Boekrecensie

Titel: Ambtelijke vertellingen. Over verschijnselen die niet onbenoemd mogen blijven
Auteur: U. Rosenthal e.a

Uitgeverij: Lemma
Utrecht, 2000
ISBN 90 518 9809 6
Pagina's: 164
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door dr. C. S. L. Janse - 18 oktober 2000

Ambtelijke praktijk

Hoe functioneert het overheidsapparaat in werkelijkheid? Hoe groot is de kloof tussen theorie en praktijk? Zijn ambtenaren vooral bezig zichzelf omhoog te werken door anderen zwart te maken? Zien overheidsdiensten hun voornaamste taak liggen in het bestrijden van andere afdelingen, die vooral niet op hun terrein mogen komen? De recent verschenen bundel ”Ambtelijke vertellingen” is het resultaat van een seminar over de ambtelijk praktijk.

De daarin gepresenteerde verhalen worden uitgebreid geanalyseerd. Volgens de auteurs gaat het in de ambtelijke wereld om belangen, waarden, historie, toekomst, idealen, universaliteit en wat ze noemen ”gebonden typeringen”. Met het laatste wordt bedoeld dat het specifieke karakter van hoofdrolspelers en andere bijzonderheden aan iedere ambtelijke problematiek een eigen dimensie geven.

De bundel vertelt ons van een hoofd voorlichting die in de vergadering van B en W de dank incasseert voor een nota die een ander (overigens een goede vriend van hem) geschreven heeft. Al dan niet als gevolg van dit plagiaat wordt hij in plaats van zijn vriend de vertrouwensman van de nieuwe wethouder. Al spoedig moet dan ook gesproken worden van een voormalige vriend.

Als de staatssecretaris van Onderwijs eerst via een subtiel proces van stapsgewijze verandering en zijn opvolger daarna op een meer radicale manier de verzuiling in het onderwijsstelsel willen doorbreken, gaat na verloop van tijd de stafdirectie Wetgeving bezwaar maken. In wetenschappelijke kring is de vraag opgeworpen of de plannen niet in strijd zijn met de Grondwet. Die ommezwaai wordt de stafdirectie door de staatssecretaris en anderen op het departement hoogst kwalijk genomen.

Hoewel de eigen minister de plannen niet steunt en het kamerdebat negatief uitpakt, gaat de staatssecretaris door. De afdeling Wetgeving vindt het dan maar het beste om zo veel mogelijk buiten schot te blijven. Haar bijdrage aan het wetsontwerp is minimaal. Typerend is ook dat bij een van de geschetste overlegsituaties op topniveau, er een lege stoel is tussen de mensen van de stafdirectie Wetgeving en de anderen.

Het ene verhaal is spannender dan het andere, maar bij elkaar geven ze ons een aardig beeld achter de schermen. Politieke meningsverschillen, de positie van ambtelijke diensten, persoonlijke opvattingen en eigenbelangen van ambtenaren buitelen over elkaar heen en botsen met elkaar. Soms is de afloop voorspelbaar, soms neemt het proces een ongedachte wending.