Boekrecensie

Titel: Wij zien u wel in de rechtszaal. Klassenjustitie in Nederland?
Auteur: Paul Ruijs

Uitgeverij: Aspekt
Soesterberg, 2001
ISBN 90 5911 011 0
Pagina's: 293
Prijs: ƒ 39,95

Recensie door mr. C. G. van der Staaij - 10 oktober 2001

Beschuldigingen van vriendjespolitiek missen stevige onderbouwing

Rechtspraak in de beklaagdenbank

Mr. Paul Ruijs wil een steen in de rimpelloze vijver van gezapigheid en zelfgenoegzaamheid werpen. Daartoe schreef hij ”Wij zien u wel in de rechtszaal. Klassenjustitie in Nederland?” Er wordt ten onrechte hoog opgegeven van de Nederlandse rechtsstaat, vindt Ruijs. Hij meent bijvoorbeeld dat vriendjespolitiek onder rechters de onafhankelijkheid van de rechtspraak stevig ondermijnt.

In het boek doet de auteur uitgebreid verslag van allerlei kwesties die hij in zijn praktijk als juridisch adviseur tegenkwam. De meeste woorden wijdt hij aan de verwikkelingen rond twee geruchtmakende zaken die in de jaren negentig speelden. De eerste affaire betreft een omstreden broodtest door de Consumentenbond. De eigenaar van een Rotterdamse natuurvoedingswinkel liet het er niet bij zitten dat zijn brood niet goed uit die test kwam. Het zou volgens de Consumentenbond te weinig meel bevatten en bovendien slecht gebakken zijn. De testprocedures waren volgens Ruijs niet zorgvuldig uitgevoerd, terwijl de testresultaten in de populaire samenvatting nog eens overtrokken werden weergegeven.

Een tweede affaire gaat over de Stabifix, een verbindingsstuk tussen auto en caravan. Dit produkt werd negatief in een test van de ANWB beoordeeld. Ook hier was er in de visie van Ruijs het nodige met de test misgegaan. Het negatieve oordeel zou het gevolg zijn van de weigering van de uitvinder om tegen stevige betaling een ANWB-keurmerk aan te vragen.

Bedrog
De beschrijvingen monden uit in een stevige aanklacht aan nogal wat adressen. De ANWB en de Consumentenbond zijn volgens Ruijs gesloten en zelfgenoegzame organisaties die niet terugdeinzen voor leugens en bedrog en weigeren verkeerde praktijken toe te geven. De auteur is niet wars van een gepeperd taalgebruik, waarin hij zijn kracht niet in de nuance zoekt. „In klagen zeuren en drammen waren ze bij de bond altijd al goed.”

Het lukte de gedupeerde ondernemers en hun adviseur Ruijs niet hun gelijk in de rechtszaal te krijgen. Waarom niet? Daarmee stuiten we op de kern van de problematiek die Ruijs aansnijdt: de rechters zouden door allerlei vriendennetwerken en nevenfuncties vaak tot een partijdig oordeel zijn gekomen. De grote consumentenorganisaties wordt bij voorbaat de hand boven het hoofd gehouden. Gebrek aan openbaarheid van veel rechterlijke uitspraken en de weigering van een aantal rechters om hun nevenfuncties op te geven, bemoeilijkt een goede controle van de rechterlijke macht door kritische burgers.

Lamlendigheid
En passant schiet Ruijs nog pijlen af op knoeiende advocaten, falende notarissen en een gebrekkige tuchtrechtspraak. Ook de politiek moet het ontgelden. Waarom pakt de politiek al die misstanden niet aan? Dit ligt volgens Ruijs helder: „Alsof politiek niet één grote aaneenschakeling is van vage formuleringen, dubbele agenda's, ferme uitspraken, lamlendigheid en eindeloos gedoog.” Ook hier is de nodige belangenverstrengeling aan de orde. Lopen er vanuit de VVD niet allerlei lijntjes naar de ANWB en is er geen innige relatie tussen PvdA en Consumentenbond?

