Boekrecensie

Titel: De minister, een handboek
Auteur: Jo Ritzen
Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam 1998
ISBN 90 351 2044 2
Pagina's: 233
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door G. A. Vroegindeweij - 25 november 1998

De bewindsman met het waarschuwende vingertje

Een meisje voor dag en nacht

„Bent u rijp voor een baan aan de top? Het kabinet is het bestuur van de NV Nederland (...) In het kabinet is een vacature ontstaan voor de functie van minister (v/m) voor dag en nacht”. Onderdeel van een personeelsadvertentie van ex-minister Ritzen.

„De minister wordt geacht met gezag te kunnen spreken over het terrein dat onder zijn beheer wordt gesteld; de minister kan luisteren en leren van de personen, partijen en groeperingen die actief zijn aan de basis van de sector waarvoor hij verantwoordelijk is; de minister geeft actief en krachtig leiding aan het departement dat hem ter beschikking staat en zorgt ervoor dat het departement er steeds op gericht is problemen van mensen op te lossen”.

„De minister is meisje voor dag en nacht en zal het nooit helemaal goed kunnen doen. Daar moet hij tegen kunnen. (...) De functie biedt afwisselend werk, actieve inbreng, grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Het salaris bedraagt 17.566 gulden bruto per maand”.

Dat zijn de belangrijkste elementen uit de personeelsadvertentie die oud-minister Ritzen van onderwijs, cultuur en wetenschappen heeft opgesteld. De advertentie staat in het boek, “De minister, een handboek”, dat de oud-bewindsman eerder deze maand heeft gepresenteerd.

Ritzen heeft naar zijn eigen zeggen opruiming gehouden „in zijn hoofd” en „in zijn boekenkast”. Zestien boeken vol aantekeningen en nog eens een halve meter papier met notities uit de periode dat hij de scepter zwaaide op Onderwijs waren in zijn bezit. Dat resulteerde in het schrijven van het handboek, waarin de oud-bewindsman –momenteel adviseur van de Wereldbank in Washington– zijn ervaringen verwerkt heeft en hij tegelijk lessen aanreikt voor mensen die ooit als minister worden gevraagd.

Skelet
De personeelsadvertentie –die er nooit zal komen, omdat ministers altijd worden gevraagd– is het skelet van het boek. Ritzen heeft zijn hoofdstukken onderverdeeld in de relatie tussen de minister en het onderwijsveld, het departement, de ministerraad, het parlement, de partij, de media en het buitenland. Aan het eind van elk hoofdstuk trekt de bewindsman lessen voor nieuwe ministers. Tijdens de presentatie van zijn boek zei Ritzen dat hij als onderwijsman eigenlijk niet zonder het trekken van leringen uit zijn ervaringen kan.

De combinatie tussen ervaringen en het schrijven van een handboek voor ministers, lijkt op zich heel logisch. Ritzen –van oorsprong rooms-katholiek, nu lid van de PvdA– heeft in de periode 1989-1998 een dijk aan ervaring opgebouwd en ook veel meegemaakt in de kabinetten-Lubbers III en -Kok I. Het ligt voor de hand dat iemand uit zijn belevenissen lessen trekt, maar degenen die door de kabinetsformateur gevraagd worden om tot een regering toe te treden hebben zoveel capaciteiten om op een dergelijke positie te functioneren, dat ze de lessen van Ritzen om goed minister te zijn niet nodig hebben. De aantrekkelijkheid van de lessen die Ritzen aanreikt, zitten dan ook meer in hoe de schrijver vindt dat een minister moet opereren en hoe hij zelf gehandeld heeft dan dat het nu in navolging van het “Handboek soldaat”, kan functioneren als het “Handboek minister”.

Vingertje
Het trekken van lessen en het geven van aanwijzingen aan opvolgers, bevestigt het beeld van Ritzen als de bewindsman met het waarschuwende vingertje. Vooral in de eerste jaren dat hij als minister functioneerde, was hij daar berucht om.

De 'lessentrekkerij' vestigt ook de aandacht op een minder plezierige eigenschap van de minister, namelijk dat hij vindt dat hij het altijd behoorlijk goed heeft gedaan. Mensen kunnen lering trekken uit gemaakte fouten, maar de lessen die Ritzen trekt, geven een beeld van zijn eigen functioneren. Hij reikt het op een presenteerblaadje aan voor opvolgers. Zo van: Zo deed ik het en zo is het goed, volg mij na en u zult slagen.

