Boekrecensie

Titel: Hoe hoort het eigenlijk?
Auteur: Amy Groskamp-ten Have

Uitgeverij: Gottmer-Becht-Aramith
Bloemendaal, 1999
ISBN 90 2301 0159
Pagina's: 334
Prijs: ƒ 35,-

Recensie door B. J. Spruyt - 27 oktober 1999

Een kwestie van
innerlijke waarden

Waarom zeg je geen „eet smakelijk!” bij het begin van de maaltijd? Waarom moet je als mindere wachten tot een meerdere zijn hand uitsteekt om kennis met je te maken? En waarom doet een heer het onderste knoopje van zijn jasje (zeg nooit colbert!) niet vast en zal hij geen ”button-down” onder zijn pak dragen? Allemaal een kwestie van etiquette. En etiquette, vindt mevrouw drs. Reinildis van Ditzhuyzen, is „geen kwestie van stijf uiterlijk vertoon, maar van innerlijke waarden en respect voor anderen.”

Reinildis van Ditzhuyzen heeft een geheel nieuwe uitgave verzorgd van het handboek dat zelfs de grootste barbaar in een heuse salonleeuw kon veranderen, zoals een recensent eens heeft vastgesteld. Van dat boek, geschreven door Amy Groskamp-ten Have (1887-1959) en getiteld: ”Hoe hoort het eigenlijk?”, verschenen sinds 1939 zeker 200.000 exemplaren. Na het overlijden van ”Miss Etiquette” hield uitgeverij Gottmer de bestseller in druk, zij het telkens in edities die door anderen waren bijgewerkt. De laatste grote herziening dateerde van 1988 en is van de hand van Maja Krans en Wia Post.

De nieuwste uitgave, gisteravond tijdens een etiquettediner in Den Haag gepresenteerd en vanaf vandaag in de winkels, is geheel anders van opzet dan alle eerdere edities. Daarin werden allerlei onderwerpen in alfabetische volgorde gepresenteerd. ”La Groskamp” had al enige naam gemaakt als schrijfster van romans en verhalen, toen zij aan haar etiquetteboek begon. Tijdens het schrijven van haar eerdere werk had zij regelmatig een woord in een woordenboek moeten opzoeken. Zoiets, bedacht ze, moest er ook voor de etiquette komen. Een dame die naar een receptie moest en niet precies wist of ze dan een hoed moest dragen, kon dat dan gewoon even opzoeken. „Ik ben dus met de hele dikke Van Dale op schoot gaan zitten en heb het van A tot Z doorgewerkt. Alle woorden waarvan ik dacht dat ze in mijn etiquetteboek van pas konden komen heb ik opgeschreven”, herinnerde ”de grootmeesteres van de omgangsvormen” zich later.

Christelijke achtergrond
De nieuwe uitgave van Reinildis van Ditzhuyzen is een echt leesboek geworden. Zij behandelt de onderwerpen per hoofdstuk en licht van tal van voorschriften de historische achtergrond toe. Zo weten we nu dat de regel om de onderste knoop van het jasje nooit dicht te knopen dateert uit de tijd van de Britse koning Edward VII. Die gaf in zijn tijd de toon aan in de Engelse hoge kringen, maar had door zijn dikke buik moeite het onderste knoopje te sluiten. Uit hoffelijkheid lieten de andere heren dat knoopje toen ook maar open.

Ook de ”button-down” is afkomstig uit Engeland. Polospelers zetten de opwaaiende boorden van hun overhemd met knoopjes vast. Zo'n overhemd geldt dus als informeel en behoort niet onder een pak te worden gedragen.

Die belichting van de historische achtergrond is zeer onderhoudend en past precies bij de bewerkster, die van huis uit historica is. Zij publiceerde, behalve twee reisgidsen, boeken over de geschiedenis van het Huis van Oranje en schreef bijdragen in herdenkingsbundels bij het zoveeljarig bestaan van ministeries, de Eerste Kamer en de Raad van State. Ook op andere manieren trouwens is Van Ditzhuyzen herkenbaar aanwezig in het boek. Zo wordt al snel duidelijk dat ze van fietsen houdt, roken vies vindt en er een hekel aan heeft een glaasje alcoholhoudende drank opgedrongen te krijgen.