Ruijs stelt al met al heel wat aan de kaak. Is het ook allemaal waar? Het lijkt me wat te veel gevraagd om alles wat de auteur poneert voor zoete koek te slikken. Hoe onafhankelijk hij ook beoogt te zijn, het blijft de eenzijdige kijk op de zaak van de juridisch adviseur van een van de partijen in een conflict. Voor een zorgvuldig oordeel zou je ook kennis moeten kunnen nemen van verdediging door de andere partijen en van de tekst van de diverse rechterlijke uitspraken. Die zijn in het boek alleen fragmentarisch en in de gekleurde weergave van Ruijs te vinden.

Verdachtmakingen
De auteur strooit bovendien wel erg gemakkelijk met grieven. Wat minder beschuldigingen en wat meer onderbouwing hadden het boek sterker gemaakt. Ruijs stelt dat het openbaar ministerie op oneigenlijke gronden niet tot vervolging van de Consumentenbond wegens valsheid in geschrifte wilde overgaan. Ze zouden deze organisatie niet durven aanpakken. Harde aanwijzingen voor dit oordeel ontbreken.

Zo zijn meer voorbeelden te geven waarin de auteur mijns inziens doorschiet in zijn verdachtmakingen. Een voorbeeld is het feit dat een bestuursrechter oordeelde dat een bepaald TNO-onderzoek geen bestuurlijke aangelegenheid betreft en een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur daarom niet opging. Ruijs gaat er zonder meer vanuit dat de rechter tot dit oordeel kwam omdat hij ook wel snapte wat voor „lijk er uit de kast zou komen” als dit rapport aan de openbaarheid zou moeten worden prijsgegeven.

Met dergelijke moeilijk verifieerbare oordelen over vermeende verborgen intenties kun je weinig. In een geval als dit komt de uitspraak bovendien inhoudelijk gezien helemaal niet merkwaardig over. Ruijs geeft ook geen juridische kritiek op dit oordeel.

Het doet de overtuigingskracht van het boek verder geen goed dat de auteur in zijn soms wat breedsprakige weergave van gebeurtenissen nogal makkelijk komt met weinig ter zake doende oordeelvellingen over mensen. Bijvoorbeeld over de TNO-medewerker die „met veel, maar ook geveinsde vriendelijkheid thee liet aanrukken.” Ook uit ethisch oogpunt vallen er bij dit boek daarom kritische kanttekeningen te plaatsen.

Integriteit
De kritiek mag echter geen dekmantel zijn om voorbij te gaan aan goede punten die de auteur aansnijdt. De thema's waar het in dit boek om gaat, raken immers wezenlijke waarden. De onpartijdigheid van de rechtspraak is een van de pijlers van de rechtsstaat. In de Bijbel wordt op meer dan één plaats gewezen op de plicht om zonder aanzien van de persoon te oordelen (zie bijvoorbeeld Deut. 1:17, 16:19). Waar de auteur iedereen met klem oproept werk te maken van integriteit, onafhankelijkheid en zorgvuldigheid, verdient hij alle bijval.

Ruijs stipt in zijn boek een aantal concrete en serieuze punten aan waaraan hij zich heeft gestoord, zoals uiteenlopende inzagemogelijkheden voor derden van civielrechtelijke uitspraken, het ontbreken van reglementen bij bepaalde tuchtrechtelijke colleges en de gebrekkige openbaarheid van veel (tuchtrechtelijke) uitspraken. Dit zijn inderdaad zaken die om nadere opheldering vragen. Wat dat betreft wordt de auteur op zijn wenken bediend. Na verschijning van dit boek zijn er vanuit de Tweede Kamer (SP-fractie) een aantal schriftelijke vragen gesteld aan de minister van Justitie. Wie weet, kan dit boek op deze manier nog positieve gevolgen hebben.