Boekrecensie

Titel: Sta nou eens stil! Over beweeglijke en overbeweeglijke kinderen
Auteur: drs. C. H. Versteeg-Corba

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 1999
ISBN 90 5030 881 3
Pagina's: 94
Prijs: ƒ 24,95

Recensie door drs. B. Reinds - 5 mei 1999

Mijn kind is niet lastig,
maar hyperactief

Elk kind is wel eens druk en onrustig. Maar is elk kind daarom ook hyperactief? Of zijn het juist de leefomstandigheden van het kind, zoals de vol geplande agenda's, opgejaagde gezinnen, een maatschappij die hoge scores wil zien, die onrust in het kind veroorzaken? Moet je de oplossing in het kind of in zijn omstandigheden zoeken?

De auteur (orthopedagoog-psycholoog) van ”Sta nou eens stil!” weet op een uitnodigde manier de vragen rondom dit opvoedingsvraagstuk uit te leggen. Zij komt de ouders tegemoet, in plaats van op een afstandelijke manier te vertellen wat ze verkeerd doen. De theorie wordt afgewisseld met herkenbare praktijkvoorbeelden met illustraties. Doelgroep zijn opvoeders in de breedste zin des woords. Maar omdat ouders de meeste tijd met hun kinderen doorbrengen wordt de gezinssituatie als vertrekpunt gekozen.

Overbeweeglijkheid
De auteur maakt, door twee jongens als voorbeeld te nemen, een helder onderscheid tussen het tijdelijk beweeglijke kind (Frans) en het overbeweeglijke of hyperactieve kind (Joost). De oorzaak van tijdelijke beweeglijkheid ligt meestal buiten het kind, het kind zelf is in aanleg normaal (blz. 25). De oorzaak van het overbeweeglijke kind zit meer in het kind zelf. De meest voorkomende oorzaken zijn: hersenfunctiestoornis, hersenbeschadiging, erfelijkheid of een combinatie van deze drie (blz. 35/36).

Omgaan met overbeweeglijkheid vraagt veel inzet van kind en ouders. Een jongetje van 10 jaar, hij noemt zichzelf Pietje Puk, schrijft in een brief hoe hij tegen zijn probleem aankijkt (blz. 39). Overbeweeglijke kinderen moeten veel incasseren door hun problematiek. Ze krijgen vaak de schuld, ze hebben weinig vriendjes, worden achtergesteld, op school hebben zij vaak aandachts- en concentratieproblemen en de docent kan dat storend en lastig vinden.

Overbeweeglijkheid kan voor ouders spanningen geven in het gezin, onenigheid in het huwelijk, de omgeving zegt dat ze te slap zijn, ze gaan twijfelen of ze wel goede opvoeders zijn. In het begin zijn ouders onzeker en voelen ze zich machteloos en schuldig. Ze vragen zich af: Waarom overkomt dit ons? Wanneer verwarring steeds meer plaatsmaakt voor aanvaarding, vinden ouders moed om aan de slag te gaan. „Als het dan zo is, laten we dan kijken hoe we zo goed mogelijk met hem om kunnen gaan.” (blz. 50)

Handreikingen
„Laat u door alles wat op u afkomt niet van de wijs brengen. U bent degene die uw kind dag in dag uit meemaakt. U weet wat u allemaal al gedaan hebt om de situatie te verbeteren.” Bemoedigende woorden aan een adres dat onder druk staat. Het kind heeft een speciale opvoedingsaanpak nodig. De auteur geeft in hoofdstuk 7 en 8 (tienstappenplan) handreikingen om aan de slag te gaan. Het laatste hoofdstuk eindigt met de plaats van God in deze opvoedingssituatie. Een moeder en een vader vertellen iets over hun ervaringen, hun schuldgevoelens en de vragen die ze hebben aan God.

Ondanks het feit dat er al veel is geschreven over dit onderwerp vind ik dit boek een aanwinst. Een heel plezierig en leerzaam boek. De auteur neemt de hoofdrolspelers serieus en tracht op een open, niet betweterige manier ouders en opvoeders tegemoet te komen met zinvolle adviezen.