Boekrecensie

Titel: Een paradijs vol weelde. Geschiedenis van de stad Utrecht
Auteur: R. E. de Bruin, P. D. 't Hart e.a.

Uitgeverij: Matrijs, in samenwerking met Het Utrechts Archief
Utrecht, 2000
ISBN 90 5345 175 7
Pagina's: 592
Prijs: ƒ 89,90

Recensie door J. C. Karels - 24 oktober 2001

Degelijk maar weinig meeslepend stuk stadsgeschiedenis

Utrecht is een
hoogmoedige stad

Sommige mensen vinden Utrecht maar een hoogmoedige stad. Zo iemand was de veertiende-eeuwse monnik Geert Grote. Hij verfoeide de bouw van de domtoren als een uiting van ijdelheid en spilzucht. Enkele eeuwen later roemde de Amerikaanse president Jefferson diezelfde toren wegens zijn grote hoogte – 112 meter. De bouw van de domtoren vormt een van de markante momenten in de 2000 jaar geschiedenis van Utrecht, die in een fraai gebonden boekwerk is vastgelegd.

Er zou nog een reden kunnen zijn om Utrecht hoogmoedig te noemen. Dat zou de titel van het standaardwerk kunnen zijn dat recent verscheen: ”Een paradijs vol weelde”. Maar het is in Utrecht niet de gewoonte om hoog van de toren te blazen, laat de redactie in de verantwoording weten. „Laat staan om je eigen stad een paradijs vol weelde te noemen.” Het is dan ook geen Utrechtenaar, maar een Amsterdammer die dit epitheton aan de stad heeft verleend. Joost van den Vondel bezong in een lofdicht dat hij rond 1665 schreef „de hoofdstadt van het Sticht, in top gestegen.” Hij maakte zijn gedicht bij een stadsgezicht van de Utrechtse schilder en tekenaar Herman Saftleven uit 1648.

Deftig en vervelend
Sowieso is de benaming ”paradijs” eenzijdig. Ze benoemt alleen de zonnige kanten van de stad: de rijke geschiedenis en cultuur, de vele fraaie kerken en panden, de dromerige hofjes, de grachten met hun schilderachtige werven. Wie op een vroege zaterdagochtend even stilstaat op het Domplein, of beter nog, achter de Domkerk, waar ooit de begaafde Anna Maria van Schurman woonde, ervaart de stilte van een deftige stad. De kloostertuin naast de Domkerk brengt oude tijden tot leven, en als de klanken van de klokken in de toren over de stad rollen, besef je met Huizinga dat weinig beter in staat is de afstand met het verleden te overbruggen dan dit geluid.

Tegenover de paradijselijke kant kent elke moderne stad zijn minder mooie kanten: de bedwelmende geur van urine, zweet en parfum die op een warme zomermiddag rond het Centraal Station hangt; het vervelende lawaai dat het zoveelste festival oplevert; een jaar lang balanceren op houten vlonders omdat er een busbaan wordt aangelegd, of 's nachts door de politie uit bed worden gebeld omdat baldadige studenten je auto op z'n zijkant hebben geparkeerd (zodat de taxi er niet door kan).

Geert Mak
Een stad is kennelijk een plaats waar tegenstellingen zich concentreren, zoals schoonheid en verval, macht en recht, cultuur en barbarisme, rijkdom en armoede. Een stad heeft ook een boodschap: „Een kathedraal dwingt tot ootmoed. Een paleis herinnert de toeschouwer aan de ouderdom en macht van de dynastie. Een stadhuis trompettert de rijkdom van de gemeenschap uit,” zei Geert Mak, schrijver van bestsellers, begin dit jaar in zijn inaugurele rede. Zoals je een boek kunt lezen, aldus Mak, kun je ook een stad lezen, „simpelweg door er veel in rond te lopen” – ideeën die we eerder tegenkwamen in ”Leesbaar landschap” (1998) van Willem van Toorn.

Het 'live' bekijken van een stad kan een goede aanzet zijn je te verdiepen in de achtergronden van haar verleden. Wat Utrecht betreft kan het boek ”Een paradijs vol weelde” daarbij goede diensten bewijzen.

Had Amsterdam in de achttiende eeuw zijn Jan Wagenaar en, wat de kerkgeschiedenis aangaat, zijn Evenhuis; had Leeuwarden in de negentiende eeuw zijn Wopke Eekhoff, Utrecht moest het tot voor kort stellen met een –overigens zeer verdienstelijke– topografische beschrijving uit de negentiende eeuw. Vervolgens kwam eind jaren zestig van de twintigste eeuw gemeentearchivaris Eduard Struick met zijn ”Utrecht door de eeuwen heen”, een populair boek, dat telkens werd herdrukt en nog lange tijd bij De Slegte heeft gelegen.

Omdat in die ruim dertig jaar erna weer veel nieuwe inzichten waren ontstaan en diverse nieuwe studies verschenen met aanvullingen en aanpassingen, ontstond de behoefte aan iets nieuws. Drager van het project dat resulteerde in de publicatie van ”Een paradijs vol weelde” was het Utrechts Archief, in samenwerking met het Centraal Museum, het Archeologisch en Bouwhistorisch Museum en de Universiteit Utrecht. De meeste redactieleden en auteurs, onder wie dr. R. E. de Bruin, P. D. 't Hart, A. J. van den Hoven van Genderen en A. Pietersma, zijn aan deze instellingen als historicus, archeoloog of conservator verbonden.

Degelijk werkstuk
Geschiedenis schrijven kan op verschillende manieren. In dit boek is de chronologie gehandhaafd. Dat betekent dat de lezer mee wordt genomen vanaf de strijdhamer en bisschopsstaf in het eerste millennium, via de laat-middeleeuwse bloei van Utrecht als machtscentrum en de roerige tijden tijdens de zestiende-eeuwse godsdienststrijd, naar het tijdperk van regenten en revolutionairen in de achttiende eeuw, de urbanisatie en industrialisatie in de negentiende en de vorming van een moderne Nederlandse stad in de twintigste eeuw.

In gekleurde tekstkaders worden thema's en personen voor het voetlicht gehaald, een beproefde methode die de omvangrijke tekst nu en dan doorbreekt. Het ingebonden boek is prachtig uitgegeven, met glad papier en een overvloedige hoeveelheid gekleurd en zwart-wit beeldmateriaal. De uitgave is een produkt van Matrijs, een in 1981 opgerichte stichting, die door middel van publicaties de belangstelling voor geschiedenis, landschap en archeologie wil bevorderen. De hoofdstukken zijn wetenschappelijk getoonzet, wat de betrouwbaarheid van het boek ten goede komt.

Van een medewerker van Broese en van een medewerker van de uitgever heb ik begrepen dat het boek goed is aangeslagen in Utrecht. Vooral begin dit jaar gingen er bij Broese zo'n vijftig tot zestig exemplaren per week de deur uit. Voor Utrechtenaren is dit boek kennelijk een must. Voor vakmensen biedt het een interessant stuk stadsgeschiedenis. Voor geïnteresseerden is het in elk geval een boek waarin veel valt te bekijken. Of elke koper het helemaal uitleest, waag ik te betwijfelen. Het boek is degelijk, maar niet meeslepend.