Boekrecensie

Titel: De rogge staat er dun bij. Macht en verval van het CDA 1974-1998
Auteurs: P. G. Kroeger en J. Stam
Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 1998
ISBN 90 5018 402 2
Pagina's: 358
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door A. de Jong - 21 oktober 1998

Politieke geschiedenis „die je als een thriller uitleest”

De rogge staat er
voor het CDA dun bij

Politiek is saai, vinden de meeste Nederlanders. Die opvatting krijgt in een tijd dat ideologische tegenstellingen vervlakken nog meer bijval dan anders. Toch gebeuren er in de politiek wel spannende dingen. Een van de intrigerendste ontwikkelingen van de laatste decennia is de opkomst en het verval van het CDA. P. G. Kroeger en J. Stam schreven er een zeer leesbaar boek over.

In “De rogge staat er dun bij” schetsen Stam, journalist bij de Volkskrant, en Kroeger, oud-medewerker van onderwijsminister Deetman, in een vlotte en aantrekkelijke stijl een beeld van de opkomst en de neergang van het CDA.

Het verval van de christen-democratie in Nederland houdt de pennen in beweging. Geen wonder, het gaat om een onvoorstelbaar gebeuren. Van 54 kamerzetels in één klap naar 34, om er later nog eens vijf te verliezen. Daar raken journalisten, wetenschappers en andere geïnteresseerden niet een, twee, drie over uitgedacht.

Flop
Het verlies van 1998 was in zekere zin nog erger dan dat van vier jaar daarvoor. In 1994 immers kon de klap redelijk worden verklaard: het kabinetsbeleid was een flop, de partij was verscheurd en de aanvoerder aangeslagen. Een deel van deze factoren kon in de toekomst, zo meende men, worden uitgeschakeld. Bovendien bleef het CDA in 1994 met 34 zetels een politieke factor van betekenis: de PvdA was amper groter, de VVD nog altijd kleiner.

Dat ligt in 1998 anders. Voor het eerst is het CDA niet langer een grote volkspartij: het komt qua zetelaantal ruim achter de grote twee. Opiniepeilingen van vorige week laten zien dat het nog gekker kan. Volgens bureau Inter/View zou de PvdA nu met vier zetels stijgen naar 49, zou de VVD op 40 uitkomen en het CDA op 25.

Bij de kamerverkiezingen dit jaar was het voor de christen-democraten veel moeilijker de schuld te geven aan grote en kleine incidenten tijdens de campagne. De Hoop Scheffer mag slecht uit de verf gekomen zijn, het verkiezingsprogramma wat tweeslachtig overgekomen en de kandidatenlijst te sterk vernieuwd, tegelijkertijd staat vast dat het CDA dit keer geen blunders gemaakt heeft en dat de partij redelijk eensgezind is opgetrokken.

Sleutelposten
Hoe dan ook, de gevolgen van de electorale terugval van de christen-democratie in Nederland beginnen zich steeds meer af te tekenen. Van de zwakke oppositie die het CDA in het parlement voert, neemt paars amper notitie. Steeds meer sleutelposten in ons staatsbestel moest het CDA de afgelopen jaren prijsgeven. „We houden ze nog even in de oppositie”, zo zei een vooraanstaand VVD'er onlangs, „en dan is hun hele netwerk kapot”.

Onvoorstelbaar is het machtsverlies van de partij die jaren achtereen de premier leverde, die bijna soeverein de ene coalitiepartner voor de andere inwisselde, en op het hoogtepunt van haar macht in staat was elke echt belangrijke kwestie in haar voordeel te beslissen. „We run this country”, zei het CDA-kamerlid Van Iersel ooit. En het leek er verdacht veel op.

De dramatische ineenstorting van dit machtsbolwerk is al vaker voorwerp van onderzoek geweest. Zo verscheen in 1995 van de hand van M. Metze het boek “De stranding. Het CDA van hoogtepunt naar catastrofe”. Waar Metze zijn startpunt koos in het derde kabinet-Lubbers, graven Kroeger en Stam dieper. De auteurs van “De rogge staat er dun bij” proberen de periode 1974 tot 1998 te overzien en binnen dat tijdsbestek lijnen te trekken.

