Boekrecensie

Titel: Digitaal fatsoen. Mensenrechten in cyberspace
Auteur: Cees J. Hamelink

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 1999
ISBN 90 5352 480 0
Pagina's: 262
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door dr. C. P. Polderman - 17 november 1999

Prof. Hamelink zoekt naar regels en codes in de ICT-wereld

Grenzen van wellevendheid

Prof. dr. Cees J. Hamelink heeft met ”Digitaal fatsoen” een actueel en tegelijkertijd een nijpend probleem aangesneden. Begin september nog heeft tv-producent Joop van den Ende (!) op een congres over tien jaar commerciële televisie de overheid ertoe opgeroepen een einde te maken aan wat hij noemt „de verpaupering van het programma-aanbod van de commerciële zenders”, dat volgens Van den Ende voornamelijk bestaat uit „amusement en grofheden.” Verscherpte wet- en regelgeving zou dit moeten indammen.

De vraag die beantwoord moet worden is waarop deze regelgeving gebaseerd moet zijn. Een christen zal zeggen: „Op de wet van God.” Hamelink zegt: „Op de mensenrechten.” Concreet: op de beginselen vrijheid, gelijkheid en veiligheid.

Nadat Hamelink een interessant overzicht heeft gegeven van de kansen en bedreigingen van cyberspace, komt hij tot zijn eigenlijke onderwerp, namelijk de regels, geboden en codes die gehanteerd moeten worden in de wereld van digitale informatie en communicatietechnologie (ICT). De vraag is voor hem waar de grenzen van wellevendheid liggen.

Hamelink blijkt weet te hebben van de bijbelse regels en geboden. Hij heeft het over „de eeuwenoude regel”: ”Behandel anderen zoals jij wilt dat ze jou behandelen” en doet zelfs de uitspraak „dat met een beetje goede wil de oude voorschriften uit het bijbelboek Exodus aardig kunnen worden toegepast op cyberspace.”

Grondbeginselen
Toch kiest hij voor de mensenrechten als uitgangspunt. Dit vanuit de intentie „om een grondslag voor morele oordelen te vinden die voor álle betrokkenen aanvaardbaar is.” Volgens Hamelink schieten de argumenten waarmee theologen normen en waarden trachten te legitimeren tekort, omdat ze alleen de gelóvigen overtuigen. Impliciet gaat Hamelink ervan uit dat zowel gelovigen als ongelovigen op mensenrechten aanspreekbaar zijn.

Mensenrechten die door hem worden herleid tot twaalf kernrechten en die vervolgens weer „ingedikt” worden tot de drie „fundamentele morele grondbeginselen”: vrijheid, gelijkheid en veiligheid.

Als christen geloof ik niet dat deze morele grondbeginselen de basis kunnen zijn voor (het aanbrengen van) digitaal fatsoen. Veeleer geldt mijns inziens het bijbelwoord: „Ze hebben Mij verlaten, wat wijsheid zouden ze hebben.” Hamelink voelt aan en weet ook vanuit zijn achtergrond als wetenschapper dat de fundering van de sociale ethiek op de beginselen en normen van de rechten van de mens een wankel geheel is.

Marktwerking
Op heldere en zinvolle wijze laat hij mensen aan het woord die hun bezwaren hebben geuit. De waarde van het boek is voor mij gelegen in het brede en met veel aansprekende voorbeelden geïllustreerde overzicht dat Hamelink geeft van de grote verscheidenheid aan met ICT verbonden morele vraagstukken.

Het slothoofdstuk vind ik zeer sterk wat de analyse betreft. Hamelink gaat daarin in op de vraag of het beheer van cyberspace moet worden overgelaten aan de marktwerking óf dat de politiek het primaat moet hebben bij de maatschappelijk ontwikkeling en toepassing van ICT.

Dat we van ongeremde marktwerking niet veel goeds kunnen verwachten, zal duidelijk zijn. Het beleid van ”paars II” is daar een illustratie van. Hamelink maakt op overtuigende wijze duidelijk dat marktwerking en mensenrechten twee conflicterende culturen zijn. Sterker nog, dat de geldcultuur van de vrije markt tot gebondenheid, ongelijkheid en medogenloosheid leidt... Van een overheid die (digitale) normen en waarden bewust niet wil baseren op goddelijk regels maar op menselijke inzichten kan evenmin veel goeds worden verwacht...

Ondanks alles heeft dit boek veel te bieden en is het het bestuderen meer dan waard. Het geeft inzicht in de wijze waarop de geseculariseerde mens naar vast(ig)heid zoekt in de chaotische wereld van cyberspace. Omdat de gewezen weg naar „een fatsoenlijke samenleving” naar mijn stellige overtuiging een doodlopende is, houd ik een triest gevoel over aan dit boek.