Boekrecensie

Titel: Ons soort mensen. Verhalen voor iedereen
Auteur: L. Weemoedt

Uitgeverij: Ad. Donker
Rotterdam, 1999
ISBN 90 6100 473 X
Pagina's: 148
Prijs: ƒ 24,50

Recensie door M. A. Dijkstra - 1 september 1999

Lévi Weemoedt beschrijft de samenleving in 22 schetsen

Verhalen voor iedereen?

”Ons soort mensen” toont de verscheidenheid van de moderne mens. Een eurocraat, een journaliste, een wiskundeleraar, de 'homo motoriensis' en vele anderen worden door Lévi Weemoedt treffend geschetst. Klemmende raadsels lost hij op en persoonlijke belevenissen vertelt hij vermakelijk na. De bundel met 22 verhalen is blijkens de ondertitel bedoeld voor iedereen. Inderdaad zullen velen plezier beleven aan de vertellende stijl, de scherpe observaties en de subtiele humor.

Op een middag gaat plotseling, halverwege een zin, de telefoon en klinkt een meisjesstem in mijn oor...” Zo'n beginzin, die je direct het verhaal in sleurt, is kenmerkend voor bijna al Weemoedts verhalen. Neem de allereerste woorden van het boek: „Het gebeurt niet iedere dag dat je eigenlijk al dood bent, maar nog leeft.” Na zo'n pakkende opening bouwt de auteur het verhaal beeldend op en voert de lezer mee naar een pakkend slot, een uitsmijter haast.

De aanvang van het boek komt misschien wat bedenkelijk over, maar er is een logische verklaring voor. De auteur komt na een fietstocht thuis en wordt aangesproken door een man die vraagt: „Weet u dat Lévi Weemoedt hier gewoond heeft?” Na een schok antwoordt deze: „Ja dat weet ik, want ik bén Lévi Weemoedt.” Uit de reactie van de man blijkt een ander kenmerk van de bundel: de humor. „„O, zei hij”, moeite hebbend met iemand die er niet was, maar toch vóór hem stond. „O? Ja sorry, ik heb geloof ik nooit een foto van je gezien. Of wel eens in de krant, maar die zijn nooit zo scherp...” Dat vond ík weer niet overtuigend, maar ik lachte...”

Persoonsschetsen
De diverse verhaalthema's hebben gemeenschappelijk dat ze allemaal een opmerkelijk fenomeen of een markante persoonlijkheid in de maatschappij beschrijven. Vaak is de aanleiding een gebeurtenis die de auteur zelf heeft meegemaakt of iemand die hij heeft ontmoet. Weemoedt schrijft erover in een meeslepende stijl.

Zijn persoonsschetsen zijn treffend. Zo beschrijft hij de gids op een wichelroedetocht –„Wigbert Veer, een naam die al een heel natuurgeloof op zichzelf was”– als volgt: „een klein, parmantig baasje, flink in de 70, met een professor Zonnebloem-achtig grijs puntbaardje en een grijze snor, die aan de uiteinden etherisch omhoogspiraalde, zowel links- als rechtsdraaiend. Hij droeg een korte, beige regenjas en een te jonge bril voor zijn jaren. Bij de begroeting zag ik dat hij opvallend forse, wortelsapgele tanden had en de fletse, grauwige gezichtshuid van iemand die jarenlang diep in de Reformwinkel gekeken heeft.”

Liefde
Hoewel Weemoedts taalgebruik over het algemeen door de beugel kan, is de sfeer van ”Ons soort mensen. Verhalen voor iedereen” niet altijd even verrijkend. In een verhaal over een rooms-katholieke priester die probeert creationisme en evolutie met elkaar te verenigen, schrijft hij: „Zijn geest was zó vaardig geworden over de wereld, dat zelfs scholieren in een klein Hollands provincieplaatsje een geschiedenisboek hadden met een titel die rook naar zijn tegen de sterren opschreeuwende optimisme [”Wereld in wording”].”

In een ander verhaal vormt de mond van de schrijver de klanken van een vloek. Ook Weemoedts opvattingen over liefde passen niet altijd binnen een christelijk wereldbeeld. Hij vertelt dat hij vroeger heeft samengewoond en tekent een bedenkelijke liefdesbrief op. Aan de andere kant geeft hij zijn oudste zoon de raad: „Vóórdat je met een meisje op vakantie gaat, moet je eerst eens een tijdje samen gaan trouwen. Dan pas leer je elkaar kennen. Doe je dat niet, dan kan het je hele vakantie verzieken.”