Onvoorzien
Die aanpak heeft een meerwaarde. Zo herinneren Kroeger en Stam de lezer er nog eens fijntjes aan dat niet alleen de terugval, maar ook de opkomst van het CDA volstrekt onvoorzien was. Slechts weinigen zagen voor de drie zieltogende partijen die in 1974 besloten samen te gaan perspectief. „Sterven in elkaar armen” was het oordeel van menig criticus begin jaren zeventig. Het liep anders. Al in 1977 leverde het CDA de premier. De partij zou dat ambt zeventien jaar lang niet meer loslaten.

De totstandkoming van het CDA was overigens in sterke mate een beweging aan de basis, zo laten de auteurs van “De rogge” zien. Werden in bestuurskringen allerlei barrières opgeworpen en had elke partij, of het nu KVP, ARP of CHU gold, wel haar eigen fusiebekampers, in de onderste regionen van de partij werd het soms krampachtige verzet van de top als gezeur ervaren. Klinkende verkiezingsresultaten bij gemeentelijke en provinciale verkiezingen dwongen de hoofdbesturen van de partijen tot snelle eenwording.

Afgebroken
De partij die in de jaren zeventig van onderaf gegroeid was, werd in de jaren negentig vanaf de top afgebroken, zo luidt de analyse van Kroeger en Stam. Ministers, kamerfracties en partijbestuur waren ten tijde van het derde kabinet-Lubbers als losdrijvende ijsschotsen geworden. Iedereen had binnen het CDA ruzie met iedereen. Lubbers was de regie kwijt, gedesillusioneerd en aan onttakeling ten prooi.

„Lubbers III had geen Leitmotiv. De “Agenda van de toekomst” van 1989 was een bestuurlijk ding, een opsomming van waar je mee bezig bent. Er zat geen kernbegrip in”, aldus de toenmalige partijvoorzitter Van Velzen. „Lubbers was sterk in analyses, in contexten, in het verwerken van een hele hoop informatie, maar zwakker in de conceptie. Die kwam meestal van anderen. Wij hebben Lubbers allerlei suggesties gedaan, hele notities schreven we. Er is niets van terechtgekomen. De coalitie was verlamd”.

Dit is een sterk punt in het boek. Het wijst voor het verval van het CDA niet naar een of enkele oorzaken, maar probeert de verschillende factoren een eigen plaats te geven. In zo'n benadering komt zeker het falen van kroonprins Brinkman aan de orde, het incident met het bevriezen van de aow, de opgesmuktheid van de door persvoorlichter Wester geleide campagne. Daarnaast is echter ook aandacht voor dieper liggende problemen, zoals de zelfgenoegzaamheid en gearriveerdheid van het CDA. Die leidde er toe dat er weinig inhoudelijke en programmatische doordenking meer plaatsvond en dat de christen-democratie, ook in de ogen van de kiezers, haar profiel verloor.

Dat gebrek aan visie kwam eigenlijk al naar voren bij het aantreden van het tweede kabinet-Lubbers. „Laat Lubbers zijn karwei afmaken”, was de verkiezingsleus van het CDA geweest. Maar welk karwei dat was, was niet iedereen meer duidelijk.

Crisissfeer
Niet alleen bij Brinkman en Wester, maar bij de hele CDA-top zat het begin jaren negentig goed mis, zo maakt het jongste boek over het CDA duidelijk. Met het derde kabinet-Lubbers zette het verval van de Nederlandse christen-democratie stevig door.

Een van de opvallendste onthullingen in “De rogge” betreft de crisissfeer waarin de coalitie van christen-democraten en socialisten steeds meer geraakte. Meermalen kwamen in 1991 topfiguren uit CDA en PvdA in het geheim bijeen om de coalitie in het zadel te houden. Onder leiding van reclameman R. Koster (PvdA) probeerde men het zoekgeraakte onderlinge vertrouwen te hervinden. Daarbij waren behalve Lubbers, Kok, Brinkman en Wöltgens ook vertrouwenspersonen uit beide kampen aanwezig: voor het CDA oud-minister De Koning, voor de PvdA Ed. van Thijn.

