Boekrecensie

Titel: De odyssee van thuislozen
Auteur: Marius Nuy

Uitgeverij: SWP
Utrecht, 1998
ISBN 90 6665 281 0
Pagina's: 479
Prijs: ƒ 79,50

Recensie door drs. F. M. van der Veer - 17 november 1999

Thuisloosheid, zorg
van de samenleving

Thuislozen, wie kent ze niet? In de winkelcentra van de grotere steden treffen we ze aan met hun straatkranten. Op de stations nemen we hun zwerfgedrag waar. We weten dat ze soms onder viaducten of in portieken slapen en dat ze ook nog bij het Leger des Heils en Stichting Ontmoeting terecht kunnen. Marius Nuy pleit in zijn studie ”De odyssee van thuislozen” voor hulpverlening in de vorm van ”bemoeizorg”.

Thuisloosheid lijkt een maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel. De aanwezigheid van thuislozen die vuilnisbakken inspecteren op nuttige eetwaar, is onderdeel van het dagelijks leven geworden. Het lijkt zo 'gewoon' te zijn.

Wie het bovenstaande als simpel gegeven accepteert doet er goed aan zich eens wat meer te verdiepen in deze thuislozen en hun omstandigheden. De studie van Marius Nuy is wat dat betreft beslist een aanrader. De auteur heeft zo'n twintig jaar aan zijn „sociaal-wetenschappelijke en ethische verhandeling” gewerkt, die voor hem eerder een beginpunt dan een eindpunt vormt. Weliswaar een eindpunt van zijn proefschrift, maar een beginpunt van een andere manier van denken over marginaliteit en over hoe om te gaan met deze categorie mensen. Juist de indringende (ethische) vragen die de auteur aan de lezer stelt, maken dit boek lezenswaardig.

Verantwoordelijkheid
Het grootste deel van het boek wordt in beslag genomen door het in kaart brengen van wat er qua literatuur op het gebied van thuisloosheid sinds 1950 in Nederland is verschenen. Nuy probeert hiermee de vraag te beantwoorden of de tientallen onderzoeken bruikbare kennis hebben opgeleverd. Al lezend krijg je het gevoel dat er tussen al deze studies geen enkel overkoepelend verband bestaat. Toch weet de auteur lijnen te trekken. Zo werd thuisloosheid bijvoorbeeld aanvankelijk voornamelijk persoonlijk geduid, het betrof het individuele falen. Recenter wordt de maatschappelijke verantwoordelijkheid er duidelijker bij betrokken. De tijd van repressie heeft plaatsgemaakt voor meer ruimte in de moraal van de samenleving om welke beperking dan ook te (willen) erkennen als burger.

Nuys conclusie bij dit onderdeel van zijn studie dat er sprake is van een consistent geheel aan „bruikbare kennis” komt me echter wat gekunsteld voor. Nog steeds bestaat er –de literatuur overziende– geen eenduidigheid wanneer het bijvoorbeeld gaat over de vraag hoe om te gaan met thuisloosheid. De reconstructie van de vele studies en dus vele inzichten toont ons vanuit allerlei gezichtspunten verschillende facetten van menselijk lijden en de onophoudelijke inspanning van zorgaanbieders om te zoeken naar perspectieven op een beter bestaan, maar die zoektocht is nog steeds niet afgelopen. Thuisloosheid is de zorg nog steeds een zorg!

Verleden
Een reconstructie op microniveau van de loopbaan van thuislozen maakt de lezer twee zaken pijnlijk duidelijk. In de eerste plaats dat er geen wetmatigheid te ontdekken valt in het proces van onthechting en dat het proces zelf nauwelijks positief te beïnvloeden valt. Zo bleek bij bestudering van 47 dossiers bij een thuislozeninstelling dat de weg naar thuisloosheid van persoon tot persoon verschilde en dat men zich nauwelijks kan voorstellen wie wanneer wat had kunnen doen om die weg bijtijds om te buigen. Voor velen lijkt thuisloosheid een onontkoombaar noodlot te zijn, in een maatschappij die steeds hogere eisen stelt. In de tweede plaats wordt duidelijk dat veel misère in het (ouderlijk) gezin is begonnen door tekort aan liefde, afwijzing, verwaarlozing en mishandeling.

Het interessantste deel van deze studie zijn voor mij de ”Morele passages omtrent thuisloosheid”. De thuisloze wordt hierin getekend als iemand die continu een verleden met zich meedraagt. Enerzijds is zijn toestand een gevolg van zijn eigen handelen, maar dit wil nog niet zeggen dat die altijd verwijtbaar is. Voor Nuy is thuisloosheid een ongewilde verwijdering uit de samenleving. In dit verband legt hij de vinger op de wond en wijst hij op onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hij onthult een zeker maatschappelijk dualisme jegens thuislozen, de houding van burgers die slingert van onverschilligheid naar betrokkenheid.

Vervolgens wijst hij –zeer terecht– op de consequenties van een gefixeerdheid op individuele autonomie. De nadruk die gelegd wordt op de autonome mens kan deze mens ook schaden. In de hulpverlening aan thuislozen moet niet gewacht worden op zijn initiatief, omdat dit in de praktijk neerkomt op het niet bieden van hulp. Nuy bepleit een vorm van modern paternalisme. Hij noemt dat ”bemoeizorg”. Dat is de gewenste professionele houding. Deze houding berust op de erkenning dat een deel van de individuele autonomie fictie is.

Weldoen
Dat betekent dat twee principes met elkaar verzoend worden: het principe van de autonomie en het principe van wat hij noemt het weldoen. Want het volgen van alleen het principe van de autonomie leidt tot niets. De door hem bepleite vorm van weldoen is een vorm van zorg die in een permanente spanning zit van professionaliteit en roeping. Met name richting thuislozen die alle hulp als bevoogdend ervaren is dit een probleem. De hulpverlener zal zich hier voluit als mens, met mededogen, moeten presenteren. In situaties waarin de behoefte aan medemenselijkheid het hevigst is, is het de kunst als hulpverlener te volharden en de grens tussen drang en dwang niet subtiel te overschrijden. Alleen zo bestaat er in onze financieel rijke samenleving perspectief voor de thuisloze.

Tot slot vermelden we dat dit boek voorzien is van een hoofdstuk ”Fotogalerie”, bestaande uit een selectie foto's uit het alledaagse leven van de thuisloze. Wie zich verder in het onderwerp wil verdiepen, treft achter in het boek naast een zakenregister een uitgebreide Nederlandse Bibliografie Thuislozen aan.