Boekrecensie

Titel: Opgeruimd staat netjes
Auteur: Gerry van der List

Uitgeverij: Aspect
Soesterberg, 1999
ISBN 90 75323 66 2
Pagina's: 288
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door dr. C. P. Polderman - 23 juni 1999

Decadente samenleving op de korrel

Herstel van deugden

„Traditionele instituties zoals kerk en gezin, die de burger fatsoen moeten bijbrengen, zijn onmisbaar voor een liberale samenleving”, schrijft de journalist Gerry van der List in ”Opgeruimd staat netjes”. In vijftig columns, tien portretten en tien artikelen laat hij zich kennen als een man die van zijn hart geen moordkuil maakt en met open vizier politici, media en de normloze, decadente samenleving op de korrel neemt.

De ex-columnist van de Volkskrant –vorig jaar in opspraak geraakt door de manier waarop hij de Gay Games op de hak nam– noemt het in een 'portret' van de door hem bewonderde Amerikaanse neoconservatief Irving Kristol het probleem van de moderne tijd „dat het kapitalisme is losgeraakt van zijn joods-christelijke wortels en dat de cultuur van het ouderwetse burgermansfatsoen waarmee het kapitalisme lange tijd verbonden is geweest, geleidelijk wordt ondermijnd, waardoor zijn enige legitimiteit is komen te liggen in de welvaart die het produceert, in de grote hoeveelheid oppervlakkige pleziertjes die het mogelijk maakt.”

„Zeg mij wie je vrienden zijn, en ik zal zeggen wie je zelf bent”, lijkt op Van der List van toepassing. Kristol wordt door hem bewonderd als strijdlustig journalist, intellectueel en bestrijder van antiburgerlijke lawaaimakers. Van der List deelt Kristols voorliefde voor het „liberaal democratisch kapitalisme”, dat weliswaar overtuigd is van de waarde van het marktmechanisme, maar geen blind voorstander is van het vrije spel van maatschappelijke krachten. „Voor aanhangers van die stroming is het van groot belang dat het tot het kwade geneigde indivi- du (!) in het gareel wordt gehouden met behulp van bepaalde premoderne normen en waarden. Traditionele instituties zoals kerk en gezin, die de burger fatsoen moeten bijbrengen, zijn onmisbaar voor de liberale samenleving”, aldus Van der List.

Hoogstaand leven
De journalist-hoogleraar Kristol is van mening dat politieke programma's niet alleen op vrijheid en welvaart gericht moeten zijn, maar ook een visie moeten hebben op wat een goed, hoogstaand leven inhoudt. Politici en intellectuelen dienen zijns inziens stelling te nemen tegen amoreel, onverantwoord gedrag, zoals het genieten van per definitie vulgaire en mensonterende pornografie. De grootste bedreiging van de huidige beschaving is nihilisme en hedonisme, aldus Kristol.

Kristol is iemand die recht voor zijn raap schrijft en zich niet inlaat met de exegese van andermans werk. „De frisheid en brutaliteit van zijn geschriften gaan wel eens ten koste van diepgang, maar als vinnig politiek debater, met het verlangen en vermogen tegenstanders met een paar kwinkslagen neer te sabelen”, is hij volgens Van der List beter op dreef dan „als wijze academicus die rustig en genuanceerd een ingewikkeld vraagstuk analyseert.”

Dit geldt mijns inziens ook voor Van der List.

Nihilistisch
Dagblad Trouw krijgt er na een bespreking van de film ”Casino” als volgt van langs: „De lofzang op een volstrekt nihilistische film, afgedrukt in een christelijke krant, is opmerkelijk. Blijkbaar wordt het inmiddels algemeen als ongepast beschouwd om cultuuruitingen met zedelijke maatstaven te meten. Toch doet het vreemd aan enerzijds op politiek vlak voor een soort morele herbewapening te pleiten en anderzijds de culturele sector met een normatieve laisser faire-houding tegemoet te treden.”

Samen met de Amerikaanse republikein Bob Dole maakt Van der List zich zorgen over de gewelddadige en amorele inslag van veel moderne films, omdat „in een tijd waarin de invloed van traditionele instituties zoals kerk en gezin afneemt, het wereldbeeld van de jongere generatie steeds sterker wordt bepaald door de makers van films en tv-programma's.”

De werkwijze van zijn collega-journalisten in een democratisch land als het onze roept bij Van der List een aantal vragen op. Zo is hij kritisch over de weergave van maatschappelijke opinies. „Een aanzienlijk aantal Nederlanders wil de doodstraf invoeren, wijst meer immigratie af en ziet niets in moderne kunst. Van dergelijke opinies vind je in de media echter haast niets terug.”