Het grote onderlinge wantrouwen binnen het derde kabinet-Lubbers en het wankele opereren van deze regeringsploeg heeft grote gevolgen gehad voor de positie van het CDA. Het gaf de aanstormende Brinkman steeds weer munitie in handen om op het weinig daadkrachtige kabinet af te vuren. Dat leidde uiteindelijk tot verwijdering tussen Lubbers en zijn kroonprins.

De crisissfeer in het kabinet zorgde ervoor dat Lubbers op zeker moment openlijk aangaf dat, mocht het kabinet voortijdig ten val komen, hij opnieuw de CDA-lijst zou aanvoeren. Lubbers zelf beschouwde dit als een meesterzet. De PvdA voelde er immers niet voor om in de verkiezingscampagne opnieuw krachtpatser Lubbers tegenover zich te vinden. Zo dacht de grote strateeg de socialisten binnen zijn kabinet te houden. Bijkomend effect van Lubbers' uitspraak was echter dat Brinkmans positie er nog verder door werd ondermijnd. Want wie zou nu echt de CDA-kar gaan trekken? Brinkman of toch nog Lubbers?

Vaart
Vertellenderwijs wandelen Kroeger en Stam door de CDA-geschiedenis. Waardevol is dat zij daarbij voortdurend hoofdrolspelers van toen en nu aan het woord laten. De directe stijl geeft aan het boek een enorme vaart. Niet voor niets vergeleek Felix Rottenberg, voormalig PvdA-voorzitter, “De rogge” tijdens de presentatie van het boek bij „een thriller die je van begin tot eind ademloos uitleest”. De lezer ziet voor zijn ogen gebeuren hoe miscommunicatie, domme fouten en slordigheden zich aaneenrijgen totdat er in de partij uiteindelijk een sfeer ontstaat van „dolle paniek” (Elco Brinkman) en het onmogelijk is geworden de neerwaartse spiraal nog te stoppen.

Toch heeft een dergelijke directe en concrete stijl ook zijn keerzijden. Het boek is hierdoor wel erg impliciet geworden en wie snel wil weten wat de auteurs zien als de voornaamste oorzaken van het verval van het CDA, stoot zijn neus. Onduidelijk is verder waarom de schrijvers niet spraken met Aantjes en Heerma, toch geen onbelangrijke figuren in de CDA-geschiedenis.

Wat met de verhalende en concrete verteltrant, voor een belangrijk deel gericht op de daden van (hoofd)personen, ook wegvalt, is de vraag naar eventuele structurele oorzaken van het verval van het CDA bij het electoraat. De these dat bij een voortgaande secularisatie het CDA in kwantiteit wel achteruit móét gaan, wordt door het boek eigenlijk niet weerlegd.

Optimistisch
Dit punt klemt te meer daar de auteurs zich in het slothoofdstuk optimistisch tonen over een eventueel herstel van het CDA, al zal –zo geven zij toe– de partij wel nooit meer zo'n machtsfactor worden als in de hoogtijdagen van Lubbers. De vraag is waarop dat optimisme gestoeld is. Het CDA wordt als gevolg van twee uiterst slechte verkiezingsuitslagen niet door een richtingenstrijd verscheurd, zo schrijven Kroeger en Stam, verwijzend naar PvdA en VVD waar men intern elkaar in tijden van tegenspoed vaak de tent uitvocht. Dat mag een lichtpuntje in de duisternis zijn, maar hoe dat aangewakkerd kan worden tot het vuur van weleer blijft onduidelijk.

Wat wel duidelijk is, is dat de partij van het harmoniemodel en het maatschappelijk middenveld de ideologische strijd met liberalisme en socialisme in zekere zin gewonnen heeft. Want wat doet paars anders dan in allerlei opzichten voortbouwen op het door het CDA uitgevonden poldermodel? „Maar juist met die winst weet het CDA niet om te gaan”, aldus Kroeger en Stam in hun slotbeschouwing. „De consensus van nu dreigt de christen-democraten irrelevant en onzichtbaar te maken. Voor een christelijke partij is overbodigheid een bitterder lot dan verdeeldheid”, aldus de auteurs.