Boekrecensie

Titel: Het is vol wonderen om u heen. Gedachten over techniek, cultuur en religie
Auteur: Jan Davidse

Uitgeverij: Meinema
Zoetermeer, 1999
ISBN 90 211 3771 2
Pagina's: 104
Prijs: ƒ 23,50

Recensie door prof. dr. J. Blaauwendraad - 24 november 1999

Techniek op de
agenda van theologen

De kerk die een woord voor de wereld pretendeert te hebben, mag daarover niet zwijgen en mag techniek niet buiten haar intellectuele bagage houden. Moet de theologie zich laten knechten door de rede en kunnen geestelijk leiders met slechts een vage notie van de methoden van de exacte wetenschap fungeren als exegetisch kompas? Die vraag stelt Jan Davidse, van huis uit elektronicus, in zijn boek ”Het is vol wonderen om u heen.”

Onder de naam ”De heilige Prometheus” heeft de Delftse studentenpastor Ton Meijknecht onlangs een aardig boekje gepubliceerd waarin hij de aandacht vestigt op een interessant verschijnsel. Zolang technici jong zijn, beoefenen zij hun vak gedreven en met grote toewijding en schijnbaar zonder daarbij grote vragen te hebben. Maar als ze ouder worden, tegen het einde van hun loopbaan, hebben ze meer behoefte aan reflectie. De ingenieur kan zijn eigen professie dan makkelijker van een afstand beschouwen en zijn eigen werk kritisch bevragen.

We zien ingenieurs gedachten te boek stellen over de onderlinge verhouding van techniek, cultuur en religie. Denk maar aan de boeken van Arie van den Beukel. Nu verrast een andere Delftse emeritus ons met een bezinnend werkje. Jan Davidse, van huis uit elektronicus, geeft het de titel mee ”Het is vol wonderen om u heen”, een versregel uit het Liedboek voor de Kerken. De auteur wordt gedreven door de wens technisch handelen en getuigend leven met elkaar te verbinden.

Primaat van de rede
In het boek kun je twee parallelle sporen opmerken. Het is om te beginnen een uiting van verontwaardiging. Verontwaardiging over de moderne theoloog die het primaat van de rede heeft aanvaard en zich laat meeslepen door de schijnbare macht daarvan. Die zich daarom uitput om de theologie erop aan te passen. Davidse onderkent als geen ander dat de successen van de moderne techniek dat primaat van het rationele denken hebben ondersteund en daarmee veel hebben bijgedragen aan de voortgaande secularisatie.

Volgens Davidse kun je daarop ook anders reageren dan veel kerkleiders doen. Je kunt over de moderne techniek ook spreken (hij zegt het te doen met aarzeling) als een opdracht tot voortzetting van Gods scheppingswerk, gerechtvaardigd door een goddelijke opdracht tot bouwen en bewaren. Davidse ziet in de moderne techniek het boek van de schepping zich openen als nimmer tevoren. Ja, hij weet van overschrijding van grenzen en dat confronteert de eigendunkelijke mens met een vlammend zwaard (denk aan Genesis). Maar als we bereid zijn met die grenzen ernst te maken, mogen we het aandurven het als een voorrecht te ervaren in deze tijd te leven. Dan mag de overvloed aan nieuwe wonderen ons sterken in ons vertrouwen dat God wonderen deed en doet. De auteur wil gelovige mensen voor wie de Bijbel meer is dan een verzameling mythische verhalen, laten zien dat de wonderen der techniek de wonderen van de Bijbel niet beroven van hun kracht als getuigenis van Gods majesteit.

Theologische ommezwaai
Hoe pakt Davidse dat aan? Dat brengt ons op het tweede spoor waarin het betoog van het boekje gaat. We worden gewezen op het curieuze gegeven dat de bèta, de technicus en beoefenaar van de exacte wetenschappen, wél elementaire kennis heeft van literatuur, muziek en veel andere cultuuruitingen, dus van het domein van de alfa, maar niet omgekeerd. Het lijkt voor alfa's het summum dat ze niets afweten van technische onderwerpen en ze gaan daar niet zelden prat op. Dat vindt Davidse eigenlijk onbegrijpelijk als je bedenkt hoezeer de voortbrengselen van de techniek het leven aan het eind van de twintigste eeuw beheersen. Het comfort van die techniek wordt door ieder dankbaar aanvaard, maar het ontbreekt aan de wil om zich op het wezen ervan te bezinnen.

De auteur ziet op dit punt een verband met het gedrag van de theologen door de eeuwen heen. Er is geen ruimte geweest voor een evenwichtige discussie, met name niet over het geldingsgebied van de in de exacte wetenschappen gehanteerde methoden en technieken. De kerk heeft zich eerst ongenuanceerd verzet tegen het gedachtegoed van de Verlichting en slaat daarna helemaal om en ontwerpt een conformerende verklaring voor de tekst van de Schrift. Het is allemaal „niet echt gebeurd maar wel waar.” Het verzet tegen de geest van de Verlichting heeft als het ware een vlucht vooruit gemaakt, schrijft Davidse. Hij maakt zich grote zorgen over het spreken van de kerk.

Grenzen
Davidse verdedigt de opvatting dat met de rationele werkwijze van natuurwetenschappen niets mis is, zolang maar erkend wordt dat hun domein beperkt is tot dat deel van de werkelijkheid dat rationeel kan worden begrepen. Het probleem is dat het succes van de werkwijze uitnodigt tot het verabsoluteren van de methoden. Wat zich onttrekt aan het gezag van deze methoden, wordt dan verdacht of het moet zich ombuigen in de richting van een conformerende herinterpretatie. Dan ga je techniek en theologie als antipoden ervaren en krijgt techniek een antichristelijk karakter.