Dankzij haar historische achtergrond worden wij in het begin van het boek vergast op een informatieve uiteenzetting over de geschiedenis van de etiquette. Het leven volgens regels voor ingetogenheid blijkt een christelijke achtergrond te hebben. Omdat de mens uit lichaam en geest bestond, dacht men in de Middeleeuwen dat het lichaam als gevangenis van de ziel een obstakel op weg naar de hemel was. „Daarom was er voor de middeleeuwse mens maar één mogelijkheid om met dat lichaam om te gaan: door al het dierlijke in de mens te verwerpen, door de hartstochten te beheersen en er niet de slaaf van te worden. Dit betekende het afkeuren van 'slechte' gebaren en van 'dierlijk', onsmakelijk gedrag (smakken, schokkend lachen, wijzen, boeren laten, neuspeuteren, druk gesticuleren, en zo meer) en het bevorderen van beschaafd gedrag (netjes eten, vormelijk begroeten, enz.).” Zelfbeheersing was de norm.

Partituur
Ten tijde van de Renaissance verandert de visie op etiquette. Ingetogen gedrag staat dan niet alleen meer in het teken van de relatie tussen God en mens, maar krijgt een steeds nadrukkelijker plaats in het verkeer tussen mensen onderling. Eerbied voor anderen en voor jezelf komt centraal te staan. „Niet achteroverleunen!”, waarschuwt Erasmus, „want dat is een teken van zelfgenoegzaamheid. Niet het hoofd opzij laten hangen, niet wild gebaren. Bij het lopen niet met het lichaam zwaaien en bij het zitten de knieën niet uit elkaar plaatsen en geen benen over elkaar slaan.”

Het boek opent met een hoofdstuk over Amy Groskamp-ten Have zelf. Daaruit blijkt dat zij tamelijk relativerend ten opzichte van gedragsregels stond. Ze onderscheidde nadrukkelijk de regels zelf en het gebruik ervan. Van Ditzhuyzen heeft dat onderscheid graag overgenomen. „Etiquette, oftewel wellevendheid, is een kwestie van mentaliteit en instelling. De vormgeving verandert. Vandaar dat de wenken die ik geef anders zijn dan die van mevrouw Groskamp. Vergelijk het met een muziekpartituur: de muziek van het leven kun je op verschillende manieren laten klinken”, vertelt Van Ditzhuyzen in de salon van haar woning in een Haags wijk op stand. „Belangrijk vind ik vooral dat etiquette de wellevendheid tussen mensen bevordert en dat je, als je de regeltjes kent, je nooit onzeker hoeft te voelen over je gedrag.”

Samuel Johnson schreef eens dat ieder etiquetteboek na een jaar of zestig voetnoten nodig heeft. De wenken dienen dus aan de eisen van de tijd te worden aangepast. Over het dragen van hoeden vind je in de editie-Van Ditzhuyzen dan ook niet zo veel, maar wel weer over de mobiele telefoon, het versturen van e-mails en het gedrag in het almaar drukker wordende verkeer.

Burgerlijk noch elitair
„Etiquette dient ertoe het leven prettiger te maken. Er is geen enkele reden er te krampachtig mee om te gaan. In dat geval worden de regeltjes vooral gehuldigd om sociale verschillen te benadrukken en in stand te houden. Dat is een bekend vooroordeel tegen etiquette: de elite misbruikt het om zich af te schermen en haar exclusiviteit en superioriteit te bewijzen.

Maar welbegrepen etiquette maakt juist duidelijk dat alle regeltjes eigenlijk heel logisch zijn. Als je ze volgt, ga je prettiger met elkaar om en schep je bovendien duidelijkheid. Als je weet hoe je je mes en vork op je bord behoort neer te leggen, weet de ober bijvoorbeeld ook waar hij aan toe is.”

Van Ditzhuyzen wil etiquette daarom ook niet burgerlijk noemen. „Het is menselijk. Etiquette is een uitingsvorm of concretisering van waarden en normen. Dat heeft niets met burgerlijk of elitair te maken.”

