Boekrecensie

Titel: Haan zoekt huis met geluk
Auteur: Mariën Hannink (red.)

Voor meer informatie: 030-2948679

Recensie door Jeannette Donkersteeg - 28 april 1999

Troef-reeksschrijvers voorzichtig in beeldspraak

Het leesprobleem van
dove kinderen

Als dove kinderen eenmaal kunnen lezen, kruipen ze vast vaker dan hun leeftijdgenoten met een boek in een hoek, zo denkt de gemiddelde Nederlander. Daarmee zit die Nederlander er flink naast, vindt Mariën Hannink. „Juist kinderen die niet kunnen horen, kampen nogal eens met een gigantisch leesprobleem.” Speciaal voor hen verschijnt daarom de Troef-reeks.

”Haan zoekt huis met geluk” ziet er niet anders uit dan andere prentenboeken. Het bevat veel plaatjes en eenvoudige zinnen. Soms is een woord vervangen door een prentje. Troef-reeksredactielid Mariën Hannink uit Utrecht geeft toe dat de uitgave evengoed voor horende als voor dove kleintjes geschikt is. De andere delen die tot nu toe in de serie verschenen, vallen wel op. Ze zijn voor grotere kinderen bedoeld. Mariën: „Je ziet aan de lay-out al dat het om speciale boeken gaat. De zinnen zijn kort en staan onder elkaar. De auteurs schrijven erg expliciet, terwijl ze toch proberen niet al te uitleggerig bezig te zijn. Het is niet niks voor een schrijver om zich op dove kinderen te richten. Hij moet veel weglaten en veel toevoegen.”

Konijntje
Mariën studeerde begin jaren tachtig algemene taalwetenschappen in Amsterdam. Haar belangstelling voor de leesgewoonten van dove kinderen werd gewekt tijdens de colleges van prof. B. T. Tervoort, die zich enthousiast toonde over gebarentaal. „Pas in die tijd begonnen wetenschappers gebarentaal serieus te nemen. Het werd eindelijk een volwaardige taal. Dat boeide me. Bovendien had ik wat met kinderboeken.”

De Utrechtse kwam als parttime beleidsmedewerkster bij de Nederlandse Federatie van Organisaties van Ouders van Dove Kinderen (Fodok) terecht. Ze probeert daar onder meer speciale boekenlijsten samen te stellen. Mariën: „Een doof kind van 12 jaar heeft behoefte aan eenvoudig taalgebruik. Je zou hem dus een boek voor 7-jarigen kunnen geven. Dat interesseert hem qua thematiek echter niet. Hij wil niet lezen over een konijntje dat wegloopt, maar over een jongen die dol op computers is. Tegelijk mag het verhaal juist van dove kinderen ook weer niet te veel voorkennis vragen. Zij hebben namelijk door hun spreektaalproblemen een grote informatieachterstand.”

Schrijnender
'Idealiter' zou een doof kind dove ouders moeten hebben, weet Mariën Hannink. Het ontwikkelt dan meteen dezelfde communicatiewijze als zijn vader en moeder en kan gemakkelijker contact met hen hebben. Dan nog zal hij twee talen moeten leren –spreektaal en gebarentaal–, maar hij heeft tenminste een behoorlijke basis.

In veel gevallen kunnen de ouders van een kind echter wel horen. Mariën: „Zij moeten eerst accepteren dat hun kind een andere toekomst wacht dan ze zich hadden voorgesteld en dienen ook nog eens zo snel mogelijk gebarentaal te leren. Dat is moeilijk. Het is een totaal andere modaliteit. Voordat deze ouders met hun kind communiceren zoals ik dat met mijn kinderen doe, zijn ze jaren verder. Vervolgens moeten ze hun kind ook nog eens leren welk woord bij welk gebaar hoort en hoe je dat opschrijft. Wij realiseren ons niet hoeveel je als horende terloops oppikt van een gesprek tussen ouders, tussen twee schooljuffrouwen met elkaar, van een radio die aanstaat. Doven missen die informatie en kunnen zich daardoor moeilijker in een boek verplaatsen.”

