Boekrecensie

Titel: Dollars, macht en idealen. Het Amerikaanse presidentschap en de verkiezingen van 2000
Auteur: W. Post

Uitgeverij: Aspekt
Soesterberg, 1999
ISBN 0 75323 68 9
Pagina's: 384
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door dr. J. L. Krabbendam - 16 februari 2000

Hoe je president
van Amerika wordt

President van Amerika kun je alleen worden als je beschikt over geld, een goed imago en gladde praatjes. Dat zou de cynische conclusie kunnen zijn na het lezen van ”Dollars, macht en idealen” van de journalist-historicus Willem Post. Hij wisselt de geschiedenis van het presidentschap af met reportages over de presidentsverkiezingen van 1996 en de aanloop tot de verkiezingen die voor 7 november van dit jaar staan uitgeschreven. Hoewel het boek bomvol historische anekdotes zit, is het toch vooral een journalistiek werk.

Post is op allerlei plekken die een rol in het presidentschap spelen geweest, heeft op alle niveaus deskundigen geïnterviewd, maar brengt geen helder verband tussen alle historische gegevens aan en maakt de lezer dan ook niet duidelijk dat al die historische bagage nodig is om de huidige verkiezingsstrijd te begrijpen. Dat komt omdat Post de reportagestijl ook hanteert bij zijn overigens verdienstelijke en altijd amusante historische beschrijvingen.

De auteur start met een solide beschrijving van de totstandkoming van het Amerikaans staatsbestel met zijn scheiding tussen uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. Hij laat vervolgens zien hoe het hoogste ambt mythische proporties kreeg door de plichtsbetrachting van de eerste presidenten Washington, Adams en Jefferson. Die status kon niet voorkomen dat de presidenten zelf vanaf het begin verwikkeld raakten in partijpolitiek. Ze ondervonden als staatshoofd direct dat hun beleid spanningen met het buitenland opleverde, vooral met Engeland en Frankrijk. Dilemma's, die de eenheid van het land bedreigden doordat de politici zich spoedig groepeerden in politieke partijen.

Post beschrijft de latere presidenten aan de hand van het criterium of ze een monument in de hoofdstad hebben. Geheel consequent is de auteur niet. Hij laat Wilson buiten de boot vallen, omdat aan zijn herinnering slechts een brug is gewijd (geen monument in engere zin), terwijl hij Theodore Roosevelt, die een eiland als monument kreeg toebedeeld, wel beschrijft. Het ontvangen van een monument hangt niet zozeer af van de grootheid van de president, als wel van een dankbare groep bewonderaars (meestal veteranen), die zich liet mobiliseren of van een erfenis die voor een monument werd bestemd.

De devaluatie en herwaardering van de reputatie van presidenten is zo aan schommelingen onderhevig, dat de monumentwaardigheid geen goede graadmeter is voor de invloed van een president, ook al functioneert ze uitstekend als vertelstrategie.

Mannetjesputter
Met een selectie van anekdotes had het historisch exposé meer kunnen bijdragen aan het begrijpen van de functie van het presidentschap nu. Laten we als voorbeeld Theodore Roosevelt (TR) nemen. Inderdaad hield deze intensief levende mannetjesputter veel van de natuur, maar de wildernis had ook een zeer belangrijke plaats in zijn politieke opvattingen. Zoals een man de fysieke uitdagingen van het leven in de natuur moest aangrijpen om zijn mannelijkheid te bewijzen, had een natie natuurgebieden en buitenlandse uitdagingen nodig om tot echte volwassenheid te komen.

Niet voor niets ging TR steeds op een riskante expeditie als hij was vastgelopen (toen zijn vrouw en moeder in 1884 tegelijk overleden, toen hij in 1909 uit het Witte Huis kwam en toen zijn comeback in 1912 als Progressive faalde). Dat verklaart ook zijn haast om vlak voor het eind van zijn ambtstermijn miljoenen hectaren natuurgebied tot nationale parken te bestemmen en zijn heftige campagne om Amerika deel te laten nemen aan de Eerste Wereldoorlog. De rol die de natuur speelt, is veel wezenlijker dan de charmante liefhebberij van de president, zoals de auteur suggereert. Sinds het scharnier van TR's presidentschap zijn de presidenten hun eigen minister van buitenlandse zaken.

