Boekrecensie

Titel: Tot op het bot. Gesprekken over ziel & zaligheid
Auteur: Frénk van der Linden

Uitgeverij: Veen
Amsterdam, 1999
ISBN 90 204 6042 0
Pagina's: 711
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door W. M. Bakker - 23 december 1999

Interviews Frénk van der Linden „over ziel en zaligheid” gebundeld

„Zo'n vette kroket – báh wat lekker”

Grote kans dat Leen van Dijke liever niet meer aan het interview herinnerd wil worden. Toch staat het geruchtmakende gesprek dat het RPF-kamerlid in 1996 met Nieuwe Revu voerde, nu opnieuw afgedrukt in ”Tot op het bot”, een bundeling van tientallen interviews die Frénk van der Linden de afgelopen decennia voor diverse bladen afnam. Vaak boeiend, soms banaal en meer dan eens ook stuitend.

”Tot op het bot” behoort tot de categorie boeken die ik niet kan lezen zonder m'n omgeving er zo nu en dan mee lastig te vallen. Dan kan ik de neiging niet onderdrukken opmerkelijke citaten –die bevat dit ruim 700 pagina's tellende boekwerk volop– hardop te citeren. Waarmee maar gezegd wil zijn dat het (her)lezen van Van der Lindens „gesprekken over ziel en zaligheid” op sommige momenten beslist een aangenaam tijdverdrijf is.

Een greep uit de namen van de ondervraagden: oud-secretaris-generaal van de NAVO Joseph Luns, topvoetballer Johan Cruijff, adjunct-hoofdredacteur Jan Blokker van de Volkskrant, oud-minister Kees van Dijk, SP-leider Jan Marijnissen, oprichter van Artsen zonder Grenzen Jacques de Milliano, AMC-directeur Dirk Jan Bakker en de Molukse ex-terrorist Cornelus Thenu. De interviews worden afgewisseld met columns waarin het werk van Van der Linden van commentaar wordt voorzien.

Zondig
Dat veel interviews het waard zijn na (vele) jaren herdrukt te worden, komt vooral doordat Van der Linden zich niet beperkt tot de actualiteit van de dag, maar dieper afsteekt, wil weten welke gevoelens er achter het gezicht van de bekende Nederlander schuilgaan. Sommigen gunnen hem inderdaad die blik achter de schermen. Uit een interview in De Tijd van 1986: „Het is niet mijn gewoonte mijn ziel bloot te leggen. Naarmate men dieper in Kees van Dijk graaft, wordt het gesteente harder. Maar u heeft permissie een poging te wagen.”

Vraag aan VVD-leider Bolkestein (Nieuwe Revu, 1995): Wanneer voelt u zich zondig? „Het christelijke begrip zonde is voor mij irrelevant. Maar ik ga mij weleens te buiten aan iets waarvan ik denk: ai, zou je dat nu wel doen? Eten uit de muur bijvoorbeeld. Zo'n vette kroket – báh wat lekker.” Of hij wel eens bidt? „Néén. Nooit. Ik ben agnost. Een ”twijfelaar”.” Naar aanleiding van het sterven van zijn eerste vrouw in 1984 zegt de VVD'er: „Droefheid en verslagenheid hebben een zekere mildheid tot gevolg. Eenmaal geconfronteerd met zo'n verlies maak je jezelf niet één-twee-drie meer kwaad over trivialiteiten.”

Diepingrijpende momenten uit het leven van geïnterviewden komen vaker ter sprake. RPF-leider Van Dijke praat „met schroom” over het overlijden van zijn dochtertje van drie dagen oud. „God nam haar tot zich. Geen moment in het leven heb ik zo gehuild als toen. Ik ben er mijn Heer niet door kwijtgeraakt, integendeel, intégendeel: ik heb me beter dan ooit gerealiseerd dat we Zijn wijze bedoelingen nooit kunnen doorgronden.” Ook dát staat in het interview dat het kamerlid, vanwege zijn uitspraken in twee alinea's over homoseksualiteit, tot op de dag van vandaag achtervolgt.

Oppervlakkig
Van Dijke leverde voor dit boek géén column waarin hij beschrijft hoe hij het interview met Van der Linden ervaren heeft. Diverse andere ondervraagden doen dat wel. „Geïnterviewd worden door Frénk van der Linden is zoiets als het ondergaan van een psychologische kijkoperatie”, zo begint Jacques de Milliano zijn bijdrage. „De aanleiding voor het interview (...) is voor hem voldoende om een kleine insnede in het omhulsel van je ziel te maken.”

Renate Dorrestein reageert op het interview met D66-kamerlid Hubert Fermina (NRC Handelsblad, 1995). Dit „aangrijpende portret” is er volgens haar een mooi voorbeeld van „dat Frénk van der Linden zijn materiaal niet domweg op papier kwakt, maar het, als was hij een romanschrijver, met behulp van literaire technieken bewerkt en nog eens bewerkt, net zolang tot het een onuitwisbare indruk achterlaat. Onuitwisbaar betekent ook: onontkoombaar.”

EO-directeur Andries Knevel signaleert het verschil tussen diepgravende portretten van politici in bijvoorbeeld NRC Handelsblad en De Tijd en „het platte, oppervlakkige interviewwerk in Nieuwe Revu. Die ondervragingen vermaken wel, dat zeker (...), maar je leest ze niet drie keer over, puur om ervan te genieten.” Van het gesprek met ds. Hans Visser, dat ooit in Playboy verscheen, moet nog méér gezegd worden. De vraagstelling van Van der Linden is hier dermate godslasterlijk dat van genieten geen sprake kan zijn.