Nogmaals, dat gebeurt als we de grenzen niet in acht nemen. De zeggingskracht van technische wetenschappen is beperkt tot het verifieerbare en het herhaalbare. Alles wat uniek is, kun je er niet mee verklaren. Je kunt er bijvoorbeeld geen kus mee beoordelen, zegt Davidse. Hij heeft grote moeite met het gemak waarmee de spiritualiteit wordt geknecht en het geheimenis wordt ontluisterd door alles tot metafoor te verklaren. Hij vraagt zich af of we de afvallige mens helpen de weg terug te vinden tot de oorsprong van zijn bestaan door het mysterie weg te exegetiseren. Moet de theologie zich laten knechten door de rede en kunnen geestelijk leiders met slechts een vage notie van de methoden van de exacte wetenschap fungeren als exegetisch kompas?

Theologische opleidingen
We zijn allen omgeven door techniek. We maken allen onbeschroomd gebruik van het comfort van technische voortbrengselen. Velen van ons hebben een werkkring die je als technisch kunt bestempelen. Maar als technicus blijf je in je religieus tehuis in de kou staan. Wie van onze theologen start de bezinning op de relatie van techniek en religie?

Anno 2000 dringt de techniek door in de diepste lagen van de samenlevingsverbanden. Wil de theologie in deze samenleving een handreiking doen aan de werkende mens zoals ze dat deed in de agrarische samenleving van weleer, dan zullen theologen zich een beeld moeten vormen van hoe techniek functioneert. Zoals ze ook besef hadden van het werk van de boer en de visser, zegt Davidse. Ik zie het al voor me: een inleiding in technologie op het rooster van de theologische opleidingen. Dat opent nieuwe vergezichten. Wie had ooit Blaauwendraad als docent aan de Boezemsingel verwacht?

Neemt Davidse de techniek overigens alleen maar in bescherming? Bepaald niet. Hij heeft ook oog voor de negatieve aspecten van een technicalisering van de samenleving. Hij ziet dat automatisering leidt tot minder uren werken en dat daardoor de prijs per gewerkt uur toeneemt. En dat daardoor de zorgsector verschraalt en het leven verkilt. Maar dan ligt de schuld niet primair bij de techniek maar bij een verwerpelijke maatschappelijke prioriteitstelling. Het gaat fout als de kracht van de methode uitstraalt naar terreinen waarvoor zij niet ontworpen is en waar haar toepasbaarheid beperkt is. Dat alles ziet Davidse heel wel. Maar dat is niet het onderwerp van het boek.

Hoofdzaak is hoe de theologie de techniek op zijn juiste waarde weet te schatten en de gelovige daarin onderwijst zonder afbreuk te doen aan het geheimenis van de Schrift. Techniek doordringt ons bestaan en daagt ons uit tot een bezinning op de fundamenten van onze ethische codes. De kerk die een woord voor de wereld pretendeert te hebben, mag daarover niet zwijgen en mag techniek niet buiten haar intellectuele bagage houden. Davidse zal voldaan zijn als dit onderwerp hoog op de theologische agenda mag komen.

Gereformeerde gezindte
Graag beveel ik het boek ter lezing aan. Er worden behartigenswaardige dingen gezegd. Als u het ter hand neemt, zult u trouwens merken dat de auteur zich niet zozeer tot de gereformeerde gezindte wendt. Hij noemt die wel, maar rekent er eigenlijk niet (meer) op. „De fundamentalistische stroming beperkt haar boodschap aan de wereld tot een oproep tot terugkeer naar de door haar gekoesterde ”aloude waarheden” en mist daardoor elk contact met de moderne geseculariseerde mens.”

Ook de evangelische richting met zijn opwekkingsliederen is niet bepaald zijn doelgroep. Die „koestert zich in haar eigen belevingswereld. Ze heeft geen behoefte aan diepgaande bezinning op wat er in de seculiere wereld omgaat. Ook haar boodschap komt niet veel verder dan een uitnodiging om te delen in de vreugde van haar beleving.”

Davidse richt zich tot de grote middengroep van kerkelijk Nederland. Het spreken van dat deel van de kerk vindt hij van essentieel belang voor het maatschappelijk doordringen van het christelijk getuigenis, omdat die groep de dialoog met de seculiere wereld overeind hield en zo invloed wist uit te oefenen op de maatschappelijke ontwikkelingen. „Als nu ook de vanouds grote groep die haar geestelijk tehuis vond in het midden van gevestigde kerken in verwarring raakt over haar identiteit en haar energie verbruikt aan vruchteloos bezig zijn met zichzelf (Davidse denkt aan het geharrewar over de naam van de SoW-kerk, JB), ziet het er voor de eigentijdse verkondiging van de boodschap van de Kerk slecht uit.” Zijn hoofdzorg betreft de wegen die de moderne theologen bewandelen.

Dit boek gaat dus niet over ons en is niet aan ons gericht. We zullen ook niet alle denkbeelden van Davidse de onze noemen. We kunnen er dus aan voorbijgaan? Of mag de gereformeerde gezindte het zich best aantrekken dat haar maatschappelijke afstandelijkheid in dit boekje een beetje tegen het licht wordt gehouden? Laten we er ons voordeel mee doen.