De behandeling van de presidenten Nixon en Reagan aan de hand van de tentoonstellingen in hun presidentiële bibliotheken geeft wel een aardige indruk van hoe ze hun eigen beeld zouden zien, maar schiet te kort als schakel in de ontwikkeling van het presidentschap.

Fenomeen Clinton
Een periodisering van de groei in de verschillende bestanddelen van geslaagde verkiezingscampagnes zou daarvoor beter zijn geweest: de controle op de procedure en de financiering, het aantal baantjes dat de president kan vergeven, het gebruik van retoriek, de greep van de politieke partijen op hun kandidaten, de rol die belangengroepen zijn gaan spelen, de invloed van specialistische adviseurs en natuurlijk de wisselwerking met de media.

Pas in de laatste hoofdstukken, als de auteur zich op het fenomeen Clinton werpt, komen die onderwerpen systematisch aan bod. Maar dan is Willem Post ook op zijn best, omdat hij tal van interessante gesprekspartners voor zijn microfoon weet te krijgen. Aangezien er maar één winnaar uit de strijd kan komen, zijn de meeste Amerikanen fervente voor- of tegenstanders.

Ondanks alle schandalen blijft Post onder de indruk van Clinton, „the comeback kid.” Hij beoordeelt de impeachment-episode als een samenzwering van rechts in een strijd tussen twee culturen, het kleinsteedse bekrompen, blanke Amerika met zijn streng-christelijke normen en waarden en het stedelijke, tolerante en multiculturele deel. Dat is me toch wat al te eenvoudig en gelukkig spreekt de auteur zichzelf ook tegen als hij een heel betoog houdt over het streven van de pers om Clinton ten val te brengen. De pers valt toch niet aan de behoudende kant van die (imaginaire) scheidslijn?

Post heeft gelijk dat een afzetting op grond van deze persoonlijke misstappen een zware hypotheek op het presidentschap zou leggen. Zijn pleidooi voor een scheiding tussen het privé-leven van de president en zijn politieke succes ten spijt, kan men zich toch levendig voorstellen dat het Amerikaanse electoraat bezorgd is over de bemensing van het hoogste ambt door iemand die zich zo door primaire lusten laat leiden.

Baby Bush
Intussen leren we heel wat over de plaats van het presidentschap, dat als geen ander instituut het symbool is van de richting die Amerika wil inslaan. Historisch gegroeide onderdelen van de Amerikaanse samenleving –zoals de positieve waardering voor een heldenrol in de oorlog, de grondige afkeer van belastingen (als zouden dat weggegooide gelden en geen collectieve lasten zijn), waardering voor de sterken en hoogstens medelijden met de zwakken, de gereserveerde houding ten opzichte van het buitenland en het wantrouwen jegens de staat– maken duidelijk dat Amerikanen andere eisen aan hun president stellen dan Europeanen zouden doen. In concrete termen: Al Gore zou in Europa op veel sympathie kunnen rekenen, terwijl we ons erover verbazen dat Baby Bush zo veel populariteit ontmoet.

Het zou ook de moeite lonen om expliciet de relatie tussen geloof en politiek in Amerika aan de orde te stellen. Post geeft een verbijsterend verslag van de wijze waarop Clinton met zijn zondebesef omgaat, maar moet nog eens goed in zijn Bijbel lezen, want van zijn rechtstreekse verwijzingen naar de Bijbel klopt er niet één.

Kortom, Post heeft een onderhoudende publicatie geschreven die leest als een (verkiezings)trein, waarvan de verschillende sporen niet altijd bij elkaar komen.