Volgens Mariën beginnen dove kinderen eerder dan horenden woordjes te herkennen. Ze noemt het des te schrijnender dat de meesten niet verder komen dan het leesniveau van een 9-jarig kind. „De krant en de gebruiksaanwijzing van een nieuwe koelkast liggen daarmee al bijna buiten hun bereik. Een goed boek ook. Ik kan 2 jaar lang Russisch geleerd hebben, maar als ik vervolgens weinig met mensen die die taal spreken in aanraking kom, kan ik Tolstoj en Dostojevski echt niet volgen.” Daardoor zijn doven verstoken van een stuk plezier, inlevingsvermogen, herkenning en ontwikkeling, dat lezen normaalgesproken met zich meebrengt.

Niet bruikbaar
Mariën Hannink: „Fodok probeert al jarenlang boeken te vinden die met name voor oudere kinderen geschikt zijn. Er bestaan best veel gemakkelijke boeken voor probleemlezers. Dyslectische of allochtone kinderen beschikken echter vaker over de voorkennis die doven missen, dus is een groot deel van de boeken die voor hen geschreven werden, voor ons níet bruikbaar. Ook andere kinderboeken die op het eerste gezicht heel eenvoudig lijken –zoals de Kameleon of de Olijke tweeling–, vallen voor ons af.”

Hetzelfde geldt voor veel nieuwe boeken van bijvoorbeeld Zwijsen, een uitgeverij die veel voor de jonge lezers en probleemlezers doet. Een auteurs als Rindert Kromhout maakt vaak taalgrapjes, Jacques Vriens hanteert soms moeilijker taalgebruik, waardoor hun boeken van doven te veel taalkundig inzicht eisen. Daarom is de Troef-reeks in het leven geroepen. Uitgeverij Van Tricht in Twello verzorgt de publicaties. Het Mien van 't Santfonds –dat bepaalde boekenprojecten subsidieert– draagt een steentje bij aan de kosten.

De redactie, voornamelijk werkzaam in het dovenonderwijs, benadert auteurs die mogelijk in staat zijn op het niveau van dove kinderen te schrijven. Selma Noort, René van Harten en Wajira de Weijer hebben inmiddels aan het verzoek voldaan. Momenteel legt de schrijver Anton van der Kolk de laatste hand aan een nieuw deel.

Beeldspraak
„Auteurs vinden het leuk om aan de Troef-reeks mee te werken, maar schrikken er ook voor terug”, is de ervaring van Mariën. „Het gaat om iets wat ze niet kennen. Veel geld levert het natuurlijk niet op, de oplage is klein.” Aan de publicatie gaat een lang traject vooraf. „De auteur schrijft zijn eerste versie. Die komt bij elk lid van de commissie en gaat vervolgens terug naar de auteur. We moeten er vooral veel beeldspraak uithalen of die toelichten.

Kijk, ”een boom van een kerel”, daar kan een kind misschien nog wat mee, maar ”overspoeld door emoties” is echt té figuurlijk taalgebruik. Ook functiewoorden zijn voor doven veel moeilijker te begrijpen. De betekenis van ”in”, ”op” en ”over” hangt vaak af van de context en is een stuk moeilijker dan de betekenis van een woord als ”station”. Als je dit soort dingen niet de hele dag om je heen hoort, wordt je taal gewoon niet scherp genoeg. In de Troef-reeks komen uitdrukking als ”Daar kun je niet van op aan” of ”Daar moet je bij hem niet mee aankomen” niet voor. Evenmin als ”Hoeveel is hij aangekomen?” of ”Hoe laat zal hij aankomen?” Deze constructies lijken heel veel op elkaar en zijn daardoor erg gecompliceerd.

Titels die inmiddels verschenen zijn, luiden onder andere ”Linde pest terug” en ”Mijn vader is een motorduivel”. Of christelijke ouders de Troef-boeken ook in handen van hun kinderen willen geven, is Mariën Hannink niet bekend. „De boeken die tot nu toe verschenen, zijn niet specifiek christelijk. Daarvoor is onze doelgroep te beperkt.”