie, als vertegenwoordiging van de Republiek. Ze moesten de regio's controleren en bijvoorbeeld lokaal de belasting innen.

In eerste instantie wilden de VOC en de WIC helemaal geen nederzettingen stichten. Alleen een Compagniesfort was volgens de directeuren voldoende; deze waren beter te verdedigen en goedkoper in aanleg en onderhoud. Aanvullende diensten, zoals voedselvoorziening en bouwwerkzaamheden konden goedkoper worden uitgevoerd door lokale burgers. Schoorvoetend stonden de compagniesdirecteuren uiteindelijk toch toe dat zich naast het fort een nederzetting ontwikkelde”, licht Van Oers toe.

Sobere bouwstijl
In de Nederlandse stedenbouw overzee was schoonheid geen op zichzelf staand doel. De functionaliteit was dat volgens Van Oers wel. De nederzettingen moesten goed te verdedigen zijn en er moest voor een optimale ontwikkeling worden gezorgd, waarbij zo veel mogelijk geld kon worden verdiend tegen zo min mogelijk kosten.

De Nederlanders in den vreemde hadden, net als in het eigen land, een sobere bouwstijl. „De nederzettingen overzee werden altijd als netjes, geordend en degelijk aangemerkt. De Spaanse nederzettingen bijvoorbeeld, kenmerkten zich door meer machtsvertoon. Door brede avenues en pompeuze pleinen, met steevast een veroveraar op een paard in het centrum. De Nederlanders waren zuinig in het neerzetten van grootse, dure gebouwen met veel ornamenten.”

Een belangrijke conclusie die Van Oers trekt, is dat het gedachtegoed van „Nederlands beroemdste ingenieur Simon Stevin in vele handelsnederzettingen is terug te vinden. Stevin heeft voor een groot deel de opleiding van ingenieurs in Nederland vormgegeven. Zijn ideeën wat betreft vesting- en stedenbouw kregen daarin grote aandacht. Zijn ideale stadsplattegrond toont een strak wegenpatroon, bouwkavels en pleinen, wordt doorsneden met grachten en omgeven door een verdedigingsmuur met bastions en een gracht. De nieuw opgeleide ingenieurs werden weer in dienst genomen door de VOC en de WIC en overzee aan het werk gezet bij de bouw van forten en steden.

Aangepast plan
Het ontwerp van de militaire bouwwerken werd op voorhand in Nederland bepaald. De desbetreffende gouverneur of commandeur kreeg de opdracht mee het ontwerp volgens planning uit te voeren. „Ter plekke aangekomen, werd het natuurlijk een ander verhaal. De bouw werd daar bepaald door lokale ingenieurs en vaklieden. Zij hadden immers te doen met het materiaal en de middelen die hen daar ter beschikking stonden. Ook moesten ze rekening houden met de omstandigheden ter plekke. Dit resulteerde vaak in een op de situatie aangepast plan. Niemand scheen hier moeite mee te hebben. Het was naar omstandigheden het best haalbare.”

In Colombo in Sri Lanka raakte de Nederlandse bouwkundige gecharmeerd van de wirwar van geuren, kleuren en geluiden die zo eigen is aan Aziatische steden. „En die naar alle waarschijnlijkheid nauwelijks veranderd is sinds de tijd dat de eerste Hollanders daar voet aan wal zetten. Lopen door de wijk Pettah is een avontuur op zich. Zeker als je weet dat het stratenpatroon nog van Nederlandse makelij is.”