Boekrecensie

Titel: De malaise van de moderniteit, vert. Maarten van der Marel
Auteur: Charles Taylor

Uitgeverij: Kok Agora
Kampen/Pelckmans
Kapellen, 2000
ISBN 90 391 0600 2
Pagina's: 130
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door H. L. Groenenboom - 13 december 2000

De horizon van
goed en kwaad

In zijn boek ”De malaise van de moderniteit” bespreekt de Canadese filosoof Charles Taylor enkele kwalen van de moderne samenleving, zoals het individualisme. Hij meent dat die te maken hebben met het gebrek aan een vast oriëntatiepunt voor morele ervaringen. Wat als goed en wat als kwaad betiteld moet worden, achten velen een zaak van persoonlijke voorkeur, waarover geen zinnige discussie gevoerd kan worden. Ten onrechte, zegt Taylor.

Charles Taylor (1931) is hoogleraar filosofie en politieke wetenschappen aan de McGill-University in Montreal en geldt op het moment als een van de belangrijkste filosofen ter wereld. Zijn hoofdwerk is het boek ”Sources of the self” dat in 1989 verscheen. Daarin stelt hij de vraag aan de orde welke ontwikkelingen in de geschiedenis van de westerse cultuur de huidige opvattingen over wat iemand tot een morele persoon maakt, hebben beïnvloed. Hij geeft in dit boek blijk van zijn christelijke levensovertuiging door te stellen dat een godsbesef onmisbaar is om het goede leven gestalte te kunnen geven. In filosofisch opzicht komt hij daarmee uit bij een theïstisch standpunt.

Hij laat ook zien dat de huidige ideeën over de morele persoon in belangrijke mate uit de christelijke traditie afkomstig zijn. Zo is de nadruk die in onze cultuur wordt gelegd op het gewone leven, op familie en werk, te danken aan de Reformatie. Die heeft de morele betekenis van het gewone leven herontdekt. Het gewone leven is goed, en daarom nastrevenswaardig. Deze reformatorische ontdekking werkt in geseculariseerde vorm nog altijd diep en breed door in de huidige cultuur. De vraag naar meer kinderopvang, waarover regelmatig in de kranten geschreven wordt, heeft daar bijvoorbeeld mee te maken...

Gedeelde overtuiging
Volgens Taylor is het grote probleem van vandaag, dat morele ervaringen geen vast oriëntatiepunt hebben. In de tijd voor de Verlichting was er sprake van een christelijk wereldbeeld dat door allen werd gedeeld. De normen waren daardoor duidelijk. Maar nu bevinden we ons in een situatie waarin, extreem gesteld, ieder zijn eigen wereldbeeld heeft. Er is geen gemeenschappelijke horizon waarbinnen we met elkaar over het goede kunnen spreken. Het goede lijkt een zaak geworden te zijn van persoonlijke voorkeur, waarover verder niet te praten valt.

Dat bestrijdt Taylor. Hij wil met redelijke argumenten duidelijk maken dat ieder voor zichzelf een morele overtuiging heeft die voor hem onaantastbaar is, ook degenen die beweren dat moraal ten diepste irrationeel is, of slechts een uiting van wat Nietzsche de wil tot macht noemde. Ieder heeft een betekenishorizon waarop hij zich oriënteert. Over het goede in morele zin valt volgens hem wel degelijk te praten, ook in de huidige situatie.

Moderne vrijheid
De eerste Nederlandse uitgave van ”De malaise van de moderniteit” verscheen in 1994. Nu is van dit boek, dat ontstaan is uit een serie voordrachten die Taylor heeft gehouden voor de Canadese radio, reeds de elfde druk uitgekomen. Het is tot op heden het enige werk van Taylor dat in het Nederlands is vertaald en kan worden gezien als een inleiding tot zijn filosofie. Daaraan draagt het voorwoord van Rob Houtepen, dat veel informatie over de ontwikkeling van Taylors denken geeft, ook bij. De vele herdrukken laten zien dat Taylors beschrijving van de problemen van onze cultuur brede weerklank vindt.

De schrijver geeft in het eerste hoofdstuk aan dat het zijn bedoeling is, drie kwalen van de moderniteit te bespreken. De eerste is het individualisme. De moderne vrijheid werd bereikt doordat mensen zich niet meer beschouwen als deel van een groter geheel dat aan het individuele bestaan betekenis geeft. De tweede is de overheersende rol van de instrumentele rede, het doel-middeldenken. Gevolg daarvan is bijvoorbeeld, dat de ziekte van een patiënt wordt behandeld als een technisch probleem. Daardoor verdwijnt de persoon zelf naar de achtergrond. Het derde probleem noemt Taylor met een aan A. de Tocqueville ontleende term dat van 'zachte tirannie'.

Overheidspaternalisme
Wanneer als gevolg van individualisme ieder als het ware is opgesloten in zijn eigen bestaan, houden relatief weinig mensen zich nog bezig met het algemeen belang. Gevolg daarvan kan zijn een verlies aan (democratische) vrijheid. De overheid maakt geen gebruik van terreur en onderdrukking om haar wil op te leggen, maar is mild en paternalistisch. De democratische vormen kunnen blijven bestaan, maar in werkelijkheid wordt alles beheerst door een immense bevoogdende macht. Taylors bedoeling is, aan te geven hoe de geschetste ontwikkelingen in de meest belovende richting gestuurd kunnen worden en het afglijden naar lagere vormen kan worden vermeden.

