Boekrecensie

Titel: De verbeelding van de wereld. De wereld van de verbeelding
Auteur: Henri Beunders

Uitgeverij: Jan Mets
Amsterdam, 1998
ISBN 90 5330 257 3
Pagina's: 270
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door dr. C. P. Polderman - 14 april 1999

Kijker krijgt overvloed aan beelden van persoonlijk leed

Televisie als inbreker van de privacy

”Alles voor de kijkcijfers” geeft aan dat televisiemakers er alles aan doen om aan hoge kijkcijfers te komen. Dat betekent in veel gevallen dat ze uitgaan van de stelregel ”hoe gekker hoe beter”. Bij nader inzien was ”Alles over het televisieverleden van Bert van der Veer” een betere titel geweest. Blijkbaar heeft Bert in de tijd dat hij met televisie bezig is allerlei aantekeningen gemaakt over gebeurtenissen achter de schermen. Kennelijk vindt hij die zo belangrijk dat hij daar een boek van gemaakt heeft.

Enkele onthullende citaten. „Kijken zullen ze. Kijken en dan kopen. Hoe meer kijkers, hoe meer adverteerders. Meer reclame = meer geld. Hoe meer geld, hoe meer prachtprogramma's. Of gelukkige aandeelhouders, ook mooi.” (blz. 8) Over kijkcijfers: „De programmamakers baseren er hun beleid op, de zenders bepalen ermee op welk moment welk programma moet worden uitgezonden. De zenders voorspellen ermee hoeveel mensen naar een reclameblok zullen kijken en kunnen er op basis daarvan hun prijskaartje aan hangen. De mediabureaus kopen op basis van deze cijfers reclamezendtijd in en de adverteerders beoordelen er het succes van hun reclamecampagne mee.” (blz. 148)

Omroepbons
Zo werkt men bij de commerciële tv, waar ook Van der Veer zijn baan heeft. Bij RTL4 is hij opgeklommen tot programmadirecteur. De auteur relativeert zijn bezigheden als hij zegt: „Televisie maken is niet moeilijk. (....) In Hilversum wordt graag gedaan alsof het vervaardigen van televisieprogramma's unieke gaven vereist, magische combinaties van artistiek gevoel en hedendaagse creativiteit, kennis van techniek én mensen en dan ook nog dat speciale, onbeschrijfelijke iets. Welnu, iedere politieagent kan regisseur worden, iedere opzichter kan producer worden en iedere filiaalhouder van de Hema zou zelfs een betere chef amusement zijn dan wat daar nu zoal voor doorgaat. Als je heel hoog wilt komen, moet je door de diepste dalen gaan en die liggen in de Kamerbanken van Den Haag. En dan ben je zelf een kruiwagen geworden. Een omroepbons. Een Gooise bobo.” (blz. 70-71)

Het boek van Van der Veer kan zonder problemen ongelezen gelaten worden. Het biedt hoogstens een blik in de lege, oppervlakkige wereld van televisiemakers. Het is een egodocument waar mijns inziens niemand wat aan heeft, behalve wellicht de ijdele Van der Veer zelf.

Nationale venster
Het boek ”De verbeelding van de wereld. De wereld van de verbeelding” gaat ook voor een groot deel over televisie. Het is een bundel opstellen geschreven door Henri Beunders. Uit het voorwoord begrijp ik dat Beunders door zijn uitgever ertoe aangezet is deze opstellen in boekvorm te publiceren. Het is een veelkleurige bundel geworden, die begint met een verhaal over ”Beeld en bewustzijn”. Vervolgens een drieluik: ”De beginjaren van de film”, ”De geboorte van de televisie”, en ”De opening van het nationale venster”.

Het volgende opstel, met als ondertitel ”De macht van de moderne media”, is een interessant verhaal over de wijze waarop dr. L. de Jong met zijn tv-serie ”De Bezetting” de vele delen van ”Het Koninkrijk” aan de man heeft gebracht. Daarna wordt in twee opstellen ingegaan op: ”Nieuws, actualiteiten en informatie op televisie” en ”Televisie als inbreker van de privacy”. Wat dit laatste betreft citeert Beunders de Duitser Hans Enzensberger. Deze man, die in de jaren zestig vol vuur betoogde dat de televisie licht kon brengen in de duisternis van „de massa”, is namelijk van gedachten veranderd. Hij ziet nu de tv louter en alleen als hypnotiserend en betekenisloos in de letterlijke zin van het woord.

Een overvloed aan beelden van honger, oorlog en persoonlijk leed brengt de kijker volgens Enzensberger in een toestand van „een permanente morele chantage.” Als ooggetuige van deze „tirannie van intimiteit van beelden” wordt de kijker niet alleen voyeur, maar moet hij bijna dagelijks voor zichzelf de vraag beantwoorden wat hij dan onderneemt tegen alles wat wordt vertoond. „En dat is, zo wordt steeds duidelijker, niet veel. Omdat het besef groeit dat dit ook niet veel meer kán zijn dan geld geven, wordt de kijker met schuldgevoelens geplaagd, voelt hij zich machteloos en zapt verder.” (blz. 159)

Nieuwe moraal
Beunders voegt hieraan toe: „Afgezien van de noodlottige inflatie van beelden blijft het de vraag of de waargenomen malaise op het gebied van maatschappij en moraal niet het logische uitvloeisel is van de nieuwe moraal van individualisering en zelfontplooiing waardoor het accent geheel van God en de mensheid is verschoven naar de mens.” Jammer dat Beunders hier in het stellen van de vraag blijft steken. Hij is mijns inziens heel dicht bij het antwoord dat ”ja” kan luiden.

De opstellen 8 en 9 over ”Moraal” en ”Censuur” vind ik zwak, omdat het aaneenrijgingen van feiten en gebeurtenissen zijn zonder duidelijke boodschap. De laatste twee opstellen over ”Naatje” en ”De Brandenburger Tor” passen mijns inziens niet in deze bundel. Ze lijken erbij gesleept te zijn om de status van de bundel te verhogen. ”De Brandenburger Tor” blijkt de inaugurele rede van Beunders te zijn die hij heeft uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar.

In het weekblad HP/DeTijd heb ik over beide boeken artikelen gelezen. Over het boek van Van der Veer een positief getoonzet verhaal, over het boek van Beunders een zeer afbrekende kritiek. Mijns inziens worden door HP/De Tijd de zaken op zijn kop gezet, zoals overigens daar wel meer gebeurt, en steekt de bundel van Beunders met kop en schouders uit boven het geschrijf van Van der Veer.