Op het historisch overzicht volgen in het boek acht thematische hoofdstukken. Omgangsvormen, kleding, gastvrijheid, tafelmanieren, officiële gebeurtenissen en formaliteiten en schriftelijke en mondelinge communicatie komen achtereenvolgens aan bod. Ook is er een hoofdstuk waarin je kunt lezen hoe je je moet gedragen voor het geval je aan het hof wordt uitgenodigd. Op het laatste moment heeft Van Ditzhuyzen nog een hoofdstuk over het reilen en zeilen bij een universitaire promotie toegevoegd.

„Fout!”
„Fout, fout, fout!” is een herhaaldelijk terugkerende woordenreeks in het boek. Of het nu gaat om het nuttigen van een kroket op straat, het te snel en te gemakkelijk tutoyeren, het onderuitgezakt in een stoel hangen, het luidkeels „Doeoei!” roepen of de radio te hard aan hebben staan: Van Ditzhuyzen spreekt er haar onverbiddelijke afkeuring over uit. Dergelijk gedrag is in strijd met de grondregels van de etiquette. En die bepalen dat men zijn behoeften niet op straat bevredigt (dus niet eten, roken, kussen, vrijen, haren kammen, etc.) en dat men voor alles moet vermijden dat men zijn medemens kwetst of in verlegenheid brengt. Alle andere regels vloeien daaruit voort.

Wie het boek gelezen heeft, weet –voorzover hij het nog niet wist– dat hij bij het over elkaar slaan van de benen nooit de enkel over de knie mag leggen. Men toont zijn medemens niet zijn schoenzolen! Gelukkig schept Van Ditzhuyzen voor de man ook duidelijkheid over het al dan niet voor laten gaan van de vrouw. In deze geëmancipeerde tijden is dat ingewikkeld geworden. Een poging tot hoffelijkheid wordt al snel verkeerd uitgelegd. Van mevrouw Van Ditzhuyzen mogen de heren de dames gewoon weer voor laten gaan. Maar natuurlijk niet in een draaideur (de man moet duwen!), in een restaurant of café (de man moet de vrouw tegen mogelijke opdringerigheid beschermen!) of op de trap (logisch).

Etiquetteboeken zijn vooral populair onder sociale stijgers. Nu zij een bepaalde positie hebben verworven en toegang hebben gekregen tot hogere kringen, willen zij ook weten hoe zij zich daar moeten gedragen. Hoe dienen zij zich te kleden, hoe gasten te ontvangen, hoe een glas wijn vast te houden, zonder direct openbaar te komen als iemand die er wel graag bij wil horen maar op fatale momenten toch weer door de mand valt?

Taal
In ”Hoe hoort het eigenlijk?” kun je dat allemaal opzoeken. Maar ook al zou je erin slagen de betere kringen tot in perfectie na te doen, dan ben je er nog niet. In een inleiding op het prachtige fotoboek ”In de beste tradities” van Catrien Ariëns heeft NRC-columnist mr. J. L. Heldring erop geattendeerd dat „de gewoonten en kledij van een andere groep nog wel zijn na te doen. Met de taal –waarmee ik bedoel zowel de woordkeuze als het accent– is dat veel moeilijker. Dan vallen naäpers door de mand. Overigens merken die dat zelf meestal niet.”

Taal, constateert Heldring, is „het meest concrete sjibbolet waarmee standen zich verraden én afschermen (anders gezegd: hun anders-zijn markeren).” Van Ditzhuyzen schrijft daar ook over. Het valt daarbij op, schrijft zij, dat de betere kringen zo mogelijk het eenvoudigste woord gebruiken om zich af te zetten tegen de burgerij die haar best doet met nette woorden te spreken. Weten de burgerlijke klimmers eindelijk hoe ze zich moeten gedragen, dan worden ze nog ontmaskerd omdat ze het over een pantalon hebben in plaats van een broek, over gebak in plaats van een taartje, over colbert in plaats van jasje, over het toilet in plaats van de wc. En zeggen ze bij het voorstellen „aangenaam.”

Een etiquetteboek loopt zo als vanzelf uit op interessante sociaal-culturele constateringen. Maar daar is het niet voor bedoeld. Het gaat er eenvoudig om het leven te veraangenamen door respect voor je medemens te tonen en hem/haar niet te kwetsen of in verlegenheid te brengen. Wie dat terecht belangrijk vindt –zonder verdere bijbedoelingen–, kan zich opscherpen in het mooie boek van Reinildis van Ditzhuyzen.