In hoofdstuk twee tot en met acht worden de gevaren van het individualisme besproken, en het verlies van zinervaring dat daarvan het gevolg is. Dit leidt tot een opvatting over de manier waarop dit probleem kan worden aangepakt. Een soortgelijke aanpak voor de andere twee problemen wordt vervolgens voorgesteld in respectievelijk hoofdstuk negen en tien. In het navolgende wordt zijn benadering van het probleem van individualisme weergegeven.

Zelfverwerkelijking
Individualisme –vanaf hoofdstuk 2 spreekt Taylor consequent van authenticiteit– kan worden bekritiseerd als een vorm van egoïsme. Taylor vindt dat onjuist. Zijn stelling is, dat in het individualisme een moreel ideaal werkzaam is. Achter een begrip als zelfverwerkelijking zit een zedelijke kracht. „Waar het om gaat is dat veel mensen zich tegenwoordig daartoe geroepen voelen, dat zij menen dat zij dit moeten doen, dat hun leven anders op de een of andere manier mislukt of onaf zou zijn.”

Miskennen de tegenstanders van het ideaal van authenticiteit de morele betekenis daarvan, ook bij de voorstanders is sprake van een misverstand. Zij trekken de conclusie dat niemand zijn morele ideeën aan een ander mag opleggen en komen zo uit bij wat Taylor noemt „een soort zacht relativisme”. Het is taboe een zedelijk ideaal krachtig te verdedigen. Want daarachter zit het idee dat sommige levensvormen hoger zijn dan andere, en dat botst met de cultuur van verdraagzaamheid, van ieder de ruimte geven zijn leven naar eigen inzicht vorm te geven.

Argumentatie
Taylor wijst zowel een veroordeling als een verheerlijking van het ideaal van authenticiteit af. Maar ook in een compromis ziet hij geen heil. Hij wijst een andere weg, die van herstelwerkzaamheden die kunnen helpen onze levenspraktijk te verbeteren. Hij gaat er daarbij van uit, dat over morele idealen en over de overeenstemming van de praktijk met deze idealen redelijk geargumenteerd kan worden, en dat deze discussies zinvol zijn.

Een belangrijk argument dat hij daarbij hanteert, is dat het ideaal van zelfbeschikking naar andere normen verwijst. De vooronderstelling van een morele keuze is, dat het uitmaakt wat je doet. Zelfbeschikking zonder meer is zinloos. Daarom kan authenticiteit niet zodanig worden verdedigd dat betekenishorizons bezwijken. Taylor betoogt: „Ik kan niet beweren dat ik mijn eigen keuzen maak en een heel nietzscheaans vocabulaire van zelfcreatie gebruik, alleen maar omdat ik de voorkeur geef aan biefstuk boven kip.”

Het ideaal van zelfbeschikking moet zijn gebaseerd op waarden die gelden ongeacht of iemand deze aanvaardt. Als het niet uitmaakt wat iemand doet, heeft het ideaal van zelfbeschikking geen enkele zin. Authenticiteit als moreel ideaal is volgens Taylor daarom niet de vijand van eisen die opkomen van buiten het zelf, ze veronderstelt juist zulke eisen.

Christelijke traditie
In ”De malaise van de moderniteit” wordt de ontwikkeling van het ideaal van authenticiteit beschreven vanuit de Romantiek. Daardoor komen de christelijke wortels van dit ideaal niet aan de orde, afgezien van een verwijzing naar Augustinus als het gaat om de betekenis van de 'innerlijke stem' om goed en kwaad te kunnen onderscheiden. In ”Sources of the self” laat Taylor die wortels wel duidelijk zien.

Tegen die achtergrond krijgt de volgende opmerking uit ”De malaise van de moderniteit” een bijzonder reliëf: „Ik ben ervan overtuigd dat de westerse cultuur, door gedurende de laatste twee eeuwen dit ideaal onder woorden te brengen, een van de belangrijkste mogelijkheden van het menselijk leven heeft aangewezen.” Dat betekent dat het moderne authenticiteitsideaal een blijvende vrucht is van de christelijke traditie.

De geseculariseerde mens is wezenlijk anders dan de voorchristelijke. Doordat Taylor grote kennis van zaken heeft en hij de door hem besproken thema's heel genuanceerd benadert, heeft zijn betoog overtuigingskracht. Toch is het de vraag of het werkelijk een oplossing is te proberen met elkaar in gesprek te blijven op basis van redelijke argumenten. Mensen zijn als het gaat over hun opvattingen over goed en kwaad vaak heel onredelijk. Ook zijn sommigen van opvatting dat redelijke argumenten slechts machtsverhoudingen camoufleren en sluiten zich daarom bij voorbaat voor elk gesprek af. Toch heeft Taylor gelijk als hij stelt: „Evenals Pascal zei ten aanzien van de mens, wordt de moderne tijd zowel gekenmerkt door grandeur als misère. Alleen een visie die beide omvat kan ons het onvertroebelde inzicht in onze tijd geven dat wij nodig hebben om de grootste uitdaging ervan te aanvaarden.”

Wie voor de opgave staat het gesprek met niet-christenen aan te gaan of meer inzicht wil krijgen in de huidige cultuur, kan aan het werk van Taylor veel hebben.