Boekrecensie

Titel: Van 'Konstgenoten' en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw
Auteur: Huib J. Zuidervaart

Uitgeverij: Erasmus Publishing
Rotterdam, 1999
ISBN 90 5235 143 0
Pagina's: 664
Prijs: ƒ 97,50

Recensie door W. G. Hulsman - 1 maart 2000

Lage Landen in de
ban van een komeet

Nog even en de wereld vergaat. Nederland, vooral Friesland, is in de ban van een naderende staartster die de aarde volgens sommigen zal treffen. Predikanten spreken vanaf de kansel van Gods naderende oordelen en verspreiden vlugschriften. De Nederlandse sterrenkundigen zoeken ondertussen nuchter verder naar aanwijzingen voor de komst van de komeet. En met succes, want in 1759 verschijnt de komeet Halley inderdaad aan de hemel.

Over de achttiende-eeuwse zoektocht naar deze en andere kometen en een bijzondere passage van de planeet Venus voor de zon langs gaat het boek ”Van 'Konstgenoten' en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw”, geschreven door H. J. Zuidervaart. De Middelburger promoveerde vorig jaar op dat „nog onontgonnen” onderwerp.

Zuidervaarts hoofdconclusie is dat de Nederlandse astronomie tussen 1700 en 1800 absoluut niet ingeslapen is. Integendeel, in tal van plaatsen is sprake van ijverig speurwerk langs de hemelkoepel. Vooral in de tweede helft van de eeuw bloeien de wetenschappelijke genootschappen op. Vooral de steden Amsterdam, Middelburg, Leiden en Utrecht doen op dit punt niet voor elkaar onder.

De auteur stelt met zijn onderzoek het negatieve beeld bij dat er over de wetenschap in de achttiende eeuw bestaat. Deze en vorige eeuw is verschillende keren geschreven dat er in de Republiek na Huygens tot ruwweg 1800 geen astronomen van naam zijn geweest. Ook zouden er in die periode weinig astronomische ontdekkingen van betekenis door Nederlanders zijn gedaan. Zuidervaart bewijst het tegendeel.

Opdracht
Hij doet dat door te beschrijven welke activiteiten er plaatshebben rond twee belangrijk sterrenkundige gebeurtenissen in de achttiende eeuw. Aan het begin van de eeuw heeft de Engelse astronoom Edmund Halley –een van de grote leerlingen van Newton– twee belangrijke onderzoeksprogramma's gelanceerd. Als Halleys berekeningen kloppen, moet rond 1758 een komeet terugkeren aan de hemel. Halley gelooft dat het hemellichamen zijn die net als de planeten een vaste baan rond de zon hebben en met een zekere regelmaat terugkomen. Hij vraagt alle astronomen die na hem zullen leven die theorie te controleren.

De Europese wetenschappers nemen die opdracht serieus en eind jaren vijftig speuren astronomen in heel Europa naar de terugkeer van de ”komeet van Halley”. Een aantal keren zonder resultaat, maar in 1759 met succes. Newtons theorie over de aantrekkingskracht van de zon op de haar omringende hemellichamen klopt.

Zuidervaart ontdekte dat in Nederland de Amsterdammer Nicolaas Struyck een voortrekkersrol heeft gehad bij deze kometenjacht. De Nederlandse inzet was groot, want tot 1770 ontdekten Nederlandse ”konstgenoten” zeker achttien kometen.

De zoektocht krijgt in Nederland de nodige publiciteit. Met name rond 1756 is er sprake van een gekte: couranten schrijven over de komende komeet, op straat is het een gespreksonderwerp, predikanten preken erover en wijzen op de hand van God in de schepping. Vooral de weergave van dat laatste geeft Zuidervaarts boek een interessante verdieping. Niet alle predikanten zitten op één lijn, zo toont de Middelburger aan.

Zuidervaart weet het verloop van de zoektocht goed te verwoorden en heeft een leesbaar wetenschappelijk document samengesteld. Een astronomische leek zal hier of daar misschien over wat vaktaal struikelen.

Venuspassage
In het tweede deel van het rijk met foto's en etsen geïllustreerde boek beschrijft Zuidervaart de pogingen die Europese sterrenkundigen ondernemen om de afstand tussen de aarde en de zon te meten.

Halley lanceerde aan het begin van de achttiende eeuw ook het plan om de passages van de planeet Venus voor de zonneschijf langs te benutten om die afstand te meten. De eerste kans krijgen de sterrenkijkers in 1761 en acht jaar later volgt de tweede. Daarna zal het weer meer dan duizend jaar duren voordat de planeet voor de zon langsgaat.

Nederland neemt het voorstel met enthousiasme over. Op verzoek van de Franse astronoom De la Caille regelt de Republiek zelfs voorbereidende expedities, want alleen metingen van de gebeurtenis vanaf verschillende plaatsen op aarde maken de afstandsbepaling mogelijk. Zuidervaart gaat dan ook uitvoerig in op de activiteiten van de bemiddelde predikant Mohr, die in het Nederlands-Indische Batavia een observatorium bouwt waar de Europeanen van likkebaarden.

Ondanks alle voorbereidingen zijn de waarnemingen maar ten dele succesvol. Vooral in 1769 laat het weer niet toe dat Nederlandse kijkers veel succes boeken. Toch weten de Europese astronomen tot een afstandsberekening te komen. De uitgebreide beschrijvingen van deze activiteiten zijn voor elke geïnteresseerde in de geschiedenis van de Nederlandse wetenschap een waardevolle aanwinst.

De auteur besteedt relatief veel aandacht aan de ontwikkelingen in Friesland en Middelburg. In de welvarende Zeeuwse hoofdstad woonde en werkte een aantal toonaangevende onderzoekers en sterrenkundigen. De astronoom De Munck liet geheel op eigen kosten aan het Molenwater een observatorium bouwen dat niet onderdeed voor menige sterrenkijkpost van de Europese universiteiten.

Dichter Voet
Het goed leesbare boek verraadt door het zeer complete notenapparaat, de lange literatuurlijst en de uitvoerige appendices dat het ooit in de promotiezaal van een universiteit lag. Ook die pagina's leveren interessante details.

Zo geeft een van de aanhangsels een overzicht van alle sterrenkundige waarnemers tussen 1715 en 1770. Daarin komen de namen voor van de gouverneur van Ceylon, de predikant van de Schotse gemeente in Veere James Yair, een VOC-kapitein, stadhouder prins Willem V, de Delftse koster en organist Johannes Berghuis en Catharine de Wilde, de echtgenote van de Utrechtse predikant Braconier. Ze deden waarnemingen op heel verschillende plaatsen: de een op de toren van zijn kerk, de gouverneur op zijn buitenverblijf en de stadhouder op het dak van het Binnenhof.

Een ander appendix geeft een overzicht van alle personen die inschreven op het bekendste sterrenkundige handboek van de achttiende eeuw. Zuidervaart analyseerde op basis van die gegevens hoe het met de belangstelling voor de sterrenkunde in de achttiende eeuw gesteld was.

Zuidervaart inventariseerde ook de leden van de –sterrenkijkende– wetenschappelijk gezelschappen uit de achttiende eeuw. Opvallendste persoon in dat overzicht is een lid van de Dordtse kring, Johannes Eusebius Voet. De dichter en naturaliaverzamelaar, die het merendeel van de psalmen voor de berijming van 1773 dichtte en de gemeente in psalm 147 nog vaak laat zingen van „het groot getal der starren, die 't scherpst gezicht op aard' verwarren.” Zuidervaarts boek geeft de lezer nog meer begrip van de inhoud van die psalmregel.