Burgermansfatsoen
Ook bij de politieke kleur van zijn collega's plaatst hij kanttekeningen. „Nederlandse journalisten zijn te links. Uit opiniepeilingen blijkt dat een overgrote meerderheid van hen een voorkeur heeft voor progressieve partijen. Als het aan het journaille lag, mocht de VVD slechts een paar zetels in de Kamer innemen. Het CDA zou helemaal verdwijnen. Zo is het christen-democratische gedachtegoed altijd onderbelicht gebleven. Als er al aandacht aan werd besteed, gebeurde dat vaak in denigrerende zin. De interessante filosofie van de verantwoordelijke samenleving is herhaaldelijk belachelijk gemaakt met flauwe verwijzingen naar pannetjes soep. Ook de CDA-voorlieden hebben het relatief zwaar te verduren. Tijdens de laatste verkiezingscampagne werd De Hoop Scheffer in HP/De Tijd bijvoorbeeld wekenlang als een halve gare afgeschilderd. Zelfs diegenen die de CDA-leider niet onvoorwaardelijk bewonderen, zal zijn opgevallen dat het –armzalige– optreden van de lijsttrekker van D66 in de pers een stuk milder werd beoordeeld.”

De wijze waarop Van der List de weerzinwekkende Gay Games-optocht door de Amsterdamse grachten heeft beschreven, zal bekend zijn. Hij gispt niet alleen de wanorganisatie van dit gesubsidieerde evenement, maar ook de genotzucht, de platheid en de decadentie die daar werden geëtaleerd.

Dat dergelijke praktijken strijden met burgermansfatsoen zal waar zijn, maar waarop burgermansfatsoen gebaseerd moet zijn, horen we helaas niet van hem. Concreet: dat het geheel in strijd is met de leefregels die God ons heeft gegeven, daarover wordt met geen woord gerept...

Kansarmen
Toch voelt Van der List aan dat een beoordeling van menselijk gedrag gerelateerd moet zijn aan hogere normen dan fatsoensregels. In zijn column ”Lang leve de lol” zet hij ordinaire pleziermakers neer als „mensen die zonder Gods geleide voortstrompelen” en als „ongelukkigen die zich niet willen of kunnen vastklampen aan een religieuze overtuiging”...

Het 'unheimische' gevoel bekruipt me echter dat Van der List tot de laatste categorie gerekend moet worden. Dat gebeurt op basis van de verdere inhoud van de bundel: vijftig columns, tien portretten en tien artikelen.

Van der List heeft onmiskenbaar een vaardige pen. Hij schrijft goed en blijkt zeer belezen te zijn. Het probleem is dat je columns eigenlijk niet achter elkaar moet lezen. Omdat ze vaak een directe link met het nieuws van de dag hebben, zijn ze voor een deel al verouderd.

De portretten –uitgezonderd die van Kristol, Nixon en Podhoretz– zijn van romanciers, filmsterren, tv-figuren en van „de kampioen der kansarmen”, ds. Hans Visser van Perron Nul, veelal mensen die de gemiddelde RD-lezer niet eens kent.

De artikelen ten slotte gaan over politieke figuren die in de meeste gevallen „hun tijd al hebben gehad”, ranzige films en dito recensenten én over een onderwerp dat Van der List na aan het hart ligt, namelijk een conservatief reveil. Waarom? Omdat volgens hem conservatieven „al geruime tijd problemen signaleren die door hun tegenstrevers ten onrechte worden genegeerd.” De oplossing van de problemen zoekt Van der List met hen in een herstel van ouderwetse deugden, „als onmisbaar cultureel fundament voor een samenleving”, en in „traditionele instituties zoals het gezin (de kerk noemt hij nu niet en dat is veelzeggend, red.), die normen en waarden overdragen en daarmee de maatschappelijke stabiliteit en integratie bevorderen”...

Consumptiemaatschappij
Het gaat hem dus om de maatschappelijke stabiliteit die gevaar loopt. Conservatieven hebben volgens Van der List terecht gewaarschuwd tegen onder andere een uitdijend, uitermate kostbaar en inefficiënt overheidsapparaat, een commercialisering van de samenleving en tegen een amorele consumptiemaatschappij die het individu aanzet tot een eindeloze jacht naar meer materiële goederen. Ze hebben betoogd dat rechten en plichten moeten samengaan, dat een individu pas tot ontplooiing kan komen binnen een harmonieuze gemeenschap, dat sociale controle een onmisbaar instrument is om geïndividualiseerde burgers in toom te houden en dat vernieuwing niet per se beter is dan behoud.

Met Van der List ben ik het eens dat deze inzichten geenszins getuigen van bekrompenheid en achterlijkheid en dat ze een onmisbaar tegenwicht kunnen bieden aan de dadendrang van onbesuisde liberalen en sociaal-democraten. Jammer blijf ik het vinden dat hij in het horizontale blijft steken. Jammer ook dat Van der List de conservatieve en de christelijke politieke doelstellingen niet met elkaar vergelijkt. Dán zou blijken dat een goed en hoogstaand leven meer dimensies heeft dan alleen het streven naar aards geluk.

Uiteindelijk komt Van der List niet verder dan het propageren van een 'fatsoenlijke' (?) halen-hebben-houden-mentaliteit en een daarbij horend gedrag.