Het zal een onderdeel zijn van Ritzens kin-blik, maar toont wel een stukje onvolwassenheid. De kin-blik mat Ritzen zich aan om politiek te kunnen overleven. Hij dacht in eerste instantie dat het binnen het kabinet ging om de goede argumenten – als Ritzen een goed voorstel heeft, kan hij er ter plekke wel tien bedenken. Dat resulteerde erin dat Onderwijs toch moest bezuinigen. „Een volgende keer moet je onder de douche oefenen om elke rationaliteit, elke redelijkheid uit te bannen. Hier thuis noemden ze dat: de kin-blik. Ik leerde mijn kin vooruitzetten. Om volstrekte inflexibliteit te tonen”.

Ook in de beschrijving van zijn belevenissen is Ritzen blijkbaar nog niet toe aan rijpe memoires. Politiek gezien heeft de bewindsman in de afgelopen jaren verschillende keren bakzeil moeten halen, maar die momenten komen nauwelijks aan de orde. Als hij ze toch beschrijft, dan komt het er vrijwel altijd op neer dat hij zelf gelijk had of enkele maanden later alsnog zijn zin kreeg. Zo komen de politieke problemen die Ritzen had rond zijn terugkeer in 1994 nauwelijks aan de orde.

Lezenswaardig
Deze opmerkingen willen niet zeggen dat het boek van Ritzen niet lezenswaardig zou zijn. Het tegendeel is het geval. “De minister” is een aantrekkelijk boek. Wie iets met onderwijs heeft en zich interesseert voor politiek, moet het niet ongelezen laten.

Over de ambtenaren op het departement schrijft de oud-bewindsman in het algemeen niet zo positief. Ze brachten hem eens in de drie, vier maanden in de verleiding om bepaalde dingen niet aan de Tweede Kamer te melden. Daar was Ritzen niet van gediend. In de tijd dat hij in de ministerskamer op het departement in Zoetermeer zetelde, heeft hij dan ook een grootscheepse reorganisatie doorgevoerd.

Samenwerking zoeken met collega's, was de hoofdlijn van Ritzens benadering in het kabinet, maar om bepaalde zaken te bereiken ging wel eens de kin naar voren en nam hij zijn toevlucht tot botte machtspolitiek. De vergaderingen van het kabinet noemt Ritzen ergens „topsport op pluche”.

Uit het boek blijkt dat het met het veelgeprezen dualisme tussen regering en parlement matig is gesteld. Vooral Kok I beroemde zich erop dat het beraad tussen de fractievoorzitters van de regeringspartijen met het kabinet in het Torentje van de premier was veranderd ten opzichte van de vorige kabinetten. Minder handjeklap, meer uitwisseling van meningen. Ritzen schrijft dat het wekelijkse overleg tussen bewindspersonen van dezelfde kleur met de 'eigen' fractievoorzitter de toon en de partijlijn zet. Afstemming met kamerleden van de eigen partij was voor Ritzen een essentieel onderdeel van zijn werk.

Nog enkele opmerkelijke opvattingen van Ritzen: De Tweede Kamer had meer tegenspel moeten bieden; Stevige regeerakkoorden zijn onmisbaar; Geef nooit je privé-telefoonnummer aan journalisten.

Normen
Tevergeefs zal de lezer in het boek van deze rooms-katholiek opgevoede Limburger zoeken naar passages over levensbeschouwelijke richtingen in het onderwijs. Het blijft bij een enkele zin over de aanzet die Ritzen in 1990 over de noodzaak van een debat over waarden en normen gaf. Van een inhoudelijke aanzet is het tijdens zijn ministerschap nooit gekomen en ook nu doet hij daar geen moeite voor. Hij besluit met de conclusie: „Het was (bescheiden) leiderschap om over waarden en normen te beginnen, als sociaal-democraat met een partij achter me waarin die termen taboe waren”.

Premier Kok complimenteerde Ritzen bij de perspresentatie met het verschijnen van zijn boek: zo kort na zijn terugtreden zo veel ervaringen ordenen en daaruit lessen trekken, dat is knap. Daarin had de minister-president gelijk. En Ritzen? Hij glom van genoegen als een leerling die een compliment van de meester kreeg.